De kleine profeten - Deel 12 - De boodschap van de profeet Maleachi

De kleine profeten

Deel 12 - De boodschap van de profeet Maleachi

We zijn nu aanbeland bij de laatste van de twaalf ‘kleine profeten’. Zoals bij alle profeten klinkt ook nu een duidelijke waarschuwing voor ongehoorzaamheid en goddeloosheid. Maar ook de hoopvolle belofte van verlossing en heerlijkheid. En daaruit blijkt maar één ding: God is getrouw, Zijn plannen falen niet!

Boodschapper
De HEERE heeft een boodschap voor Israël, door de dienst (letterlijk: hand) van Maleachi, zo lezen we in het eerste vers. De naam ‘Maleachi’ betekent: Mijn bode, mijn gezant (2:7), mijn engel (3:1). Het is niet helemaal zeker of Maleachi een eigennaam is of een titel van een andere persoon. Sommigen denken bijvoorbeeld aan Ezra als schrijver van het boek. Maar daarover is geen enkele zekerheid, dus we gaan er -met anderen- vanuit dat Maleachi een profeet was, die van Godswege gezonden is om de boodschap aan Israël te verkondigen. Over hem is niets bekend; volgens de overlevering behoort hij met Haggaï en Zacharia tot de vooraanstaande mannen die zijn teruggekeerd uit de Babylonische ballingschap. De tempel is herbouwd (o.l.v. Ezra en Nehemia); de eredienst is weer opgestart, maar nogal vormelijk, de Wet werd niet (strikt) gehouden. Er was sprake van onverschilligheid, zoals we verderop nog zullen zien.
Maleachi’s boodschap is duidelijk en ligt in lijn met die van de andere profeten. Er was sprake van verval op zedelijk, religieus en economisch gebied. Dit vloeide voort uit de afval van Gods wet en inzettingen. Zij die ontrouw waren zouden geoordeeld worden, terwijl de getrouwen zouden worden gespaard en beloond. Zoals altijd ging de waarschuwing gepaard met de onverwrikbare heilsbeloften van God. Want wat Paulus later schreef in Romeinen 3:3 blijft waar: “Wat toch is het geval? Als sommigen ontrouw zijn, zal dan hun ontrouw de trouw van God tenietdoen? Volstrekt niet!” God is getrouw en Zijn plannen falen niet.

Zevenvoudige openbaring
Door het boek heen komt Gods hoedanigheid, Zijn wezen, macht en majesteit, aan de orde:

  1. 1:2 God is de Liefhebbende
  2. 1:6 God is de Vader
  3. 2:10 God is de Schepper
  4. 2:14 God is de Getuige
  5. 3:10 God is de Beloner van de getrouwen
  6. 4:1 God is de Rechter
  7. 4:4 God is de Verlosser

1. God is de Liefhebbende
Dit blijkt uit de eerste woorden, in vers 2: “Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE.” Zijn liefde is o.a. gebleken uit Zijn verkiezing van Israël als Zijn (eigen) volk. En de lijn van die verkiezing liep door de jaren heen door de generaties van erfgenamen die Hij Zelf heeft aangesteld: “Toch heb Ik Jakob liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.” Hij heeft Abraham destijds geroepen uit de volken en hem uit Ur der Chaldeeën in Mesopotamië overgebracht naar het land Kanaän. En hoewel Ismaël de oudste zoon was, werd Izak aangewezen als de erfgenaam. En Izaks oudste zoon, Ezau, werd door de HEERE ‘gehaat’ (lees: achtergesteld), en de tweede zoon, Jakob, werd op de eerste plaats gezet. En zo gaat het verder. De lijn van het erfgenaamschap is terug te vinden in de geslachtsregisters, zoals beschreven in Mattheüs 1 en Lukas 3.
Uit Jakob is, via de twaalf stamvaders, het volk Israël geboren. Met dat volk sloot de HEERE een verbond, dat (ook) gezien wordt als een huwelijk. De HEERE verklaarde Israël Zijn liefde en zou er alles aan doen om het een bijzondere plaats te geven te midden van de volkeren. Die liefde heeft er zelfs toe geleid dat Hij Zijn Zoon, naar het vlees de laatste erfgenaam, gegeven heeft om de weg te bereiden tot de vervulling van Gods beloften en Israël te maken tot het “hoofd der volkeren” (Jer. 31:7).

2. God is de Vader
Voortvloeiende uit Zijn liefde voor het volk heeft de HEERE Zich als een Vader over hen ontfermt. Het begrip ‘Vader’ wijst op oorsprong. Hij heeft Israël tot aanzijn geroepen en beschouwt het volk als Zijn ‘zoon’. Via de profeet Hosea sprak de HEERE: “Toen Israël een kind was, had ik hem lief, en uit Egypte heb ik Mijn zoon geroepen” (Hos. 11:1). En: “Ik trok hen met menselijke touwen, met koorden van liefde” (vs. 4).
Nadat het verbond gesloten was in de woestijn en nog vóórdat het volk het land Kanaän binnenging, sprak Mozes al deze (profetische) woorden: “De Rots Die u verwekt heeft, hebt u veronachtzaamd, en u hebt de God Die u gebaard heeft, vergeten” (Deut. 32:18). Het gevolg hiervan wordt pijnlijk duidelijk in reactie van de HEERE op Israëls ongehoorzaamheid en afgoderij, dat zich in de loop van de geschiedenis heeft gemanifesteerd. Mozes vervolgt met: “Toen de HEERE dat zag, verwierp Hij hen, uit toorn tegen Zijn zonen en Zijn dochters. Hij zie: Ik zal Mijn aangezicht voor hen verbergen; Ik zal zien wat hun einde is, want zij zijn een verdorven generatie, kinderen in wie geen enkele trouw is” (vs. 19-20). Telkens heeft de HEERE Zijn ‘kinderen’ opgeroepen -ook door de profeet Maleachi- om Zijn liefde te beantwoorden en Hem te eren, te gehoorzamen, en het verbond te respecteren. Maar het heeft niet mogen baten. Zelfs toen God uit liefde (zie Joh. 3:16) Zijn eigen Zoon zond, werd Hij afgewezen en veroordeeld tot de kruisdood. De rest is geschiedenis. God heeft inderdaad Zijn aangezicht voor hen verborgen (nu al zo’n 2000 jaar) en het wachten is op ‘hun einde’. Dat einde wordt gekenmerkt door benauwdheid enerzijds en verlossing anderzijds (zie Jer. 31:7), want Gods beloften zullen hoe dan ook worden vervuld!

3. God is de Heer van het verbond
Maleachi stelt in hoofdstuk 2: 10 de volgende vraag: “Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouweloos, eenieder tegen zijn broeder, door het verbond met onze vaderen te ontheiligen?”
Ongetwijfeld doelt de profeet op het verbond der Wet, dat God met Israël gesloten heeft in de woestijn. In hoofdstuk 2 gaat het echter vooral over het ‘verbond met Levi’. Dit verbond heeft alles te maken met het verbond tussen de HEERE en Israël, en met de roeping en bestemming van Israël, zoals beschreven in Exodus 19:5-6, namelijk dat Israël bestemd is om een koninkrijk van priesters en heilig volk te zijn. Dit wordt in de toekomst werkelijkheid als het nieuwe Verbond van kracht wordt. Onder het oude Verbond waren de Levieten geheiligd voor de HEERE. Zij waren (i.o.m. betekenis van de naam Levi) nauw verbonden aan de HEERE. Uit de Levieten werden de priesters afgezonderd om de dienst aan de HEERE te verrichten. De priesters en de Levieten moesten het volk ook onderwijzen in de regelgeving van het Verbond (zie Lev. 10:8-11). Maleachi bevestigde dit: “Voorzeker, de lippen van een priester moeten kennis bewaren, uit zijn mond moet men onderwijs in de wet zoeken, want hij is een gezant van de HEERE van de legermachten” (Mal. 2:7). En ook hier is het mis gegaan: “U echter, u bent afgeweken van de weg: velen hebt u door uw onderwijs in de wet doen struikelen. U hebt het verbond met Levi tenietgedaan, zegt de HEERE van de legermachten”(vs. 8).
Gevolg was dat de Heer van het verbond, de Maker van Israël, vergeten werd, zoals we eerder al lazen in Deuteronomium 32:18 (zie ook Hos. 8:14). 

4. God is de Getuige
Wat opvalt in Maleachi’s profetie zijn de vele vragen die worden gesteld. De Heere zegt iets en dan brengt Hij de onwetendheid en/of onverschilligheid van het volk naar voren, door er een vraag aan te koppelen: “Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt u ons liefgehad?” (1:2 - zie ook: 1:6, 7; 2:14, 17; 3:7, 8, 13 en 14).
Moge het volk dan onwetend of onverschillig zijn, de HEERE houdt alles nauwlettend in het oog. Hij is altijd aanwezig en getuige van hun handel en wandel (2:14). En als het oordeel moet komen, zal Hij als getuige ook de aanklager zijn (3:5). De HEERE zegt: “Sinds de dagen van uw vaderen bent u afgeweken van Mijn verordeningen, en hebt u ze niet in acht genomen. Keer terug naar Mij, en Ik zal naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten …” (3:7).
De HEERE heeft het allemaal met eigen ogen gezien en met eigen oren gehoord. Daarom zal het oordeel ook terecht en rechtvaardig zijn. Bovendien let Hij ook op de rechtvaardigen die zich onder het volk bevinden. Mensen die Hem zoeken en eren, en niet mee willen gaan in de afval van hun volksgenoten, ook daarvan is de HEERE op de hoogte en Hij zal hen geenszins uit het oog verliezen.

5. God is de Beloner van de getrouwen
Hoe ver Israël ook afdwaalde, God was er altijd en riep hen door de profeten op om zich te bekeren. Om gehoorzaam te zijn en hun verplichtingen na te komen. In hoofdstuk 3:14 lezen we: “U zegt: God dienen is nutteloos! Wat voor nut heeft het dat wij onze taak ten behoeve van Hem vervullen en dat wij in het zwart gaan voor het aangezicht van de HEERE van de legermachten?”
Tja, de omstandigheden kunnen zodanig vervelend en uitzichtloos zijn, dat het leidt tot een soort neerslachtigheid: waar doen we het allemaal voor?
En dan ligt het gevaar op de loer, dat er naar anderen gekeken wordt die zich niets aantrekken van God en Zijn gebod, en ogenschijnlijk toch een goed leven hebben. Je zou er jaloers van worden: “Welnu, wij prijzen de hoogmoedigen gelukkig: niet alleen worden zij die goddeloosheid doen, opgebouwd, zelfs als zij God beproeven, ontkomen zij” (hs. 3:15). Asaf worstelde ook met dat probleem (zie Ps. 73) en ook de Prediker heeft erover gesproken (zie bijv. Pred. 7:15).
Echter, zij die waarachtig gelovigen en de HEERE kennen, weten wel beter: “Dan spreken zij die de HEERE vrezen, ieder tot zijn naaste: De HEERE slaat er acht op en luistert. Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de HEERE vrezen en wie Zijn Naam hoogachten. En zij zullen voor Mij, zegt de HEERE van de legermachten, op de dag die Ik maken zal, een persoonlijk eigendom zijn. Ik zal hen sparen, zoals een man zijn zoon spaart die hem dient. Dan zult u opnieuw het onderscheid zien tussen een rechtvaardige en een goddeloze, tussen wie God dient en wie Hem niet dient” (Mal. 3:16-18).
Degenen die de HEERE oprecht dienen, zullen op Gods tijd hun beloning ontvangen. Zij zullen gespaard worden in het oordeel.

Goddeloosheid heeft een prijs, getrouwheid geeft een prijs!

Het is in alle tijden, ook de onze, zo dat God de oprechte gelovigen niet uit het oog verliest. En het dienen van de Heere kan moeilijk zijn, offers vragen, en zo meer, maar het zal nooit tevergeefs zijn, zoals Paulus ook schreef aan de Korinthiërs. Als hij een heel hoofdstuk lang gesproken heeft over de opstanding van Christus en de betekenis daarvan voor de gelovigen, eindigt hij met: “Daarom, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Heere, in de wetenschap dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Heere” (1 Kor. 15:58).

In het laatste Bijbelboek, dat handelt over de (toekomstige) Dag des HEEREN, wordt een mooi getuigenis gegeven van de getrouwen in de eindtijd. Ook dan zal het ‘gedenkboek’ er zijn. In de brief aan de engel der gemeente van Filadelfia (= broederliefde) zegt de opgestane en verheerlijkte Heer tegen de getrouwen: “Ik ken uw werken. Zie, Ik heb voor uw ogen een geopende deur gegeven en niemand kan die sluiten, want u hebt weinig kracht en toch hebt u Mijn Woord in acht genomen en Mijn Naam niet verloochend” (Openb. 3:8).

6. God is de Rechter
Die Dag des HEEREN wordt ook genoemd in Maleachi 4: “Want zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En de dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE van de legermachten, Die van hen wortel noch tak zal overlaten.” Hiermee worden we bepaald bij de eindtijd, waarin de geschiedenis van Israël en de volkeren op aarde wordt voleindigd. Het is de grote Dag waarop de Heere zal optreden en alle goddeloosheid zal oordelen, zowel in Israël als onder de heidenvolken. Het boek Openbaring doet daar als sluitstuk van alle oude profeten verslag van. 
God is de rechtvaardige Rechter, Die hart en nieren beproeft, en ieder zal vergelden naar zijn of haar werken: “U bent rechtvaardig, HEERE, en al Uw oordelen zijn juist” (Ps. 119:137). Zijn rechtvaardigheid zal in de eindtijd ook worden erkend (zie Openb. 16:7 en 19:2).
Die oordelen zijn niet alleen een uitoefening van straf, maar hebben ook een louterend en reinigend effect. Zij zullen de gerechtigheid van God tonen en als zodanig een les zijn voor de mensen op aarde. Jesaja schreef destijds: “Met heel mijn ziel verlang ik naar U in de nacht, ja, met mijn geest diep in mij zoek ik U ernstig. Want wanneer Uw oordelen over de aarde komen, leren de bewoners van de wereld wat gerechtigheid is. Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert niet wat gerechtigheid is: in een land van recht bedrijft hij onrecht en de hoogheid van de HEERE ziet hij niet” (Jes. 26: 9 en 10). Welnu, dat laatste is in de afgelopen 2000 jaar van genade duidelijk gebleken. De mens(heid) is verder weg van God dan ooit!

7. God is de Verlosser
Maleachi eindigt zijn profetie met een blijde boodschap. Zoals gezegd zal de goddeloosheid worden bestraft en de goddelozen weggedaan in het oordeel. Voor de godvrezenden, de gelovigen, is er een heel andere boodschap: “Maar voor u die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan en onder Zijn vleugels zal genezing zijn; en u zult naar buiten gaan en dartelen als kalveren uit de stal” (Mal. 4:2).
Terecht wordt het woord ‘Zon’ met een hoofdletter geschreven, want het gaat hier over de komst van de Messias, de Zoon van God, de Heere Jezus Christus. Hij is Degene in Wie en door Wie God de Verlosser is. Door het hele Oude Testament heen wordt Zijn komst aangekondigd. In Maleachi 3:1 zegt de HEERE: “Zie, Ik zend Mijn engel, die de weg voor mij bereiden zal.” Jesaja schreef in hoofdstuk 40, vers 3: “Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereid de weg van de HEERE, maak recht in de wildernis een gebaande weg voor onze God.”
Het zijn teksten die later worden toegepast op Johannes, de doper, die de komst van de Messias aankondigde. In de toekomst zal dit opnieuw gebeuren en dan door de profeet Elia, zoals Maleachi zegt in hoofdstuk 4:5.

De Messias is gekomen, 2000 jaar geleden om het verlossingswerk te volbrengen, en Hij zal (terug)komen om dat werk te voleindigen. Aan het einde van Zijn eerste missie sprak Hij de gedenkwaardige woorden: “Het is volbracht”, en als Hij in de toekomst Zijn werken heeft afgerond, horen we uit Zijn mond: “Het is geschied” (Openb. 21:6).
Dan is de Zon der gerechtigheid opgegaan en maakt Hij alles nieuw. De verlossing is een feit. God heeft Zijn Woord gehouden en al Zijn beloften vervuld!

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'