De volkeren, Israël en de gemeente - Deel 13 - De start van het nieuwe verbond

De volkeren, Israël en de gemeente

Deel 13 - De start van het nieuwe verbond

We zijn in deze artikelenserie aangekomen op het punt waarop er een einde was gekomen aan het oude verbond. Ruim zeven eeuwen vóór Christus was God gescheiden van het huis van Israël (het tien-stammenrijk) en met de dood van de Heere Jezus was er ook een einde gekomen aan het verbond met het huis van Juda (het tweestammenrijk).

Het Oude en het Nieuwe Testament
Voor we verder gaan een opmerking over de verdeling van onze Bijbel. Iedere christen weet dat onze Bijbel bestaat uit twee gedeelten, die achtereenvolgens 'het Oude Testament' en 'het Nieuwe Testament' genoemd worden. Testament mogen we hier opvatten als verbond. Eigenlijk zijn dit niet geheel terechte benamingen. Alsof het Oude Testament in zijn geheel gaat over het oude verbond en het Nieuwe Testament over het nieuwe verbond.
Zou je het precies willen aangeven - en dat vanuit de Bijbel willen doen - dan blijkt het oude verbond te beginnen met de verbondssluiting op de Sinaï en door te lopen tot aan het sterven van de Heere Jezus aan het kruis. Dit betekent in ieder geval dat de vier Evangeliën grotendeels gaan over de tijd van het oude verbond. Het begin van het nieuwe verbond start in Handelingen 2 met de uitstorting van heilige geest (door dé Heilige Geest). Jeremia 31 laat ons in ieder geval duidelijk zien wanneer het oude verbond startte: "Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden - Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn" (vs. 31-33).
Enfin, de termen Oude Testament en Nieuwe Testament zijn eigenlijk vrij ongelukkig gekozen. Volgens sommigen heeft de kerkvader Tertullianus, die leefde van ca. 160 tot ca. 230 na Christus, deze termen bedacht.

De draad oppikken
We hebben in de voorgaande artikelen gezien hoe zowel het huis van Israël als het huis van Juda in ballingschap gevoerd zijn. Daarbij mocht het huis van Juda na zeventig jaar ballingschap weer terugkeren naar het land, terwijl de overige tien stammen dat officieel niet mochten. Dát het huis van Juda (en daarmee de nakomelingen van David) terug mocht keren, heeft natuurlijk alles te maken met de komst van de Heere Jezus. Hij - de Leeuw uit de stam van Juda - kón alleen maar geboren worden in Bethlehem als het huis van Juda zich ook inderdaad in het land bevond.
Deze situatie waarbij het joodse volk (als voortgekomen uit het huis van Juda) zich in het land bevond strekte zich uit tot het jaar zeventig na Christus. Let wel: zoals in het vorige artikel aangegeven, waren er ook afstammelingen van het huis van Israël die zich bij het huis van Juda hadden gevoegd. En dat was ook het geval ten tijde van de Heere Jezus en de Handelingentijd. Wellicht dat een deel van deze Israëlieten zich bevonden onder de 'proselieten' (HSV), dan wel 'jodengenoten' (N.B.G.-'51-vertaling), waarvan sprake is in Mattheüs 23:15 en Handelingen 2:11; 6:5 en 13:43. Maar ook vóórdat we Bijbelteksten lezen waarin het over jodengenoten gaat, bevonden er zich al Israëlieten onder het Joodse volk.
Wat blijft staan, is dat officieel alleen het huis van Juda het recht had om in het land te wonen - met hen had de Heere nog een verbond tot aan de kruisdood van de Heere Jezus. Met het huis van Israël was er op dat moment geen verbond. In het vorige artikel (AMEN 181, blz. 6) ging het onder meer over Anna (Luk. 2:36a). Zij is de enige persoon in het Nieuwe Testament van wie gezegd wordt dat zij uit een stam buiten de twee stammen van het huis van Juda kwam. Ze kwam niet uit Benjamin of Juda, en behoorde ook niet tot de Levieten, maar kwam uit de stam Aser. Dat zij inderdaad de enige in het Nieuwe Testament is over wie dit vermeld wordt, wijst er op z'n minst op dat er zich niet veel nakomelingen van het huis van Israël onder het Joodse volk bevonden.

De kenmerken van het nieuwe verbond
Het huwelijk tussen God en Zijn volk Israël eindigt op het moment dat alleen het huis van Juda nog officieel in het land is. Toen de Heere stierf, kwam er een definitief einde aan het oude verbond. Zoals we hiervoor al konden lezen in Jeremia 31:31 was er in Gods plan al ruim vóór Nieuwtestamentische tijden plek voor een nieuw verbond: "Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten ...". Let er op dat de HEERE dit verbond zal sluiten met het complete volk: én het huis van Israël én het huis van Juda! In Gods voornemen zijn alle stammen daarbij betrokken. 
Hoe krijgt dit nieuwe verbond gestalte? Wat lezen we erover? In Jeremia 31:33 staat wat het nieuwe verbond inhoudt: "Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven".
Over dat binnenste spreekt de Heere ook in het boek Ezechiël: "Zeg daarom tegen het huis van Israël: (...) Ik zal u uit de heidenvolken halen en u uit alle landen bijeenbrengen. Dan zal Ik u naar uw land brengen. Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen. Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt" (Ezech. 36:22a en 24-27).
De gehele profetische bediening van Ezechiël valt binnen de zeventigjarige ballingschap van Juda in Babel. En we zien hoe hij bovenstaande woorden tot het huis van Israël moet spreken. Waar de HEERE via Jeremia het heeft over de "wet in hun binnenste", spreekt Hij via Ezechiëls pen en zegt Hij: "Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven." 

Jeremia trad als profeet op toen het huis van Israël al uit het land was, weggezonden met een echtscheidingsbrief. Gedurende het tweede deel van zijn bediening was ook het huis van Juda uit het land, het bevond zich zeventig jaar lang in Babel. Tot degenen die nog wel in het land waren, komt het woord van de HEERE als volgt: "Luister naar de woorden van dit verbond en spreek tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem, en zeg tegen hen: Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Vervloekt is de man die niet luistert naar de woorden van dit verbond, dat Ik uw vaderen geboden heb op de dag dat Ik hen geleid heb uit het land Egypte, uit de ijzeroven: Luister naar Mijn stem en doe deze woorden, overeenkomstig alles wat Ik u gebied" (Jer. 11:2-4a).

"In die dagen en in die tijd, spreekt de HEERE, zullen de Israëlieten komen, zij en de Judeeërs tezamen - al wenend zullen zij hun weg gaan - en zij zullen de HEERE, hun God, zoeken. Zij zullen vragen naar Sion, hun gezicht gericht op de weg daarheen. Zij zullen komen en bij de HEERE gevoegd worden met een eeuwig verbond, het zal niet vergeten worden" (Jer. 50:4 en 5). Eenmaal zal het zo zijn dat Israëlieten en Judeeërs samen binnen de band van het verbond zijn. Over deze twee groepen gaat het ook in Hosea 1: "Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: kinderen van de levende God. Dan zullen de Judeeërs bijeengebracht worden samen met de Israëlieten. Zij zullen voor zich één Hoofd aanstellen ..." (vs. 10 en 11a). Wat het complete Israël zal kenmerken, is dat de wet dan wel de geest in hun binnenste is.

De start van het nieuwe verbond - letter en Geest
De situatie zoals die grotendeels in de tijd van Jeremia en Ezechiël gold - namelijk dat vooral Joodse mensen (mensen uit het huis van Juda) zich in het land bevonden - zien we in het Nieuwe Testament terug. Het Joodse volk was het volk dat zich aan de wet wilde houden; de mannen waren besneden en men wilde de geboden gehoorzamen. Daarom worden de Joden ook vaak 'besnedenen' genoemd.
Het nieuwe verbond is het verbond van de Geest, het oude dat van de letter.

De teksten waarin 'Geest' en 'letter' genoemd worden:
Romeinen 2:29 "... maar híj is Jood die het in het verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God";
Romeinen 7:6 "Maar nu zijn wij ontslagen van de wet, gestorven aan dat waaraan wij vastgebonden zaten, zodat wij in nieuwheid van Geest dienen, en niet in oudheid van letter" en
2 Korinthe 3:6 Hij heeft ons namelijk bekwaam gemaakt om dienaars van het nieuwe verbond te zijn, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.

Vooral de laatste tekst laat duidelijk zien dat het om het nieuwe verbond gaat. Paulus was daar - in de periode waarin hij onder meer de brieven aan de Korinthiërs en de Romeinen schreef - een dienaar van! De letter en de wet zijn omschrijvingen van het oude verbond, dat met Mozes kwam en ophield toen de Heere Jezus stierf op Golgotha. Voor de gelovige Joden - en dus ook voor Paulus - gold dat zij "in nieuwheid van Geest" dienden. Lees de laatste kolom van het vorige artikel in deze serie in AMEN 181 nog eens. Daarin gaat het over Romeinen 7. In dit gedeelte vereenzelvigt Paulus zich met zijn lezers, Joden die de wet kenden (Rom. 7:1). Zolang de Heere Jezus nog niet gestorven was, waren zij door de wet, het oude verbond, met God gehuwd (zie Jer. 31:32, waar de HEERE zegt dat Hij het volk getrouwd had). Die huwelijksband werd verbroken door het sterven van de Heere Jezus. De gelovigen uit het Joodse volk, zoals Paulus, kregen - vanwege hun geloof - na Christus' opstanding deel aan het nieuwe verbond, namelijk dat van de Geest. Paulus kwam 'pas' in Handelingen 9 tot geloof en kwam zo in het nieuwe verbond te staan.
Kunnen we in de historie terugzien dat dit nieuwe verbond was begonnen? Jazeker! Lukas doet er verslag van in het boek Handelingen. Een kenmerk van het nieuwe verbond is "Mijn geest in hun binnenste", ofwel: "Mijn wet in hun binnenste".
Hoe kwam die geest in het binnenste van het volk? Hoe werd de wet op tafelen van steen vervangen door de wet op tafelen van vlees in de harten (2 Kor. 3:3b)? Het antwoord hierop is eigenlijk heel duidelijk. Hét kenmerk van de Handelingentijd is dat God van Zijn geest uitstortte. De wijze waarop de Heere gedurende die periode werkte, vinden we samengevat in Hebreeën 2: "God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil" (vs. 4). Door middel van een voetnoot geeft de HSV aan dat het woord ‘gaven’ letterlijk vertaald zou moeten luiden: uitdelingen; meervoud dus: uitdelingen van heilige geest. Over het algemeen kennen wij maar één uitstorting van de geest en dat is die in Handelingen 2 - op slechts circa honderdtwintig personen (!). Toch worden er meer momenten beschreven in het boek Handelingen waarop God van Zijn geest uitstort, dan wel mensen vervult met Zijn geest. We hebben ze allemaal op een rijtje gezet: 

2:4 "En zij werden allen vervuld met heilige geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken";
4:31 "En toen zij gebeden hadden, werd de plaats waar zij bijeenwaren, bewogen. En zij werden allen vervuld met heilige geest en spraken het Woord van God met vrijmoedigheid";
8:17 "Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen heilige geest";
9:17 "En Ananias ging heen en ging het huis binnen; en na hem de handen opgelegd te hebben, zei hij: Saul, broeder, de Heere heeft mij gestuurd, namelijk Jezus, Die u verschenen is op de weg waarlangs u gekomen bent, opdat u weer ziende zou worden en met heilige geest vervuld zou worden";
10:45 "En de gelovigen die van de besnijdenis waren, zovelen als er met Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat de gave van heilige geest ook op de heidenen uitgestort werd ... ";
13:52 "En de discipelen werden vervuld met blijdschap en heilige geest" en
19:16, 7 "En nadat Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de heilige geest op hen; en zij spraken in vreemde talen en profeteerden. En het waren bij elkaar ongeveer twaalf mannen".

In Handelingen is dus sprake van de start van het nieuwe verbond, het verbond van de geest. En zo weten we meteen dat Handelingen 2 niet de 'geboortedag' beschrijft van de Gemeente, het Lichaam van Christus. Nee, het is de voortzetting van Gods verbondshandelen met Zijn volk1. Dat er binnen het christendom op grote schaal dingen - die Israël toebehoren - toegepast worden op de Gemeente, het Lichaam van Christus, wil niet zeggen dat dit in overeenstemming is met Gods wil.
In het volgende artikel gaan we onder meer verder met onderzoeken wat de Schrift zegt over (de start van) het nieuwe verbond.

Voetnoot
Voor meer informatie over het bijzondere karakter van de Handelingentijd verwijzen we graag naar Het boek Handelingen (Everread Uitgevers). 

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

Het Wonder van het Zaad

Bagage voor onderweg

De weg door het leven is voor iedere gelovige uniek. Hoe bijzonder is het dat je die weg mag gaan samen met je Verlosser, de Heere Jezus Christus. Hij geeft je daarbij allerlei zekerheden mee vanuit Zijn Woord. Enkele van die zekerheden komen kort en bondig in dit boekje naar voren. De stukjes waarin dat gebeurt, zijn bemoedigend en geven je vastigheid in je geloof in Degene aan Wie je toebehoort. Hij gaat altijd met je mee!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Bagage voor onderweg'

Tweemaal bij name genoemd

Er staan in de Bijbel diverse geschiedenissen waarin mensen door God geroepen worden. In sommige gevallen horen mensen letterlijk de stem van God Die hun naam uitspreekt. Er zijn zeven personen die zelfs tweemaal bij name geroepen worden door God.
Denk aan Abraham die op het moment dat hij bereid is zijn zoon te offeren, tweemaal geroepen wordt: "Abraham, Abraham!". Of denk aan dat moment dat Maria aan de voeten van de Heere Jezus naar Zijn woord zit te luisteren en Martha vindt dat zij veel te veel werk moet doen. De Heere zegt tegen haar: "Martha, Martha, u bent bezorgd en maakt u druk over veel dingen". Ook is er die indrukwekkende gebeurtenis op de weg naar Damascus als de verheerlijkte Heere zegt: "Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij?".
Behalve mensen worden ook de Heere Jezus, God en Jeruzalem tweemaal aangesproken: “Heere, Heere”, “Jeruzalem, Jeruzalem” en “Mijn God, Mijn God”.

Meer info & bestellen 'Tweemaal bij name genoemd''