“In Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem.” (Kol. 2:9-10)
Alles wat van Christus is, als God en mens, staat tot onze beschikking. De volheid der Godheid, wat deze uitdrukking ook mag betekenen, hebben wij ontvangen om ons volmaakt te doen zijn. Er staat weliswaar niet dat wij de Godheid Zelf verkregen hebben, maar wel Zijn volheid. Zijn alomtegenwoordigheid, alwetendheid, almacht, onveranderlijkheid en onfeilbaarheid, alles staat ten dienste van ons heil. Let op gelovige en zie dat de Here Jezus de volheid der Godheid heeft meegenomen in de verwezenlijking van het heil. Hoe onmetelijk is Zijn genade, hoe vastberaden en onwankelbaar Zijn trouw, hoe oneindig Zijn macht, hoe onbeperkt Zijn kennis.
Al deze dingen zijn door de Here Jezus gemaakt tot de pijlers van de tempel des heils en zijn aan ons gegeven als een altijddurende erfenis. De onpeilbare liefde van de Heiland is volledig tot ons gekomen. Elke spier van Zijn machtige arm, elk juweel van Zijn majestueuze kroon, de diepte van de Goddelijke kennis en de onbuigzaamheid van de Goddelijke gerechtigheid; alles is ons toegeworpen en wordt aangewend ten behoeve van ons. De volheid van Christus, in Zijn te aanbidden Persoon als Zoon van God, is door Hem aan ons gegeven om rijkelijk te gebruiken. Zijn wijsheid wijst ons de weg; Zijn kennis onderwijst ons; Zijn macht beschermt ons; Zijn rechtvaardigheid beschermt ons; Zijn liefde vergezelt ons; Zijn goedheid vertroost ons; Zijn standvastigheid geeft ons vertrouwen. Hij geeft zonder reserve toegang tot de berg van God en wekt ons op als mijnwerkers op zoek te gaan naar de verborgen schatten.
“Al het Mijne is het uwe”, zegt Hij (Luk. 15:31). O, lezer, wordt vol van de goedheid en genade van de Heer. Hoe goed is het op Jezus te zien en Hem aan te roepen. Wees ervan overtuigd, dat Hij overvloedig wil geven wat Hij ons in wezen allang heeft geschonken.