Naamgeving in de Bijbel

Naamgeving in de Bijbel

De schepping van de Heere God is groots en enorm divers, en alles moet een naam hebben en benoemd worden, anders weten we niet waar we het over hebben.

Het eerste wat de Heere God Zelf benoemt, lezen we in Genesis 1, vers 5: “En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht”. Dan, in Genesis 1, vers 8: “En God noemde het gewelf hemel”. Vers 10: “En God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was”.
Het woord ‘adam’ (= rood, rode aarde) wordt vaak vertaald met ‘mens’. Staat er in de tekst het lidwoord ‘de’ voor dan wordt het naar het Nederlands toe vertaald met ‘de mens’, zoals in Genesis 2, vers 8: “… en Hij plaatste daar de mens die Hij gevormd had”. Zonder lidwoord wordt het echter vertaald met ‘Adam’ en dan wordt de door God geschapen mens bedoeld, zoals in Genesis 2, vers 21: “Toen liet de Heere God een diepe slaap op Adam vallen… ”

Van één naar twee
In Genesis 2:18 lezen we: “Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is: Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem”. Dan wordt de vrouw geschapen uit het lichaam van Adam en hij is er blij mee: “Deze is ditmaal been van mijn beenderen en vlees van mijn vlees. Deze zal ‘Mannin’ genoemd worden, want zij is uit de man genomen” (vs. 23).
Vers 24: “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en die twee zullen tot één vlees zijn”. Pas dan kan er nieuw leven uit die beiden voortkomen, zo bedoelde de Heere God dat en daarom heet Adams vrouw: Eva (= leven).

Adam geeft de dieren hun naam
Dat lijkt me nog wel een hele klus om alle dieren een naam te geven die bij hen past, d.w.z. naar hun aard of geaardheid. We lezen het in een zinnetje in Genesis 2:19 en 20: “De HEERE God vormde uit de aardbodem alle dieren van het veld en alle vogels in de lucht en bracht die bij Adam om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam elk levend wezen noemen zou, zo zou zijn naam zijn”. Alleen vee, dieren van het veld en vogels, vissen dus niet. Apart om hier te lezen dat Adam de vrije hand kreeg en de Heere God benieuwd was ‘hoe hij ze noemen zou’.
De dieren kwamen dus gewillig en gestuurd door de Schepper naar Adam toe en hij gaf ze een naam, in overeenstemming met hun aard. Foto p 20-23 Adam naming animals-int
De aard van een dier is dus het geheel van zijn eigenschappen: natuur, wezen, karakter, inborst, enz. Deze gebeurtenis van het geven van namen vindt plaats vóór de zondeval die in Genesis 3 beschreven wordt. Het gedrag van de dieren was dus toen zeer waarschijnlijk nog niet hierdoor beïnvloed en was wellicht zoals beschreven wordt in Jesaja 11:6 waar we lezen dat de wolf bij een lam zal verblijven en een luipaard bij een geitenbok neerliggen. En vers 7: “Koe en berin zullen samen weiden, hun jongen zullen bij elkaar neerliggen. Een leeuw zal stro eten als het rund”.
Nu niet voor te stellen, maar werkelijkheid in de toekomst: ”Want op die dag zal de wortel van Isaï er zijn, Die zal staan als een banier voor de volken. Naar Hem zullen de heidenvolken vragen. Zijn rustplaats zal heerlijk zijn” (vs. 10). Een prachtige profetie die laat zien hoe de Heere God tot Zijn doel komt.

Alles krijgt een naam
Genesis 2:11-14: “De naam van de eerste rivier is Pison (= grote verspreiding/overstroming) en de naam van de tweede rivier is Gihon (= stroom/voortstromend) en de naam van de derde is Tigris (= scherpe snelheid). De naam van de vierde rivier is Eufraat (= zoet/vruchtbaar water)”. Die namen kennen we nog steeds en zijn nog steeds hetzelfde.
Ook de rivieren in Israël hebben namen, zoals de ‘Jordaan’ en dat betekent: stromend, afdalend. Er worden meer rivieren genoemd, die er nog steeds zijn; er zijn ook beken bij die in de zomer droog staan en nauwelijks zijn te herkennen.
Verder lezen we in de Schrift dat zeeën en bergen, en ook bronnen hun namen krijgen. En ook de sterren hebben hun naam, volgens Psalm 147, vers 4: “Hij telt het aantal sterren, Hij noemt ze alle bij hun naam”.
Jesaja 40, vers 26: “Sla uw ogen op naar omhoog, en zie Wie deze dingen geschapen heeft: Hij is het Die hun leger voltallig tevoorschijn brengt, ze alle bij name roept door Zijn grote vermogen en Zijn sterke kracht: er ontbreekt er niet één”.

Namen in de Bijbel hebben altijd een betekenis
Vaak wordt erbij vermeld waarom, maar soms ook niet. Het is zeer de moeite waard om een Bijbels namenboek naast de Bijbel te gebruiken om meer helderheid te krijgen in de betekenis van een gebeurtenis. Soms worden ook zeer nadrukkelijk namen in bepaalde omstandigheden niet genoemd. Ook hier moeten we dus alert op zijn, want daar is altijd een reden voor.

De actualiteit bepaalt soms de naam
In Genesis 16:13 lezen we wat Hagar (= vluchten), de slavin van Sarah, meemaakte: “En zij gaf de HEERE, Die tot haar sprak de naam: U bent de God Die naar mij omziet! Want zij zei: Heb ik ook omgezien Die naar mij omgezien heeft? Daarom gaf men die put de naam: Lachai-Roï (= de Levende Die mij ziet); zie hij ligt tussen Kades en Bered”.
De tweeling die aan Tamar (= palm) geboren wordt, beschreven in Genesis 38:29 en 30 krijgen hun naam door de bijzondere geboorte-volgorde: “Wat een bres heb jij voor jezelf geslagen. En men gaf hem de naam Peres (= bres/breuk). Daarna kwam zijn broer tevoorschijn, die de scharlakenrode draad om zijn hand had en men gaf hem de naam Zera” (= zonsopgang)”. In dit geval heeft het ook overdrachtelijk te maken met de gedeelde komst van Israëls Verlosser, de Messias.
In de tijd van het uiteen schuiven van de grote aardschollen werden bij Heber (= verbintenis) twee zonen geboren: “De naam van de ene was Peleg (= verdeling), omdat in zijn dagen de aarde verdeeld is en de naam van zijn broer was Joktan (= verkleind). Het ene grote ‘verbonden’ continent werd in tweeën verdeeld en dus verkleind.
Bij de beschrijving van de spraakverwarring in Genesis 11 wordt de naam van de desbetreffende stad ‘Babel’ genoemd en dat betekent: verwarring.
Mozes (= uitgetrokken) werd door een Egyptische prinses uit de Nijl gered, volgens Exodus 2, vers 10: “Zij gaf hem de naam Mozes. Want, zei ze, ik heb hem uit het water getrokken”.

De kinderen van Lea en Rachel
Genesis 29:31 zegt: “Toen de HEERE zag dat Lea (= bezorgd/uitgeput) minder geliefd was, opende Hij haar baarmoeder; Rachel (= ooi) daarentegen was onvruchtbaar. Lea werd zwanger en baarde een zoon. Zij gaf hem de naam Ruben (= zie, een zoon), want zei zij, de HEERE heeft mijn verdrukking gezien. Voorzeker nu zal mijn man mij liefhebben”.
Vers 33-35: “Lea werd weer zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Omdat de HEERE gehoord heeft dat ik minder geliefd ben, heeft Hij mij ook deze zoon gegeven. Zij gaf hem de naam Simeon (= horende). Nogmaals werd zij zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Nu, ditmaal zal mijn man zich aan mij hechten; ik heb hem immers drie zonen gebaard. Daarom gaf ze hem de naam Levi (= mijn trouw). Weer werd zij zwanger en baarde een zoon. Zij zei: Ditmaal zal ik de HEERE loven. Daarom gaf zij hem de naam Juda (= geloofd). Toen hield zij op met baren”.
Genesis 30, vers 1: “Toen Rachel bemerkte dat zij Jakob geen kinderen baarde, werd Rachel jaloers op haar zuster en zei tegen Jakob: Geef mij kinderen en zo niet, dan sterf ik”.
Dat was een pittige, dramatische uitspraak en het vervolg is dat ze haar slavin Bilha (= zwakheid) aan Jakob tot vrouw geeft in de hoop dat daaruit nageslacht geboren zou worden.
Bilha baart daarop een zoon die door Rachel als zoon wordt geclaimd en ze geeft hem daarom de naam Dan, want ‘God heeft mij recht verschaft’. De naam Dan betekent: Rechter/hij die recht verschaft.
Als Bilha een tweede zoon baart, zegt Rachel (vs. 8): “Ik heb een zware strijd met mijn zuster gevoerd en ik heb ook gewonnen. Daarom gaf ze hem de naam Naftali” (= mijn worsteling).
Vers 10-11: Lea handelt op dezelfde manier en geeft haar slavin Zilpah (= druppel) aan Jakob en zij baarde een zoon. “Toen zei Lea: Het geluk is gekomen. En zij gaf hem de naam Gad (= geluk/voorspoed)”.
Volgens vers 12 herhaalt zich deze gebeurtenis en Zilpah baart een tweede zoon. Vers 13: “Toen zei Lea: wat ben ik gelukkig. Want de vrouwen zullen mij gelukkig prijzen. En zij gaf hem de naam Aser (= gelukkig/gezegend)”.
Vervolgens, na wat menselijk gedoe met liefdesappelen, lezen we in vers 17 dat Lea toch zwanger wordt en een zoon baart die ze de naam Issaschar (= hij is mijn beloning) noemt.
Vers 19: “Lea werd opnieuw zwanger en zij baarde Jakob een zesde zoon. Lea zei toen: God heeft mij, ja mij, een mooi geschenk gegeven: ditmaal zal mijn man bij mij komen wonen, want ik heb hem zes zonen gebaard. En zij gaf hem de naam Zebulon (= woning/verblijfplaats).
Vers 21: Daarna baarde zij een dochter en gaf haar de naam Dina (= vrouwelijke rechter)
Vers 22-24: “God dacht ook aan Rachel en God verhoorde haar. Hij opende haar baarmoeder en zij werd zwanger en baarde een zoon. Toen zei ze: God heeft mijn schande weggenomen. Zij gaf hem de naam Jozef (= de HEERE voegt toe) en zei: Moge de HEERE mij nog een zoon geven!”

De Heere God bepaalt de naam
Genesis 17, vers 19: “God zei: Integendeel, uw vrouw Sara zal u een zoon baren en u moet hem de naam Izak geven”. Izak betekent: ‘lachen’, omdat Sara in zichzelf lachte en het merkwaardige is dat dit ‘lachen‘ pas in het volgende hoofdstuk, Genesis 18:12, beschreven wordt.
In Lukas 1:13 lezen we de bijzondere gebeurtenissen rondom de geboorte van de wegbereider Johannes, de zoon van Zacharia (= de HEERE herinnert) en Elisabeth (= mijn God heeft gezworen).
De engel Gabriël komt speciaal voor deze gelegenheid naar de aarde om Zacharias te vertellen dat zijn vrouw een zoon zal baren: “… en u zult hem de naam Johannes (= de HEERE is genadig) geven”.
Later blijkt dat dit nog wel even toegelicht moest worden aan de familie, want men ging ervan uit dat deze zoon naar zijn vader Zacharias genoemd zou worden.
En als Maria (= opstand/rebellie) zwanger blijkt uit de Heilige Geest, bezoekt een engel van de Heere haar verloofde Jozef om een en ander uit te leggen: “… en zij zal een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden” (Jezus = de HEERE is redding).
Dit was ook al voorzegd en beschreven in Jesaja 7, vers 15: “Zie de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en u zult Hem de naam Immanuël (= God is met ons) geven”.
En dan later worden de Joden door Pilatus voor de keuze gesteld: ze mogen kiezen tussen Jezus, de Zoon van de Vader en Barabbas wat ook betekent: ‘zoon van de vader’. Onbewust kozen zij toch de Goede.
Tijdens de goddeloze perioden van het volk Israël grijpt de Heere God in en geeft de profeet Hosea (= verlossing) de opdracht om met een hoer te trouwen (Hos. 1:2). Hij is gehoorzaam en trouwt met Gomer (= volmaakt) en de eerste zoon die hieruit geboren wordt, moet van de HEERE Jizreël (= God plant/zaait) heten. Daarna wordt een dochter geboren die Lo-Ruchama (= niet ontfermen) moet heten, want: “Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis van Israël… “.
Dan wordt er weer een zoon geboren die de naam Lo-Ammi (= niet Mijn-volk) krijgt, want: “… u bent niet Mijn volk en Ik zal er voor u niet zijn”.

De Heere God verandert namen
Genesis 17:4-5: God verschijnt aan Abram (= verheven vader) met de mededeling: “Wat Mij betreft, zie, Mijn verbond is met u. U zult vader worden van een menigte volken. U zult niet meer Abram heten, uw naam zal Abraham zijn, want Ik zal u vader van een menigte van volken maken”. Abraham betekent: Vader van vele volkeren.
Vers 15-16: “Verder zei God tegen Abraham: U moet uw vrouw niet meer Saraï (= twistziek) noemen, maar haar naam zal Sara (= vorstin) zijn. Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven: ja, Ik zal haar zo zegenen dat zij tot volken zal worden: en zullen koningen van volken uit haar geboren worden”.
In het Hebreeuws staat er Sarah (met een ‘h’ op het eind). Prachtig mooi om hier te zien dat deze twee mensen de letter h in hun naam erbij krijgen. De h is de vijfde letter in het Hebreeuwse alfabet en dat heeft met genade te maken; 5 is het getal van genade. De letter h, in het Hebreeuws het woord hee, betekent: ‘uitzicht/venster’.
Ze kregen dus uitzicht en toekomst, en later lezen we zelfs over Abraham in Hebreeën 11, vers 10: “Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is”.
Ook de naam van Jakob (= hij houdt de hiel vast/hij bedriegt) wordt door de Heere God veranderd: “Toen zei Hij: Uw naam zal niet meer Jacob zijn maar Israël (= strijder van God), want u hebt met God en met mensen gestreden en hebt overwonnen” (Gen. 32:28). Waarop Jakob vraagt: ”Vertel mij toch Uw Naam. En Hij zei: Waarom vraagt u naar Mijn Naam? En Hij zegende hem daar”.
De profeet Jeremia (= door de HEERE aangewezen) leefde in extreem moeilijke omstandigheden. (Jer. 20) Hij sprak de woorden van God over de stad en daarom laat Paschur (= veiligheid van alle kanten) hem in het blok sluiten.
De volgende dag wordt hij er weer uit gehaald en dan zegt Jeremia tegen Paschur, de zoon van de priester Immer (= redenaar/praterig) en hoofd van de gevangenis: ”De HEERE geeft u niet de naam Paschur, maar Magor-Missabid (= angst rondom)”.
Wat we in Handelingen 2:36 lezen is in principe geen naamsverandering van Jezus, maar een toevoeging van eretitels: ”Laat dan heel het huis van Israël (alle 12 stammen dus) weten dat God Hem en tot een Heere (= Eigenaar) en tot Christus (= Gezalfde) gemaakt heeft, deze Jezus, Die u gekruisigd heeft”.

Namen veranderen door mensen
In Genesis 28:19 lezen we over een naamsverandering: “Hij (Jakob) gaf die plaats de naam Bethel (= huis van God), hoewel de naam van de stad eerst Luz (= amandelboom) was”. Rachel heeft een loodzware bevalling in de velden van Efrata (= vruchtbaarheid), lezen we in Genesis 35:16-19. Vlak voordat ze sterft, geeft ze haar zoon nog de naam Ben-Oni mee, d.i. zoon van mijn pijn/verdriet.
Maar vader Jakob geeft deze 12e zoon de naam: Benjamin, d.i. zoon van de rechterhand.
In Ruth 1:20 lezen we dat Bethlehem in rep en roer raakt bij de thuiskomst van Naomi. Vers 20 zegt: “Maar zij zei tegen hen: Noem mij niet meer Naomi (= lieflijkheid), noem mij Mara (= bitterheid), want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan”.
Jeruzalem betekent: ‘stichting van vrede’, maar het heette oorspronkelijk Jebus en dat betekent ‘platgetreden plaats’.

Geen namen?
Worden er nadrukkelijk geen namen genoemd dan is er altijd een overdrachtelijke betekenis die de moeite waard is uit te zoeken.
Koning Salomo (= vreedzaam) regeerde veertig jaar en was al die tijd opperrechter en toch wordt er slecht één rechtszaak beschreven, en wel in 1 Koningen 3:16-28. Twee hoeren en twee zonen zonder namen en natuurlijk was hij een wijze rechter, want de waarheid komt boven tafel. Maar waarom geen enkele naam? De beide hoeren woonden in één huis en zijn het beeld van het gedeelde Israël (twee en tien stammen) en ze blijken niet de beste vriendinnen.
De eerste zoon sterft en op de derde dag wordt er weer een kind geboren dat blijft leven. Dit komt ons toch wel bekend voor?

Conclusie
Namen zijn belangrijk. De betekenis moet altijd worden opgezocht en meegenomen in de betekenis van beschreven geschiedenissen. De Heere God liet geen enkel woord zonder betekenis in Zijn Woord opnemen. Geen woord te veel en geen woord te weinig, volgens Openbaring 22:18 en 19. Wij mogen ons verheugen in het complete, rijke Woord van God. Zeer de moeite waard om te bestuderen, en een Bijbels namenboek helpt daarbij enorm. Van harte aanbevolen!

Zie voor betekenis van namen het boek ‘De Namen in de Bijbel’, Everread Uitgevers.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

Het Wonder van het Zaad

Bagage voor onderweg

De weg door het leven is voor iedere gelovige uniek. Hoe bijzonder is het dat je die weg mag gaan samen met je Verlosser, de Heere Jezus Christus. Hij geeft je daarbij allerlei zekerheden mee vanuit Zijn Woord. Enkele van die zekerheden komen kort en bondig in dit boekje naar voren. De stukjes waarin dat gebeurt, zijn bemoedigend en geven je vastigheid in je geloof in Degene aan Wie je toebehoort. Hij gaat altijd met je mee!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Bagage voor onderweg'

Tweemaal bij name genoemd

Er staan in de Bijbel diverse geschiedenissen waarin mensen door God geroepen worden. In sommige gevallen horen mensen letterlijk de stem van God Die hun naam uitspreekt. Er zijn zeven personen die zelfs tweemaal bij name geroepen worden door God.
Denk aan Abraham die op het moment dat hij bereid is zijn zoon te offeren, tweemaal geroepen wordt: "Abraham, Abraham!". Of denk aan dat moment dat Maria aan de voeten van de Heere Jezus naar Zijn woord zit te luisteren en Martha vindt dat zij veel te veel werk moet doen. De Heere zegt tegen haar: "Martha, Martha, u bent bezorgd en maakt u druk over veel dingen". Ook is er die indrukwekkende gebeurtenis op de weg naar Damascus als de verheerlijkte Heere zegt: "Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij?".
Behalve mensen worden ook de Heere Jezus, God en Jeruzalem tweemaal aangesproken: “Heere, Heere”, “Jeruzalem, Jeruzalem” en “Mijn God, Mijn God”.

Meer info & bestellen 'Tweemaal bij name genoemd''