Woordstudie - Deel 3: Verzoening

Woordstudie

Deel 3: Verzoening

'Wij hebben de verzoening' zingen we in een bekend lied. Verzoening wil zeggen dat er een einde gekomen is aan een vijandelijke situatie tussen twee partijen.

De Bijbel leert dat de mens van nature een vijand is van God en wel vanwege de zonde. Romeinen 5 geeft in de verzen 6, 8 en 10 drie omschrijvingen van de natuurlijke mens: een goddeloze, een zondaar en een vijand. Maar als gelovigen mogen we zeggen (en zingen): 'Wij hebben de verzoening'. Romeinen 5:11 zegt: "... de Here Jezus [Christus], door Wie wij nu de verzoening ontvangen hebben."

Verzoening vanuit het Oude Testament

Vanuit het Oude Testament komt verzoenen vooral naar voren als bedekken. Dit is dan ook de betekenis van het Hebreeuwse woord kaphar. Het komt voor het eerst voor in Genesis 6:14, waar we in verband met de bouw van de ark lezen: "... met vakken zult gij de ark maken en haar van binnen en buiten met pek bestrijken." Dit bestrijken is letterlijk: bepekken (zie de Statenvertaling). Hoewel enkele kenners van het Hebreeuws betwijfelen of we bij dit kaphar in Genesis 6:14 moeten denken aan het kaphar, dat later in verband met de verzoening van zonden gebruikt wordt, zijn de overeenkomsten opmerkelijk. Ten eerste is het hetzelfde Hebreeuwse woord en ten tweede wordt er iets bedekt. Verreweg de meeste keren dat kaphar in het Oude Testament wordt gebruikt, is dat in verband met de verzoening (= bedekking) van zonden.
De Grote Verzoendag was de enige dag in het jaar waarop de hogepriester het Heilige der heiligen in mocht. De Hebreeuwse naam voor deze dag is Yom Kippoer (u herkent daarin het woord kaphar); eigenlijk: Yom Kippoeriem, de dag der verzoeningen / bedekkingen. Veel over wat de Here verlangde van de hogepriester vinden we in Leviticus 16. Vers 2 zegt: "De HERE nu zeide tot Mozes: Spreek tot uw broeder Aäron, dat hij niet te allen tijde kome in het heiligdom binnen het voorhangsel voor het verzoendeksel (= kapporèth) dat op de ark ligt, opdat hij niet sterve; want in de wolk verschijn Ik boven het verzoendeksel."
Hier zien we dat deze Heilige plaats niet zomaar dag in dag uit mocht worden betreden. Alleen op Yom Kippoer mocht hij naar binnen om verzoening te doen voor zichzelf en zijn huis (vs. 6, 11) en voor het volk: "Dan zal hij de bok van het zondoffer, voor het volk bestemd, slachten en zijn bloed naar binnen, achter het voorhangsel brengen, en met dat bloed doen, zoals hij met het bloed van de stier gedaan heeft: hij zal het op het verzoendeksel en vóór het verzoendeksel sprenkelen. Zo zal hij verzoening doen over het heiligdom om de onreinheden der Israëlieten en om hun overtredingen in al hun zonden; aldus zal hij doen met de tent der samenkomst, die bij hen verblijf houdt te midden van hun onreinheden." (vs. 15 en 16) Vooral dit laatste vers brengt de verzoening in verband met de gedane overtredingen in hun zonden en hun onreinheden. In vers 30 staat: "Want op deze dag zal over u verzoening gedaan worden, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij gereinigd worden voor het aangezicht des HEREN."

De tegenhanger van kaphar in het Nieuwe Testament

In dit alles zien we een prachtig beeld van de Hogepriester, Jezus Christus, Die verzoening heeft gedaan voor de zonden van Zijn volk. Hij is "niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met Zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf." (Hebr. 9:12) Dit heiligdom is de hemel zelf (Hebr. 9:24). Dit alles om de "zonden van het volk te verzoenen." (Hebr. 2:17) We zien in dit vers dat de Here Hogepriester is ten behoeve van Zijn volk, dat in Hebreeën 2 op zevenvoudige wijze wordt omschreven:

  1. zonen (vs. 10)
  2. zij, die geheiligd worden (vs. 11)
  3. broeders (vs. 11, 12 en 17)
  4. gemeente (vs. 12)
  5. kinderen (vs. 13 en 14)
  6. nageslacht van Abraham (vs. 16)
  7. volk (vs. 17)

In de eerste plaats zijn hún zonden verzoend door het werk van de Here Jezus Christus. Het Griekse woord dat we in Hebreeën 2:17 voor verzoening vinden, is hilaskomai. Johannes gebruikt het hiervan afgeleide verzoening in zijn eerste brief: "... en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld." (hfdst. 2:2) Ook Johannes gaat ervan uit dat de verzoening ten eerste voor Israël plaatsvond. Als apostel voor de besnijdenis (Gal. 2:9) bedoelt hij met 'ons': de besnedenen.

In het volgende overzichtje ziet u de plaatsen waar dit verzoenen voorkomt:

hilaskomai Lucas 18:13
Hebreeën 2:17
genadig zijn
verzoenen
hilasmos 1 Johannes 2:2
1 Johannes 4:10
verzoening
verzoening
hilasteerion Romeinen 3:25
Hebreeën 9:5
zoenmiddel
verzoendeksel

Wanneer u de betreffende teksten nog eens in hun verband doorneemt, ziet u dat dit woord in het verlengde ligt van het Oudtestamentische kaphar. Met name de tekst uit Romeinen 3:25 wijst op overduidelijke wijze naar de Here Jezus, Die als zoenmiddel voorgesteld is door de Vader. God heeft Hem vóór elk ander offer geplaatst, als het Offer. Hij is "het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt." (Joh. 1:29) Dit wegnemen wordt op andere plaatsen vertaald met dragen en opnemen (zie bijv. Marc. 2:3 en 9).

Nog een woord voor verzoenen in het N.T. - Het Lam Gods - Compleet en volkomen veranderd.

Nog een woord voor verzoenen in het Nieuwe Testament

Nu komen we in het Nieuwe Testament in meer teksten de woorden verzoenen en verzoening tegen dan in de Schriftplaatsen die hiervoor genoemd zijn. Dit zijn vertalingen van het andere Nieuwtestamentische woord voor verzoenen. De grondbetekenis van dit woord is veranderen. Daarmee wordt de verzoening in het Nieuwe Testament dus aangegeven door middel van twee woorden. Het ene ligt in de lijn van het bedekken (kaphar), het andere heeft de betekenis van veranderen.

De grondvorm van dit woord is het Griekse allassoo. Dit komt voor in de volgende teksten:

  • Handelingen 6:14
  • Romeinen 1:23
  • 1 Korintiërs 15:51 en 52
  • Galaten 4:20
  • Hebreeën 1:12

We lichten de tekst van Romeinen 1 eruit: "Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren." (vs. 22 en 23)
Vervangen is hier de vertaling van allassoo, dat in de Statenvertaling in deze tekst met veranderen wordt weergegeven. Letterlijk staat er: "... zij veranderden de heerlijkheid van de onvergankelijke God in de gelijkenis van een beeld van de vergankelijke mens ..." In zijn dwaasheid heeft de mens zijn Godsbeeld veranderd. Het is duidelijk dat deze verandering moet worden opgevat in de zin van vervanging. Maar niet zomaar vervanging waarbij het ene in de plaats van het andere komt, maar waarbij - in dit geval - de gelijkenis van een beeld van een vergankelijk mens voortaan als de heerlijkheid van de onvergankelijke God gezien wordt. Met andere woorden: in zijn dwaasheid beweert de vergankelijke mens de onvergankelijke God te zijn!

Dit woord voor veranderen nu, is de ene bouwsteen van dat andere Griekse woord voor verzoenen: katalassoo. U ziet: het is een samentrekking van twee woorden, te weten kata en allassoo. Kata is een voorzetsel, dat in een dergelijke combinatie een intensiverende betekenis heeft. Het maakt dat er niet zomaar iets veranderd is, maar dat iets compleet veranderd is. Bovendien betekent kata als voorzetsel: in overeenstemming met, naar beneden, tegen. Dit katallassoo komt zesmaal voor en wordt telkens vertaald met verzoenen:

  • Romeinen 5:10 (2x)
  • 1 Korintiërs 7:11
  • 2 Korintiërs 5:18, 19 en 20

Het hiervan afgeleide zelfstandig naamwoord verzoening komt voor in:

  • Romeinen 5:11 en 11:15
  • 2 Korintiërs 5:18 en 19

De betekenis is: compleet veranderen, of: veranderen in overeenstemming met.

Het Lam Gods

Zoals we in de inleiding al schreven, geeft verzoening aan dat er een einde is gekomen aan de vijandelijke situatie tussen twee partijen. Wanneer we dit op de verhouding tussen God en de mens betrekken, zien we dat daar verzoening in de zin van wegneming-van-zonden voor nodig is. Maar de verzoening van God gaat (nog) verder: Na - en eigenlijk door - het wegnemen van de zonde, verandert God degene die verzoend wordt volkomen en brengt hem in overeenstemming met Zijn heiligheid. Het gaat daarbij echt om een volkomen nieuwe positie, die we als gelovigen ontvangen door de plaatsvervangende verzoening van de Here Jezus Christus. Een belangrijke tekst in dit verband is 2 Korintiërs 5:18 en 19: "En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft, welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld (kosmos) met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd."
In het laatste vers staat dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was. De letterlijke betekenis meenemend, zou je kunnen zeggen dat God in Christus de wereld compleet veranderde in overeenstemming met Zichzelf.
Is dat nu inderdaad gebeurd? En zo ja, hoe vond die verandering dan plaats? Dat het gebeurd is, mag duidelijk zijn, want het staat immers zo in de Schrift! Het antwoord op de vraag 'Hoe is dat dan gebeurd?', bepaalt ons bij het diepe heilsgeheim van het offer van de Here Jezus Christus.
God veranderde de wereld, door Zijn Zoon zodanig te veranderen dat Deze gelijkvormig werd aan het karakter van de wereld: "Hem, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem." (2 Korintiërs 5:21) God maakte Zijn Zoon tot zonde, waarmee Hij gelijk werd aan dat wat de wereld kenmerkt... Hoewel in 2 Korintiërs 5 het 'verzoenwoord' met de grondbetekenis van veranderen gebruikt wordt, komt hier dat andere, meer Oudtestamentische aspect van de verzoening ook (weer) naar voren. In Leviticus 16 staat: "... en Aäron zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de ongerechtigheden der Israëlieten en al hun overtredingen in al hun zonden, belijden; hij zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen." (vs. 21)
Door zijn handen op de kop van de bok te leggen, maakte de hogepriester zich als het ware één met het dier en kreeg het dier deel aan de ongerechtigheden van de Israëlieten. Hun zonde werd de zonde van de bok.
Zodoende: 'Zie, het Lam Gods ...'. In tegenstelling tot de offerdieren kon Hij een eeuwige verlossing bewerken: "Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen; ook niet om Zichzelf dikwijls te offeren, gelijk de hogepriester jaarlijks met ander bloed dan het zijne in het heiligdom gaat, want dan had Hij dikwijls moeten lijden sinds de grondlegging der wereld; maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door Zijn offer de zonde weg te doen." (Hebr. 9:24-26) Christus ging als Hogepriester het hemels Heiligdom in met het bloed van het offer, dat Hij Zelf had gebracht, ja dat Hijzelf was.

Compleet en volkomen veranderd

Het Nieuwtestamentische woord voor verzoenen met de betekenis in zich van veranderen, kent een nog sterkere vorm: apokatallassoo; dit komt driemaal voor. Dit woord laat nog een voorzetsel vóór katallassoo zien: apo. Dit betekent vanaf, maar geeft in samengestelde vorm (zoals hier) ook een versterkende betekenis aan het grondwoord (veranderen, allassoo). Hierdoor wordt de betekenis van dit woord: totaal en compleet veranderen of (iets) veranderen vanaf (een bepaalde plek) in overeenstemming met (een nieuwe positie).
We zouden mogen zeggen, dat met dit woord verzoenen in de overtreffende trap wordt bedoeld. Het is wederom de apostel Paulus die dit woord gebruikt.
De opmerkzame lezer zal bemerkt hebben dat de schriftplaatsen waar katallassoo voorkomt alle van Paulus zijn (uit zijn vroege brieven). Dit sterkere woord voor verzoenen, apokatallassoo, wordt ook alleen door Paulus gebruikt en wel in zijn late brieven. U vindt de teksten in Efeziërs 2:16 en Kolossenzen 1:20 en 21. De N.B.G.-vertaling geeft het dan weer als: ‘weder verzoenen’.
Efeziërs 2 laat zien dat er vrede (Christus Zelf, vs. 14) is gekomen tussen Joden en heidenen ten opzichte van de vroegere vijandschap die er was door de wet. Uit die beide groepen heeft de Here genomen om zo de "twee tot één lichaam verbonden weder met God te verzoenen door het kruis ..." (vs. 16). In principe heeft God zelfs alle dingen (dat wil zeggen: dat wat op aarde is en wat in de hemelen is) met Zich verzoend door het kruis, zegt de apostel in Kolossenzen 1:20 en wij hebben daar als lichaam van Christus nu reeds deel aan indien wij ons niet af laten brengen van de hoop van het evangelie (...) waarvan Paulus een dienaar geworden is (Kol. 1:21-23).

Inderdaad: wij waren eertijds vervreemd en vijandig gezind, maar mogen nu op grond van het bloed "Zijns kruises" leven in een volkomen en complete verzoening. Hij heeft ons vanaf onze lage positie compleet veranderd in overeenstemming met Zijn verhoogde positie. Wij hebben de verzoening in een machtige Heiland. Hij is onze hulde zo waard!

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'