De kleine profeten - Deel 3 - De boodschap van Amos

De kleine profeten

Deel 3 - De boodschap van Amos

De kleine profeten – deel 3 
In deze serie een korte beschouwing van de twaalf ‘kleine profeten’. Wie waren zij en wat was hun boodschap.

“Op die dag zal Ik oprichten de vervallen hut van David. Zijn scheuren zal Ik

dichtmaken, en wat aan haar is afgebroken, zal Ik oprichten,

Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af …”

Amos 9:11

De profetie van Amos begint met een boodschap van onheil en eindigt, zoals hierboven te lezen is, met een visioen van hoop!

Boer uit Tekoa
De Heere God heeft een bonte verzameling van Bijbelschrijvers gebruikt om Zijn woorden bekend te maken en op te schrijven. Niet alleen kwamen zij uit verschillende gebieden, ook hun sociale status was zeer uiteenlopend. Mozes groeide op aan het hof van Egypte met alle rijkdom die daarbij hoorde. David was hoeder van de schapen en werd later koning van Israël. Jesaja was een notabele en verkeerde ook in koninklijke kringen. En later: Lukas was geneesheer, Paulus werd groot in het Jodendom en was een Farizeeër en Petrus was een visserman uit Galilea. Hoe verschillend ook, zij hadden allen één ding gemeenschappelijk: ze zijn door de Heere geroepen en door de Geest geleid om te doen wat ze moesten doen. God gaf hen kracht en wijsheid om hun missie te volbrengen. Iemand zei eens: ‘Je kunt wel te groot zijn om door God te worden gebruikt, maar nooit te klein’. Saulus van Tarsen was een ‘grote jongen’ binnen het Jodendom van zijn tijd, maar van die grootheid bleef weinig over toen de Heere hem riep voor Zijn dienst (zie Fil. 3:7-8). Hij werd later zelfs ‘Paulus’ genoemd: de kleine (Hand. 13:7 en 9)..

In dit artikel gaat het over Amos. Hij stamt uit een onbekende familie uit Tekoa, gelegen in het bergland van Juda nabij Bethlehem. Hij was veehouder en kweker van de moerbei (1:1 en 7:14), een bijzondere boom (zie artikel in AMEN 153, pag. 24 over ‘De moerbeiboom en de zijderups’).
Amos was geen profeet en was ook niet als zodanig opgeleid, maar zegt zelf: “De HEERE haalde mij echter achter de kudde vandaan en de HEERE zei tegen mij: Ga heen, profeteer tegen Mijn volk Israël!” (7:15). 
Het overkwam hem dus. De Heere riep hem en zond hem vanuit Juda naar het noordelijk rijk van Israël. En hij moest daar een pittige boodschap brengen! De naam ‘Amos’ betekent: Beladene of lastdrager. En ja, hij kreeg een zware last van de HEERE om leiders en volk van Israël de waarheid aan te zeggen en te waarschuwen voor het oordeel van God. Zo werd hij naar Betel gezonden, waar de jaarlijks terugkerende feesten gevierd werden alsof er niets aan de hand was.

Achtergrond
Amos trad op in de dagen van Uzzia, of: Azarja, de koning van Juda, terwijl in het noordelijk rijk, Israël, Jerobeam II aan het bewind was.
Uzzia werd koning op z´n 16e levensjaar en regeerde 52 jaar over Juda in Jeruzalem. De HEERE maakte hem voorspoedig. In die tijd traden ook andere profeten op: Hosea, Jona en Jesaja.
Later bezondigt hij zich (als koning) aan het priesterambt door te offeren op het reukofferaltaar en wordt melaats (2 Kron. 26:16-21).
Specifiek wordt er nog bij gezegd in vers 1 dat het twee jaar vóór de aardbeving was. Deze beving wordt niet beschreven in de Bijbel, maar nog wel een keer vermeld door Zacharia (14:5).
De Joodse historicus Flavius Josephus (AD 37-100) spreekt er wel over:

  • "Eens op een feestdag kleedde deze koning zich met een priesterlijk gewaad en kwam in de tempel om reukwerk te offeren op het gouden altaar. De hogepriester Azaria kwam daarop toelopen, vergezeld van 80 priesters, en zei dat zulks niet geoorloofd was, en dat hij niet verder mocht treden maar terug moest gaan, als hij God door zulk een heilloze daad niet wilde vertoornen. Ozias (Griekse naam voor Uzzia) werd hierom zo vergramd dat hij dreigde de hogepriester en alle andere priesters te zullen doden als ze hem zijn voornemen zouden beletten. Nauwelijks waren deze woorden uit zijn mond, of er ontstond een grote aardbeving, het dak van de tempel opende zich, een straal van de zon sloeg de goddeloze koning in het gezicht, en hij bevond zich op dat ogenblik gans van melaatsheid bedekt. Deze aardbeving scheurde ook vaneen (op een plaats dicht bij de stad Eroge) de berg die naar het westen lag. Waardoor de helft 4 stadiën van daar tegen een andere berg (die zich tegen het oosten strekte) gevoerd werd. Hetwelk de ganse weg verstopte en de tuinen van de koning met aarde bedekte" (Joodse Historiën IX, 10.4).

Deze gebeurtenis wordt door Zacharia vergeleken met wat er in de eindtijd zal plaatsvinden, namelijk dat bij de wederkomst van Christus de Olijfberg middendoor zal splijten en er een vluchtweg ontstaat voor het overblijfsel te Jeruzalem.
In het noorden regeerde koning Jerobeam II over het noordelijke rijk, in de periode van ca. 790-750 v. Christus. Het rijk, Israël genoemd, maakte een bloeiperiode door. Het koninkrijk bereikte veel macht, rijkdom en welvaart, toen het zich uitbreidde naar het noorden, ten koste van Hamat en Damascus, en naar het zuiden, ten koste van Juda. In die periode was Assyrië sterk verzwakt en Syrië in verval. Jerobeam II maakte daar gebruik van om zijn heerschappij uit te breiden, de handel te bevorderen en de rijkdom te vergroten. Er heerste trots en er was overvloed. De rijken hebben hun zomer- en winterverblijven opgesmukt met kostbaar ivoor (3:15), etc. Amos beschrijft het zo: “…u, die op bedden van ivoor ligt, die op uw rustbanken hangt, die lammeren uit het kleinvee eet, kalveren uit het midden van de stal; u, die vrolijk zingt onder het geklank van de luit - zoals David hebben zij voor zich muziekinstrumenten uitgedacht - u, die wijn uit sprengbekkens drinkt en u zalft met de beste olie ,..” (6:4-6). Hun vrouwen, door Amos vergeleken met ‘koeien van Basan’, waren verslaafd aan wijn en genoten van de weelderigheid (4:1). Geen vuiltje aan de lucht ...

Aanklacht
Maar zo rooskleurig was het allemaal niet. Achter de façade van glamour en weelde ging een wereld van ongerechtigheid en corruptie schuil. Amos had de ondankbare taak de donkere werkelijkheid achter de schone schijn te onthullen. De profeet beperkte zich echter niet tot een simpele waarschuwing voor de politieke ommekeer die aanstaande was. Hij drong door in de kwetsbare onderlaag van Israëls maatschappelijke structuur en prikte de illusie door dat alles uitstekend geregeld was. Met de woorden van de HEERE toonde hij aan dat de samenleving gebouwd was op grote onrechtvaardigheden. De welvaart waarop Israël zich liet voorstaan, kwam in feite alleen maar ten goede aan de hoogste kringen van het land. En zulks is God een doorn in het oog!
Bovendien: de godsdienst bloeide te midden van corruptie en onrecht. Amos bevestigde in krachtige bewoordingen Israëls unieke verbond met God; hij gebruikte het echter niet om het volk te roemen, maar om het op zijn verantwoordelijkheden te wijzen. Om die reden sprak hij uit naam van de HEERE: “Alleen u heb Ik gekend uit alle geslachten op de aarde. Daarom zal Ik u vergelden al uw ongerechtigheden” (3:2).
In hoofdstuk 8 wordt de situatie van Israël en de aanklacht indringend beschreven: “Dit heeft de Heere HEERE mij laten zien, en zie: een korf met zomervruchten. Toen zei Hij: Wat ziet u, Amos? Ik zei: Een korf met zomervruchten. Daarop zei de HEERE tegen mij: Het einde is gekomen voor Mijn volk Israël: Ik zal het niet langer voorbijgaan” (vs. 1 en 2); “Hoor dit, u, die de armen vertrapt, en eropuit bent om de zachtmoedigen van het land weg te doen, door te zeggen: Wanneer is de nieuwemaansdag voorbij, zodat wij graan kunnen verkopen? En de sabbat, zodat wij de korenschuren kunnen openen? U maakt de efa kleiner, de sikkel groter, en u bedriegt met valse weegschalen. U koopt de geringen voor geld, en de armen voor een paar schoenen. En u zegt: Wij verkopen het kaf van het koren. De HEERE heeft gezworen bij de trots van Jakob: Nooit zal Ik al hun daden vergeten!” (vs. 4-7).
En dan komt het oordeel: “Op die dag zal het gebeuren, spreekt de Heere HEERE, dat Ik de zon midden op de dag zal laten ondergaan; op klaarlichte dag zal Ik het land duister maken. Ik zal uw feesten in rouw veranderen, al uw liederen in klaagzang; om alle heupen zal Ik een rouwgewaad aanbrengen, elk hoofd zal kaal zijn, omdat Ik het land in rouw dompel als over een enig kind, en wat ervan overblijft zal zijn als een bittere dag”(vs. 9 en 10).
De uitdrukking ‘Op die dag…’ heeft in de eerste plaats betrekking op de dag dat Gods oordeel een paar decennia later zou worden voltrokken, toen de legers van Assyrië binnen vielen en een einde maakten aan het nationale bestaan van Israël. De inwoners werden uit het land weggevoerd en kwamen terecht in ballingschap (rond 722 v. Chr.).
Maar de uitdrukking ziet ook op een ‘dag’, die ook vandaag nog moet aanbreken: de Dag van de HEERE. Amos noemde die dag al in hoofdstuk 5: “Wee hun die verlangend uitzien naar de dag van de HEERE! Wat zal voor u die dag van de HEERE zijn? Duisternis zal hij zijn en geen licht! (vs. 18 en 20). Veel van wat in het verleden gebeurde, was een voorafschaduwing van de eindtijd. Lees bijvoorbeeld maar eens wat Jakobus schreef aan de twaalf stammen, als hij wijst op de komst (Gr. parousia) van de Heere (zie Jak. 2:5-7; 5:1 e.v.).

Hoop
Zoals bij alle andere profeten, spreekt ook Amos niet alleen over oordeel en straf, maar ook over verlossing en heil. Er zal een (gelovig) overblijfsel zijn, dat de grote ommekeer in Israëls geschiedenis zal beleven. Met die hoopvolle boodschap sluit Amos zijn profetie af in hoofdstuk 9.
Het ‘zondige koninkrijk’ (vs. 8) wordt geoordeeld, het goede koninkrijk wordt opgericht: “Op die dag zal Ik oprichten de vervallen hut van David. Zijn scheuren zal Ik dichtmaken, en wat aan haar is afgebroken, zal Ik oprichten, Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af; zodat zij de rest van Edom in bezit zullen nemen, en alle heidenvolken waarover Mijn Naam is uitgeroepen, spreekt de HEERE, Die dit doet” (9:11 en 12).

Het zijn deze woorden van hoop en verwachting die door Jakobus worden aangehaald op het apostelconvent, beschreven in Handelingen 15.

Amos Handelingen
9:11 Op die dag zal Ik oprichten de vervallen hut van David. Zijn scheuren zal Ik dichtmaken,
en wat aan hem is afgebroken, zal Ik oprichten, Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af;
Hierna zal Ik terugkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is afgebroken, weer opbouwen en Ik zal hem weer oprichten, 15:16
9:12 zodat zij de rest van Edom in bezit zullen nemen, en alle heidenvolken waarover Mijn Naam is uitgeroepen, spreekt de HEERE, Die dit doet. opdat de mensen die overgebleven zijn, de Heere zouden zoeken, en alle heidenen over wie Mijn Naam uitgeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet. 15:17

Handelingen 15:14 wordt wel toegepast op de Gemeente, het Lichaam van Christus. Dit is echter onjuist, omdat anders in Amos al gesproken zou worden over wat Paulus later een ´geheimenis´ noemt (Efe. 3). Verwarring is ontstaan door het woordje ´hierna´. Dit woord heeft louter betrekking op wat Amos noemt ´op die dag´ of ´te dien dage´ (SV), en wijst op de eerder genoemde ‘Dag van de HEERE’.
Op die dag zal de Heere terugkeren en het koninkrijk van David herstellen, Amos: ´zodat zij (d.i. het overblijfsel van Israël) de rest van Edom, oftewel: het overblijfsel van de mensen, alle heidenvolken, in bezit zullen nemen (SV: erfelijk zullen bezitten).
In Handelingen zien we daarvan een voorproefje. Heidenen kregen deel aan de zegen van Israël. Daar ging de vergadering in Jeruzalem over (zie Hand. 15:19-21). Maar het werk van God in díe tijd is geëindigd; Israël heeft de Messias afgewezen en is op een zijspoor gezet, tot de tijd van het einde, waarin God de draad van Israëls geschiedenis weer opneemt. In de tussentijd is de Heere bezig met wat in vroeger tijden nooit bekendgemaakt is, de uitroeping van de Gemeente, het Lichaam van Christus (zie Hand. 28:28, Kol. 1:27, Efe. 3, e.a.).

Zoals gezegd: In de toekomst neemt God de draad van Israëls geschiedenis weer op en wat er dan zal gebeuren is geen geheim, want het is door de profeten voorzegt. Ook Amos mocht dat aankondigen. Hij sluit er zijn profetie mee af (9:13-15):

  • “Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat de ploeger de maaier zal ontmoeten en de druiventreder de zaaier, en dat de bergen zullen druipen van jonge wijn en al de heuvels doordrenkt zullen worden. Ik zal een omkeer brengen in de gevangenschap van Mijn volk Israël. Zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen, zij zullen wijngaarden planten en de wijn ervan drinken, zij zullen tuinen aanleggen en de vrucht ervan eten. Ik zal hen in hun land planten, en zij zullen nooit meer weggerukt worden uit hun land, dat Ik aan hen gegeven heb, zegt de HEERE, uw God.”

Dit herstel van land en volk, na een periode van oordeel en (grote) verdrukking, leidt uiteindelijk tot zegen voor alle volkeren der aarde, zoals Jesaja eerder al gezegd heeft: ” In de dagen die komen zal Jakob wortel schieten, Israël zal bloeien en groeien en zij zullen het wereldoppervlak met vruchten vervullen” (Jes. 27:6). Het huis van David wordt in ere hersteld en het koninkrijk Israël zal wereldheerschappij ontvangen. Israël zal de belangrijkste natie op aarde zijn en Jeruzalem de hoofdstad der wereld: “Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem” (Jes. 2:2 en 3).
Inderdaad: een visioen van hoop! 

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'