Paulus en zijn vreemde goden

Paulus en zijn vreemde goden

Paulus, achterna gezeten door vijandige Joden uit Thessalonica, kwam terecht in Athene. En wat blijkt? Staande op de Areopagus, de heuvel van Mars, dichtbij de Akropolis en de belangrijkste bestuursraad van de stad, verkondigde hij ‘vreemde goden’! Huh?

Het is een prachtig verhaal, Handelingen 17. Paulus verbleef enige tijd in Athene, in afwachting van de komst van twee trouwe helpers, Silas en Timotheüs. En ja, wat doe je dan? Paulus wist het: sightseeing. ‘Athene had toen al een roemrijk verleden en gold in de Romeinse tijd nog steeds als de culturele hoofdstad, waar men grote belangstelling had voor filosofie en religie, en nieuwsgierig was naar buitenlandse opvattingen en nieuwe overtuigingen… hij ziet dat de stad vol afgodsbeelden staat, spreekt in de synagoge en met mensen op het stadsplein, onder wie enkele filosofen. Hij wordt uitgenodigd op de Areopagus zijn verhaal te doen en dat blijft allerminst onopgemerkt; men reageert op zijn optreden en is nieuwsgierig naar zijn opvattingen’ (Dr. S. Noorda in Met Andere Woorden – uitg. NBG). 

Handelingen 17: 16-34
16 En terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, raakte zijn geest in hem geprikkeld, want hij zag dat de stad vol afgodsbeelden stond.
17 Hij ging dan in de synagoge in gesprek met de Joden en met hen die godvrezend waren, en iedere dag op de markt met hen die hij er tegenkwam.
18 En enige epicurische en stoïsche wijsgeren raakten met hem in een twistgesprek. En sommigen zeiden: Wat zou deze praatjesmaker toch willen zeggen? Maar anderen zeiden: Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden; want hij verkondigde hun Jezus en de opstanding.
19 En zij namen hem mee en brachten hem op de Areopagus, en zij zeiden: Mogen wij weten wat die nieuwe leer inhoudt waar u over spreekt?
20 Want u laat ons enkele vreemde dingen horen; wij willen daarom weten wat die te betekenen hebben.
21 (Alle inwoners nu van Athene en de vreemdelingen die daar verbleven, besteedden hun tijd aan niets anders dan om wat nieuws te zeggen en te horen).
22 En Paulus, die midden op de Areopagus stond, zei: Mannen van Athene! Ik merk dat u in alle opzichten zeer godsdienstig bent.
23 Want toen ik de stad doorging en uw heiligdommen bekeek, trof ik ook een altaar aan waarop het opschrift stond: AAN EEN ONBEKENDE GOD. Deze dan, Die u dient zonder dat u Hem kent, verkondig ik u.
24 De God Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Deze, Die een Heere van de hemel en van de aarde is, woont niet in tempels die met handen gemaakt zijn.
25 Hij wordt ook door mensenhanden niet gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf aan allen het leven, de adem en alle dingen geeft.
26 En Hij maakte uit één bloed heel het menselijke geslacht om op heel de aardbodem te wonen; en Hij heeft de hun van tevoren toegemeten tijden bepaald, en de grenzen van hun woongebied,
27 opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastend zouden mogen vinden, hoewel Hij niet ver is van ieder van ons.
28 Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en bestaan wij; zoals ook enkele van uw dichters gezegd hebben: Want wij zijn ook van Zijn geslacht.
29 Wij nu, die van Gods geslacht zijn, moeten niet denken dat de Godheid gelijk is aan goud, zilver of steen, een product van de kunstzinnigheid en gedachten van een mens.
30 God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen dat zij zich moeten bekeren,
31 en wel omdat Hij een dag vastgesteld heeft, waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man Die Hij daartoe aangesteld heeft. Daarvan heeft Hij aan allen het bewijs geleverd door Hem uit de doden te doen opstaan.
32 Toen zij nu over de opstanding van de doden hoorden, spotten sommigen daarmee. En anderen zeiden: Wij zullen u hierover nog wel eens horen.
33 En zo is Paulus uit hun midden weggegaan.
34 Maar sommige mannen sloten zich bij hem aan en geloofden. Onder hen was ook Dionysius de Areopagiet, en een vrouw van wie de naam Damaris was, en anderen met hen.

Goden en afgoden
Volgens vers 16 maakte zich een heilige verontwaardiging van hem meester. Het leek wel of er op elke hoek van de straat een afgodsbeeld stond. Waarom geprikkeld? We kunnen het raden. Een afgodsbeeld (Gr. eidolos → idool) is eigenlijk niks en tegelijk heel veel. In 1 Korinthe 8 schrijft de apostel over het eten van vlees dat aan afgoden gewijd is, een veel voorkomend fenomeen in die tijd en vandaag nog wel in bepaalde culturen. Hij zegt: “Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén. Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem” (vs. 4-6).
Het wemelt in de wereld van idolen en afgoden. Uiteraard is er niemand die zegt dat hij of zij een afgod aanhangt of dient, dus voor hen zijn het ‘goden’. Vele idolen worden door hun aanhang aanbeden als waren zij goden.
Voor ons, gelovigen, is er echter maar één God: de Schepper van hemel en aarde, en één Heere: Jezus Christus. Daarmee is de kous af, zou je denken. Maar zo simpel is het niet. Ja, voor ons als gelovigen wel, maar mensen om ons heen zien ook ‘onze’ God als één van de velen. Zij hebben geen oog voor Zijn majesteit en heerlijkheid (vgl. Jes. 26:11a).
Zelfs in christelijke kringen wordt wel beweerd dat allah, de god van de islam, dezelfde is als de God van de Bijbel. Het woord ‘allah’ is Arabisch voor: god. Hij is een god zonder naam, in tegenstelling tot de God van de Bijbel, Wiens naam is: JHWH (vaak uitgesproken als Jahweh), in de Bijbel vertaald met: HEERE. Die naam heeft Hij bij de verbondssluiting bekendgemaakt aan Israël (Ex. 3:13-15) en betekent: ‘Ik ben’. Hij is de Aanwezige, de God van nabij.
De Bijbel is heel duidelijk over allah en al die andere (af)goden: “Want de HEERE is groot en zeer te prijzen, Hij is ontzagwekkend boven alle goden. Want al de goden van de volken zijn afgoden, maar de HEERE heeft de hemel gemaakt” (Ps. 96:4-5).
Onzin dus om te beweren dat ‘we uiteindelijk allemaal in dezelfde god geloven’. Er is maar één ware God en alle andere ‘goden’ zijn wat de Bijbel noemt: afgoden. Punt.
Tegen de Korinthiërs zei Paulus: “U weet dat u heidenen was, weggetrokken naar de stomme afgoden. Zo liet u zich meevoeren” (1 Kor. 12:2).
Mensen laten zich meevoeren in de waanzin van afgoderij en maken beelden van zogenaamde goden, die in wezen niets zijn, hetgeen weerspiegelt op de makers zelf: “De makers van beelden, allen zijn zij leegheid, hun geliefde voorwerpen doen geen nut. Ja, zijzelf zijn hun getuigen: zij zien niet en zij weten niet. Daarom zullen zij beschaamd worden” (Jes. 44:9). Dit is geheel anders voor hen die op de HEERE vertrouwen: “Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd …” (Ps. 25:3a).

In zijn geest geprikkeld
Paulus was in de geest geprikkeld, staat er. Hij was dus niet in het vlees geprikkeld. Als dat zo was dan zou hij wellicht de beelden hebben willen kapotslaan, een soort beeldenstorm willen ontketenen. Maar nee, het zien van zoveel afgoderij was voor Paulus geen aanleiding tot agressief fysiek optreden, maar om in gesprek te gaan met de mensen die hij ontmoette. Hij wilde zodoende een weg vinden om te (kunnen) getuigen van Zijn God en Heere. Goeie les voor ons allemaal!

Filosofen
Wat hij graag wilde, dat lukte. Enige epicurische en stoïcijnse filosofen hapten toe. De naam ‘Stoïcijnen’ komt van de Stoa, d.i. de zuilengang waar Zeno van Citium (332-262 v. Chr.) zijn school stichtte. Ten tijde van Paulus’ optreden kwam het gerechtshof van de Areopagus waarschijnlijk in dezelfde Stoa bijeen. Het stelsel van de Stoïcijnen was vooral een ethische leer: plichtbetrachting is alles. Het leven dient zoveel mogelijk gelijkmatig gedragen te worden, stoïcijns dus, met een ongeschokt gemoed: 'Apatheia' (apathie).
Epicureërs waren aanhangers van de filosofie van Epicures van Samos (341-270 v. Chr.): Goden spelen geen rol in menselijke aangelegenheden. De mens moet zijn geluk vinden in het genieten van het leven. Geen platvloers genot ofzo, maar meer een gematigde vorm daarvan te midden van familie en vrienden. 
Nogal tegengestelde filosofieën, maar wat zou het. Beide groepen waren nieuwsgierig naar wat Paulus te zeggen had. In vers 21 lezen we dat de Atheners ook niks anders te doen hadden dan nieuwsgierig te zijn.
De sceptici onder hen noemen Paulus denigrerend een ‘praatjesmaker’. Het Griekse ‘spermologos’ betekent zoiets als: zaadjespikker, iemand die overal het beste uitkiest, die de krenten uit de pap wil, zeg maar, en dat met mooie praatjes ook nog voor elkaar krijgt.

Vreemde goden?
Wat anderen zeiden, is interessant: “Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden (Gr. daimonion); want hij verkondigde hun Jezus en de opstanding”.
Waarom interessant? Nou, hoezo vreemde goden, in het meervoud? Het wordt verklaard: “want hij verkondigde hun Jezus en de opstanding (Gr. anastasis).” Een verklaring zou kunnen zijn dat zij het Griekse woord voor opstanding, anastasis, opgevat hebben als een eigennaam, net als Jezus: ‘hij verkondigde hun Jezus en Anastasis’. Het zou in de oren van deze Grieken dan om een uitheems godenpaar kunnen gaan. Wisten zij veel. Welnu, hier zijn verder geen bewijzen voor, maar ’t is wel heel goed mogelijk dat zij daarom spreken over ‘vreemde goden’. Was voor hen ook wel vertrouwd, want zij kenden immers vele (af)goden. Dat had Paulus al waargenomen in de straten van Athene.

Prediking
Hoe dan ook, de apostel grijpt zijn kans: “Mannen van Athene! Ik merk dat u in alle opzichten zeer godsdienstig bent. Want toen ik de stad doorging en uw heiligdommen bekeek, trof ik ook een altaar aan waarop het opschrift stond: AAN EEN ONBEKENDE GOD. Deze dan, Die u dient zonder dat u Hem kent, verkondig ik u” (vs. 22-23).
Mooi hè, geen verwijt, geen scheldkanonnade, maar respect en toenadering. Hij begint met een compliment. Hij had deze stad en haar inwoners ook kunnen kwalificeren als slecht, vanwege de afgoderij. Maar hij slaat een positieve toon aan door te zeggen dat ze zeer religieus waren. En ja, je vangt meer vliegen met stroop dan met azijn, nietwaar?
Het woord ‘altaar’ komt in het Nieuwe Testament meer dan 20 keer voor en is meestal de vertaling van het Griekse thusiasterion. Hier wordt echter het woord ‘bomos’ gebruikt en dat is afgeleid van een woord dat voet betekent; het was meer een voetstuk dus met een opschrift.
Hij predikt hen de ‘onbekende god’, die zij onwetend dienen. Het woord ‘dienen’ in vers 25 is in het Grieks: therapeuo, waarvan ons woord therapeut afkomstig is. De beelden die Paulus gezien heeft, moesten allemaal goed onderhouden worden; ze konden zichzelf uiteraard niet redden, ze moesten geholpen worden. Die ‘goden’ hadden dus mensen nodig.

De God van de Bijbel heeft mensen niet nodig, integendeel, mensen hebben God nodig!

Paulus verklaart de onbekende god als de Schepper, de Levende, de Heerser en als de Heilbrenger in Jezus Christus, de opgestane Heer. Inderdaad, hij verkondigde Jezus en de opstanding. Dat was nou echt iets nieuws voor hen. En wat voor nieuws!
Vurig roept hij zijn toehoorders op om zich te bekeren (vs. 30-31). Het Griekse woord voor ‘bekeren’ is 'metanoia' en betekent: anders denken, omdenken, tot andere gedachten komen, tot bezinning komen. Metanoia heeft dus te maken met het denken, de zetel van menselijk handelen. Er komt een dag waarop de - bewoonde - wereld (Gr. oikoumene) rechtvaardig geoordeeld zal worden door de opgestane Heer. Hij is “met kracht bewezen te zijn de Zoon van God te zijn, door Zijn opstanding uit de doden, Jezus Christus, onze Heere” (Rom. 1:4). Zolang die dag nog niet is aangebroken, is het nog genadetijd, waarin we mogen “getuigen van het Evangelie dan Gods genade” (Hand. 20:24).
Trouwens, zolang een mens leeft, is het voor hem/haar genadetijd. Pas na het sterven komt het oordeel (Hebr. 9:27). Echter, voor hen die ‘in Christus Jezus zijn’, gelovigen dus, is er geen oordeel (Rom. 8:1). Zij zijn gerechtvaardigd uit het geloof en hebben vrede bij God (Rom. 5:1). Dat is de vrucht van het Evangelie van Gods genade!

Paulus’ boodschap leidde er niet toe dat heel Athene op z’n kop stond. Jammer misschien. Het leidde tot verdeeldheid en verbazing. En dat is vandaag vaak nog zo. Maar niet getreurd! Het resultaat is niet aan ons. Denk aan wat God zegt in Jesaja 55: Mijn Woord “zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend” (vs. 11).
En ja, ook in Athene droeg het vrucht. Hoewel sommigen de spot ermee dreven (vgl. Hand. 2:13) of twijfels uitten, lezen we ook: “Maar sommige mannen sloten zich bij hem aan en geloofden” (Hand. 17:34). Opvallend is dat Paulus verder niet in discussie gaat, ofzo, maar direct vertrekt. Hij heeft zijn werk gedaan. Bovendien gaat het bij de prediking van het Woord en het resultaat daarvan niet in de eerste plaats om de kwantiteit, maar om de kwaliteit. Dat schreef Paulus ook nog op z’n sterfbed in zijn laatste brief, aan Timotheüs (en over zijn hoofd heen ook aan ons): “…predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht. Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten. Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels. Maar u, wees nuchter in alles. Lijd verdrukkingen. Doe het werk van een evangelist. Vervul uw dienstwerk ten volle” (2 Tim. 4:2-5). Daar kunnen wij maar één ding op zeggen: AMEN!

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

Het Wonder van het Zaad

Bagage voor onderweg

De weg door het leven is voor iedere gelovige uniek. Hoe bijzonder is het dat je die weg mag gaan samen met je Verlosser, de Heere Jezus Christus. Hij geeft je daarbij allerlei zekerheden mee vanuit Zijn Woord. Enkele van die zekerheden komen kort en bondig in dit boekje naar voren. De stukjes waarin dat gebeurt, zijn bemoedigend en geven je vastigheid in je geloof in Degene aan Wie je toebehoort. Hij gaat altijd met je mee!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Bagage voor onderweg'

Tweemaal bij name genoemd

Er staan in de Bijbel diverse geschiedenissen waarin mensen door God geroepen worden. In sommige gevallen horen mensen letterlijk de stem van God Die hun naam uitspreekt. Er zijn zeven personen die zelfs tweemaal bij name geroepen worden door God.
Denk aan Abraham die op het moment dat hij bereid is zijn zoon te offeren, tweemaal geroepen wordt: "Abraham, Abraham!". Of denk aan dat moment dat Maria aan de voeten van de Heere Jezus naar Zijn woord zit te luisteren en Martha vindt dat zij veel te veel werk moet doen. De Heere zegt tegen haar: "Martha, Martha, u bent bezorgd en maakt u druk over veel dingen". Ook is er die indrukwekkende gebeurtenis op de weg naar Damascus als de verheerlijkte Heere zegt: "Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij?".
Behalve mensen worden ook de Heere Jezus, God en Jeruzalem tweemaal aangesproken: “Heere, Heere”, “Jeruzalem, Jeruzalem” en “Mijn God, Mijn God”.

Meer info & bestellen 'Tweemaal bij name genoemd''