De aanstelling van Petrus in de dienst van God

De aanstelling van Petrus in de dienst van God

‘Op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen’ Met de belofte, dat Hij Zijn gemeente zal bouwen sluit de Here Jezus aan bij de verwachting van het volk Israël, dat het Koninkrijk openbaar zou worden als de Messias komt.

Mattheüs 16:13-20
13 "Toen Jezus in de omgeving van Caesarea Filippi gekomen was, vroeg Hij Zijn discipelen en zeide: Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is?
14 En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Jeremia, of één der profeten.
15 Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben?
16 Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!
17 Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, die in de hemelen is.
18 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik Mijn Gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen.
19 Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.
20 Toen verbood Hij met nadruk Zijn discipelen aan iemand te zeggen: Hij is de Christus"

De Here begint in dit gedeelte dus met de vraag: "Wie zeggen de mensen, dat de Zoon des mensen is?" Er komen verschillende antwoorden. Petrus geeft het enig juiste antwoord: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!" (:16) De Zoon des mensen is dus tevens de Zoon van God. Ofwel: de Messias is God, geopenbaard in het vlees.
Opmerkelijk is de reactie van de Here Jezus: "Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is." De Heer noemt Petrus hier: Simon Barjona, d.i. zoon van Jona. 'Simon' betekent: horende (met aanneming), dus: horen en gehoorzamen.
In Romeinen 10:16-17 lezen wij: "Maar niet allen hebben aan het Evangelie gehoor gegeven. Want Jesaja zegt: Here, wie heeft geloofd wat hij van ons hoorde? Zo is dan het geloof uit het het horen, en het horen door het Woord van Christus."
'Jona' betekent: duif (dus: Simon, zoon van een/de duif). De duif doet ons denken aan het begin van de openbare bediening van de Here Jezus: de doop in de Jordaan, waarvan Johannes de Doper getuigde: <"Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem." (Joh. 1:32)
Om kort te gaan, het gaat hier dus om de combinatie van het (horen van het) Woord en de Heilige Geest. Petrus heeft het Woord van Christus gehoord (en geloofd) en door de Geest verstaan, dat Hij de Christus is, de Zoon van God. De Here Jezus omschrijft dat als een openbaring (onthulling) van de Vader in de hemelen.
Vervolgens zegt de Here Jezus: "...op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen..." Deze 'rots' is uiteraard de Christus Zelf. Hij is, zoals Petrus later in zijn eerste brief ook aanhaalt, de kostbare hoeksteen, het fundament van het huis, de gemeente... De algemene gedachte is, dat de Heer hier doelt op de Gemeente, het Lichaam van Christus, zoals die later door Paulus wordt beschreven. Nu is het zo, dat elk bouwwerk van God Christus als fundament heeft, zoals Paulus bevestigt in Efe. 2:21.
De Gemeente, nader aangeduid als het Lichaam van Christus, heeft haar fundament in Christus, evenals haar ontstaan, bestaan en toekomst. Maar we moeten goed bedenken, dat het woord 'gemeente' in de Bijbel een veel bredere betekenis heeft. Anders gezegd: er zijn meerdere groepen van mensen, die samen als 'gemeente' worden aangeduid.

Koninkrijk

De uitspraken van de Here Jezus in Mattheüs 16 staan in verband met de proclamatie van het Koninkrijk der hemelen. Het ‘Koninkrijk der hemelen’ is een uitdrukking die alleen in het Mattheüs-evangelie voorkomt en wijst op het langverwachte en door de profeten verkondigde Rijk. Het is vooral Mattheüs die vele details geeft omtrent de gang van zaken in en om dit Koninkrijk, dat op aarde geopenbaard zou worden en waarin Israël de voornaamste plaats heeft. Hij sluit daarmee aan bij de verwachting die velen van het volk destijds hadden: als de Messias komt wordt het Koninkrijk der hemelen op aarde gevestigd (vgl. ook Luk. 19:11, Luk. 24:21, Hand. 1:6).
Het onderwijs van de Here Jezus (die een "dienaar der besnedenen" was, zie Matt. 15:24, Rom. 15:8) stond geheel in het teken van de (naderende) komst van het Koninkrijk. Voor Zijn prediking geldt hetzelfde.

Het is interessant om te zien, dat in het Mattheüs-evangelie vier markante punten zijn aan te wijzen, waarbij de boodschap van het Koninkrijk nader wordt geprecisieerd 1):

  1. HET KONINKRIJK (vanaf hs. 4:17)
    Aangeboden door de Koning Zelf aan het volk Israël
  2. DE PERSOON (vanaf hs. 11:28)
    De Zachtmoedige en Nederige; uitnodiging tot individueel discipelschap
  3. DE GEMEENTE (vanaf hs. 16:17)
    Hier begint de Here te spreken over het Kruis
  4. HET EVANGELIE (hs. 28:16-20)
    Heil voor alle volkeren door de gekruisigde en opgestane Heer

Ad. 1) HET KONINKRIJK (vanaf hs. 4:17)
Aangeboden door de Koning Zelf aan het volk Israël

In hoofdstuk 4:17 lezen wij: "Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen".
Nadat Johannes de Doper Hem was voorgegaan als de koninklijke heraut en wegbereider (Matt. 3:1-3) ging nu de Koning Zelf aan de slag. Hij predikte het Koninkrijk, waarnaar het Joodse volk zovele eeuwen had uitgekeken. De volgende hoofdstukken van Mattheüs spreken uitvoerig over dit Koninkrijk en alles wat erbij hoort.
In het 10e hoofdstuk stuurt Hij Zijn discipelen erop uit, nadat Hij hen uitvoerig heeft onderwezen in de 'grondwet' van het Koninkrijk in de bekende Bergrede. De discipelen (bij die gelegenheid voor het eerst apostelen genoemd) ontvingen volmacht van de Heer en kregen dezelfde boodschap mee: "Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen." (Matt. 10:7)

>Ad. 2) DE PERSOON (vanaf hs. 11:28)
De Zachtmoedige en Nederige; uitnodiging tot individueel discipelschap

Lag tot nu toe de nadruk op de prediking van het Koninkrijk zelf, in hoofdstuk 11:25 e.v. komt de Persoon van de Koning duidelijk in beeld: "Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen...".
Mag het Koninkrijk gezien worden als de 'sabbat', de Here Jezus verklaart in Matt.12:8, dat de Zoon des mensen Heer is over de sabbat 2).
Vervolgens haalt Mattheüs de profetie van Jesaja 42:1-4 aan, waarin hij spreekt over de Knecht des HEREN en daarna wordt het Koninkrijk van de waarachtige Koning gesteld tegenover het rijk van de tegenstander. De uitnemendheid van Zijn Persoon wordt nog onderstreept door Zijn superioriteit:

Matt. 12:41"...en zie, meer dan Jona is hier".

Matt. 12:42"...en zie, meer dan Salomo is hier".

Ad. 3) DE GEMEENTE (vanaf hs. 16:17)
Hier begint de Here te spreken over het Kruis.
Na de Persoon van de Koning komen nu de personen aan bod voor wie het Koninkrijk is beschikt: de discipelen (dit zijn niet alleen de Twaalven, maar allen, die zich aan de Koning onderwerpen). Als de Here Jezus in dit verband spreekt over het bouwen van Zijn Gemeente, dan doet Hij dat als de Zoon des mensen, die de Koning van het Koninkrijk der hemelen is. Degenen tot wie en over wie Hij spreekt zijn dus gelovigen, wier roeping en bestemming ligt in (of in ieder geval zeer nauw verbonden is met) het Koninkrijk der hemelen en de openbaring daarvan op aarde. Het zijn degenen die op de prediking van het Koninkrijk zijn ingegaan (of in de toekomst: zullen ingaan) en door geloof in de Messias delen in Zijn Rijk. Dat zij hier samen als Gemeente worden aangeduid is volstrekt legitiem, want het woord 'ekklesia' betekent: uitgeroepenen. Het gaat dus om een verzameling (of: vergadering) van uitgeroepenen 3).
De Heer zegt: "...op deze petra zal Ik Mijn Gemeente bouwen..." Om de (uit)geroepenen hun plaats in het Koninkrijk te (kunnen) geven moest Hij eerst het verlossingswerk volbrengen. Vandaar dat de Heer daar in Mattheüs 16:21 e.v. over begint te spreken: "Van toen aan begon Jezus Christus Zijn discipelen te tonen, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden van de zijde der oudsten en overpriesters en Schriftgeleerden en gedood worden en ten derden dage opgewekt worden." De 'bouwlieden' zouden de Steen afkeuren, maar God zou Hem -door Zijn dood en opstanding- tot een kostbare hoeksteen maken, de Rots die niet wankelt!

De verheerlijking op de berg

Opmerkelijk is dan de aankondiging, dat sommige van de discipelen Hem, als de Zoon des mensen, zouden zien in Zijn koninklijke waardigheid (Matt. 16:28), hetgeen zes dagen later z'n beslag kreeg. De drie vooraanstaande mannen in de kring der apostelen, Petrus, Jakobus en Johannes, zijn getuige van een wonderbare metamorfose. Zij mochten een (profetische) blik slaan in de toekomstige verheerlijking van de Zoon des mensen, zoals die in het Koninkrijk werkelijkheid zal worden. Eigenlijk zien we hier een miniatuur van de toekomst!
Wij zien allereerst de Zoon des mensen in verheerlijkte gestalte (:2). Hij is de Koning der koningen en de Here der heren, waar ook het boek Openbaring over spreekt. In Mattheüs 24:30 zegt de Here Jezus over Zijn toekomst: "...en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid."
Dan zien we Mozes en Elia verschijnen. We zouden hen kunnen typeren als getuigen van de Wet en de Profeten enerzijds, en als vertegenwoordigers van de Oudtestamentische gelovigen anderzijds.
Tenslotte zien we de drie apostelen als vertegenwoordigers van het (gelovig overblijfsel van het) volk Israël.

Ad. 4) HET EVANGELIE (hs. 28:16-20)
Heil voor alle volkeren door de gekruisigde en opgestane Heer.
Na het verslag van het volbrachte werk besluit Mattheüs zijn beschrijving met de -bekende- woorden van de Here Jezus: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u tot aan de voleinding der wereld." (Matt. 28:18-19)

God is vandaag niet bezig 'al de volken' tot discipelschap te brengen

Het mag duidelijk zijn, dat de Here Jezus hier niet spreekt over Gods plan in deze tijd, waarin God bezig is de Gemeente, het Lichaam van Christus, uit te roepen en te formeren. Deze Gemeente is een verzameling van (gelovige) mensen uit alle volkeren, bestemd om straks in de hemel (daar waar Christus is) geopenbaard te worden in heerlijkheid. God is vandaag niet bezig "al de volken" tot discipelschap (= onderwerping, navolging) te brengen. Als dat de bedoeling was zou er in bijna 20 eeuwen bitter weinig van terechtgekomen zijn!
Nee, de Here Jezus spreekt hier over de dingen die verband houden met de "voleinding der wereld" 4), waarover Hij ook reeds in Mattheüs 13 en 24 gesproken had.

Sleutels van het Koninkrijk der hemelen

Als we nu teruggaan naar Mattheüs 16 dan lezen wij in vers 19 een belangrijke verklaring van de Here Jezus, die alles te maken heeft met de aanstelling van de apostel Petrus (en de Twaalven) in de dienst van God: "Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen." (vgl. Matt. 18:18 en Joh. 20:23)
Ook hier zegt de Here: "Ik zal..." Om de sleutels te (kunnen) ontvangen moest de Here Jezus eveneens eerst het verlossingswerk volbrengen. Feitelijk zullen deze sleutels gebruikt (gaan) worden als het Koninkrijk der hemelen daadwerkelijk wordt geopenbaard. Vele uitleggers hebben deze woorden toegepast op Petrus' activiteiten in de Handelingen-periode, waarbij hij de toegang tot het Koninkrijk verschafte aan Joden (Hand. 2) en heidenen (Hand. 10). Op zich geen vreemde gedachte als we bedenken, dat het boek Handelingen een beschrijving is van de voortgang van de prediking van het Koninkrijk in het kader van het Nieuwe Verbond 5).
Het werk van God in het kader van het Nieuwe Verbond is echter afgebroken met en na de (tijdelijke) terzijdezetting van Israël als volk (denk aan de bekendmaking van Paulus in Hand. 28:28), en wacht op de voleinding in de toekomst.
Het optreden van Petrus (als voorman van 'De Twaalven') tijdens de Handelingen-periode is dan ook een voorafschaduwing van wat in de toekomst volledig werkelijkheid zal worden: de verkondiging én oprichting van het Koninkrijk, met alles wat daar bij hoort. Zoals bijvoorbeeld deze 'sleutels'. Als wij ons de vraag stellen wat de taak van Petrus en de andere elf apostelen in de toekomst is, dan vinden wij het antwoord in de Bijbel!
In Lucas 22, vers 29 e.v. zegt de Here Jezus: "En Ik beschik u het Koninkrijk (let wel, niet: de Gemeente!) gelijk Mijn Vader het Mij beschikt heeft, opdat gij aan Mijn tafel eet en drinkt in Mijn Koninkrijk. En gij zult zitten op twaalf tronen om de twaalf stammen Israëls te richten."
Uit vergelijking met Mattheüs 19:28 mag blijken, dat dit plaats zal vinden in de toekomst als Israël hersteld wordt.

Dit is dus de bestemming die God in Zijn plan gegeven heeft aan de Twaalven, de groep apostelen, die hun bediening hebben ontvangen in het kader van Gods handelen met Israël en het Koninkrijk. Als wij dat tot ons door laten dringen zullen wij ook verstaan, dat Petrus en de zijnen grote volmacht zullen hebben, zoals het binden en ontbinden. Al deze dingen toe te passen op de huidige situatie met betrekking tot Gods handelen met de Gemeente, het Lichaam van Christus, is m.i. niet in overeenstemming met Gods bedoeling en leidt tot verwarring en onjuist Schriftgebruik. Wij moeten de Bijbel lezen vanuit heilshistorisch gezichtspunt en oog hebben voor het onderscheid der tijden en de Bijbelwoorden en -gedeelten die daarop van toepassing zijn.
Als de Here Jezus hen verzekerd heeft van een hoge positie in het Koninkrijk, dat straks geopenbaard zal worden, wendt Hij Zich tot Petrus: "Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen." (vs. 31,32)

Het woord 'bekering' komt hier van het Griekse 'epistrofe', dat betekent: 'tot een ommekeer komen/ brengen'. Dit is een ander woord dan het Griekse 'metanoia', dat ook met 'bekering' vertaald wordt en wijst op een 'verandering in/ van denken'.
Wat de Here met deze opmerking bedoelt valt af te leiden uit de reactie van Petrus in vers 33: "Hij zeide tot Hem: Here, met U ben Ik bereid ook gevangenis en dood in te gaan!"
Petrus meende nog altijd sterk te zijn in eigen kracht. Hij was vol liefde voor de Heer, maar had kennelijk nog geen of niet voldoende oog voor de noodzaak vol te zijn met de liefde van de Heer.
De bevestiging van deze gedachte vinden wij in het antwoord van de Heiland: "Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult geloochend hebben, dat gij Mij kent." (vs. 34)

Tenslotte

Ik geloof, beste lezer(es), dat dit voor ons heel herkenbaar is, nietwaar? Is niet de grootste les in ons leven, dat we afleren te vertrouwen op eigen kracht en volledig te zien op de Here Jezus? De Spreukendichter zei al: "Vertrouw op de HERE met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet." (Spr. 3:5)
En wat hebben wij het daar soms moeilijk mee. Soms zingen wij dat prachtige lied: 'Heer! Gij zijt mijn eeuwig erfdeel, meer dan 't leven zijt Gij mij', en dan het koor: '...alles, alles wil ik lijden, mag 'k slechts wand'len aan Uw zij'. Ja, je kunt het soms zo gemakkelijk zingen, maar is het praktijk? We zouden dan misschien wel alles willen lijden (hoewel ik daar ook zo m'n vraagtekens bij heb!), maar zouden wij dat überhaupt kunnen?
Lijden met Christus of omwille van Christus, dat kan een mens niet in eigen kracht. Het minst haalbare is toch wel wat Paulus zegt: "Ik vermag alle dingen in Hem die mij kracht geeft." (Fil. 4:13) Zonder de Heer en de kracht van Zijn Geest zijn we... nergens!
Dan komen wij niet verder dan menselijke gedachten, die de tegenstander in de kaart kunnen spelen, zoals Petrus in Mattheüs 16:22,23. Of we komen slechts tot overmoedige uitspraken, zoals Petrus hier in Lukas 22:33. Of tot onbesuisde daden, zoals Petrus in Johannes 18:10. Nee, lieve mensen, als wij echt de Heer willen dienen dan hebben wij beslist de leiding en kracht van Zijn heilige Geest nodig. De liefde van God moet ons hart vervullen, zodat we de dingen gaan zien zoals God ze ziet; zodat we ons uitstrekken naar de dienst aan Hem; zodat we het verlangen hebben Zijn wil te volbrengen, ook al kost dat misschien iets, veel of zelfs alles van onszelf.
Niet voor niets zegt de Here Jezus: "Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij."

Voetnoten:

  1. J. Sidlow Baxter, The strategic grasp of the Bible, p. 287 vv.
  2. De uitdrukking "Zoon des mensen" komt 88 keer voor in de Bijbel, waarvan 84 keer in de Evangeliën. Slechts één keer in de brieven, nl. Hebr. 2:6, waar het een citaat is van Psalm 8. De Heer zal als de Zoon des mensen het profetisch visioen van Daniël 7 vervullen, zoals Hij Zelf bevestigde voor de hogepriester (Matt. 26:64).
  3. >Naar mijn inzicht is het niet juist hier ineens de Gemeente, het Lichaam van Christus, in te lezen. Dat is op dat moment nog niet aan de orde. Gods plan met de Gemeente als Lichaam van Christus is verborgen gebleven in God, de Schepper van alle dingen, totdat Hij Zijn raad aan Paulus heeft geopenbaard en door hem bekendgemaakt (zie Efe. 3). Dit Lichaam, waarvan Christus het Hoofd is, heeft een andere roeping en bestemming ontvangen, en is met Christus gesteld boven alle overheid en macht en kracht... etc. (vgl. Efe. 1:22,23).
  4. 'Wereld' is hier de vertaling van het Griekse 'aioon', eeuw. Als deze tegenwoordige eeuw tot een einde komt zal het Evangelie van het Koninkrijk (opnieuw) "in de gehele wereld (Gr. 'oikoumenè' = bewoonde aarde) gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn" (Matt. 24:14). Daarna begint de toekomende wereld/ eeuw, waarin het Koninkrijk geopenbaard zal zijn met de Zoon des mensen als Koning.
  5. In Lucas 22:20 zegt de Here tijdens het Pascha met Zijn discipelen: "...Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt". Hier wijst de Here op de eerste voorwaarde om het Nieuwe Verbond in werking te kunnen laten treden: het moest worden ingewijd met bloed, net als het Oude Verbond (vgl. Hebr. 9:18 e.v.). De tweede voorwaarde was de uitstorting van de Geest (vgl. Jer. 31:33, Ezech. 36:27 e.a.), hetgeen 50 dagen na de opstanding plaatsvond (als voor-vervulling van de eindtijd).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'