Kenmerkend voor het geloofsleven is de aanvaarding. Dat is precies het tegenovergestelde van zoiets als ‘verdienste’. Geloof is simpelweg het aanvaarden van een geschenk. Zoals de aarde het regenwater en de zee het rivierwater ontvangt, zo ontvangen wij, zonder er iets voor te (moeten) doen, de genade van God. Gelovigen zijn van nature geen bronnen of stromen, zij zijn slechts reservoirs, waarin het levende water uitgegoten wordt. Zij zijn lege vaten waarin God Zijn heil uitgiet. Het woord ‘aanvaarden’ of ‘ontvangen’ veronderstelt een zeker bewustzijn van iets wat een realiteit is. Het valt niet mee een schaduw te aanvaarden. We ontvangen iets wat realiteit is. Zo is het ook met het geloofsleven: Christus wordt een realiteit voor ons.
Zonder het geloof is ‘Jezus’ slechts een naam voor ons, een persoon, die lang geleden leefde, geschiedenis. Door het geloof wordt Jezus een werkelijke Persoon in het bewustzijn van ons hart. Aanvaarden betekent ook het toe-eigenen, in bezit nemen van iets. Hetgeen ik aanvaard, wordt iets van mijzelf. Als ik Jezus aanvaard, wordt Hij mijn persoonlijke Verlosser en Heer. Zo zelfs, dat leven noch dood mij ooit weer van Hem kan scheiden.
Het heil in Christus aanvaarden is als de blinde, die het licht ontvangt. Als de dove die horen kan, als de dode, die tot leven komt. Maar we hebben niet ‘slechts’ het heil ontvangen met alle zegeningen daaraan verbonden, maar de Heiland Zelf! Het is waar, dat Hij onze ogen en oren geopend heeft, dat Hij onze zonden heeft weggedaan, dat Hij ons leven uit de dood gaf, en ons rechtvaardig maakte. Maar wat nog meer is: De Zoon van God is in ons leven gekomen, Hijzelf. Christus Jezus, de verhoogde Heer, woont in ons door Zijn Geest. Hij is het Goddelijke geschenk, geschonken aan u en mij. Als wij Hem bewust hebben aanvaard mogen wij wandelen in Hem en zullen wij Gode dank brengen voor Zijn onuitsprekelijke gave!