Waar vinden wij erkenning? - Deel 7 (slot) - Groeien in Christus’ identiteit

Waar vinden wij erkenning?

Deel 7 (slot) - Groeien in Christus’ identiteit

Ieder mens heeft er behoefte aan om gezien en erkend te worden door anderen. Niet voor niets lezen wij aan het begin van Genesis dat Eva aan Adam gegeven wordt zodat hij niet meer alleen is. Helaas is het zo dat wij van de ander doorgaans niet de liefde en de aandacht krijgen waar wij zo naar verlangen. Dit kan ons als mens leeg, gekwetst en onzeker maken. Heel vaak werkt dit gemis ondermijnend voor de vorming van onze identiteit. Het gevolg hiervan is dat wij gevoelens van minderwaardigheid ontwikkelen. Als remedie daartegen gaan wij ons gekwetste ego zelf nieuw leven inblazen door zaken na te streven die het dusdanig vergroten dat anderen niet meer om ons heen kunnen. Wij ontwikkelen dan al gauw een meerderwaardigheidscomplex. De vraag is echter of dit ons wel echt de erkenning geeft die wij zoeken en nodig hebben.

Vorige artikelen
In de vorige artikelen zagen wij dat het niet goed is om onze identiteit van het oordeel van anderen of onszelf af te laten hangen. Vanuit de brieven van Paulus leerden wij dat het beter is ons te laten beoordelen door de Heere. In Christus worden wij door de hemelse Vader aangenomen als Zijn kinderen en werkt de kracht van Gods Geest in ons binnenste. De identiteit van ons als gelovigen rust zo niet in onszelf, maar in Christus. Hij geeft ons bovendien de nodige middelen die ons kunnen helpen om ondanks alle omstandigheden rotsvast te blijven staan. Eén van de middelen die ons ter beschikking staan, is de geestelijke wapenrusting. Deze helpt ons weerstand te bieden tegen de huidige egocentrische en egoïstische tijdgeest die wij zouden kunnen omschrijven als: “Ik heb mijzelf lief boven alles en mijn naaste als het mij uitkomt.” De geestelijke wapenrusting staat gelijk aan Gods kracht en helpt ons stand te houden tegenover zowel innerlijke als uiterlijke destructieve krachten. De verschillende onderdelen van de wapenrusting kunnen ons helpen bij onze identiteitsvorming. In dit laatste artikel in deze serie staan wij stil bij een aantal gedachten die ons kunnen helpen bij het groeien in Christus’ identiteit.

1. Wij worden in deze wereld nooit volmaakt
Er heerst bij sommige gelovigen de gedachte dat als je Christus kent, je een volmaakte levenswandel kan en moet hebben. Het probleem is dat, zolang wij een lichaam van vlees en bloed hebben, de zonde altijd een rol blijft spelen in ons leven. Hoe vast wij ook staan in Christus’ identiteit, wij houden onze tekortkomingen en zullen fouten blijven maken. Niet voor niets wordt er in zowel de brieven van Paulus als de andere apostolische brieven regelmatig gewaarschuwd om de zonde te laten. Als mens, maar ook als gelovige, trekken wij daar uiteindelijk altijd in zekere mate aan op de zonde. Ons leven lang hebben wij de genade van Christus iedere dag nodig om daar weer afstand van te nemen. Het helpt ons in de omgang met deze situatie uiteindelijk meer om te accepteren dat wij falende mensen zijn, dan dat wij hier tegen vechten of dit negeren of ontkennen. Pas als wij tot erkenning komen dat wij tekortschieten, kunnen wij daadwerkelijk gaan leven uit de vergeving die God ons in Christus heeft geschonken. Deze vergeving neemt telkens weer de last van ons falen weg waardoor ruimte ontstaat om uit Gods kracht en goedheid te gaan leven. Maar niet alleen in onszelf is het falen aanwezig, ook in de wereld om ons heen is dit het geval. Wij worden hier dag in dag uit mee geconfronteerd. Soms raakt het ons ook. Pijn, moeiten, verdriet, verlies en sterven verwonden ons en laten blijvend hun sporen achter. De gevolgen hiervan zullen wij pas werkelijk kwijt raken op het moment dat wij in Gods heerlijkheid aankomen.

2. Wij kunnen groeien 
Ondanks dat zonde en lijden altijd een rol zullen blijven spelen tijdens dit leven, zijn wij niet kansloos of verloren. Sommige gelovigen leven uit de gedachte zoals Paulus die verwoordt over de tijd dat hij nog buiten Christus’ genade leefde: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?” (Rom. 7:24). Terwijl hij een paar verzen verderop zegt: “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods” (Rom. 8:1-2, NBG-’51 vertaling). Dit laatste vers leert ons niet alleen dat wij juridisch vrijgesproken zijn van de zonde, maar ook dat wij door Christus steeds meer naar Gods bedoeling mogen gaan leven. Zo schrijft Paulus even later: “Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven” (Rom. 8:13). Later verwoordt Paulus dit in de Efezebrief net weer wat anders: “… maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus” (Efe. 4:15). God biedt ons door de kracht van Zijn Geest de mogelijkheid om steeds meer afstand te nemen van onze slechte gedachten en gewoonten, en ruimte te geven voor Zijn wil en liefde in ons leven. Dit is niet iets waarop wij hoeven wachten totdat dit aan ons gebeurt, wij mogen er actief mee aan de slag: “Laat dus wat aards in u is afsterven: ontucht, zedeloosheid, hartstocht, lage begeerten en ook hebzucht (…). Omdat God u heeft uitgekozen, omdat u zijn heiligen bent en Hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld” (Kol. 3:5 en 12). Groeien in Christus is iets waar wij voor kunnen kiezen en waar de Geest ons bij wil helpen.

3. Onszelf relativeren
Veel gelovigen denken dat ze pas echt goede gelovigen zijn als ze veel van de Bijbel weten, zich geestelijk gedragen of bijzondere dingen voor de Heer doen. De kwaliteit van ons geloofsleven zit echter niet in de eerste plaats in wat wij doen of denken, maar in hoe wij ons door Christus verhouden tot God. Hoe staan wij voor onze hemelse Vader? Wat betekent Hij voor ons? Hoe is onze relatie met Hem? Willen wij voor Hem leven? Willen wij doen wat Hij van ons vraagt, zelfs al is dit iets wat wijzelf ten diepste niet willen? In ons geloofsleven staat niet ons geloof, maar God centraal. Groeien in geloof is, zoals Johannes de Doper eens zei: “Hij moet meer worden, ik echter minder” (Joh. 3:30). Pas in de intieme omgang met God kan dit gebeuren. Geestelijke groei begint in de stilte van onze binnenkamer. Daar gaan wij als kinderen naar onze hemelse Vader, Die tegelijkertijd ook een ontzagwekkend God is. In Zijn licht zijn wij slechts nietige en kleine mensjes. Om ons in een positie van nederigheid te plaatsen, kan het ons helpen om teksten te lezen als Psalm 103:15-16. Daar staat dat de mens is als het gras en een bloem in het veld. Wij komen snel op en verdorren net zo snel, om dan voorgoed in het niets te verdwijnen. Wij kunnen slechts door Gods goedheid bestaan.

4. Handelen uit Christus’ identiteit
Wie wij zijn wordt in deze wereld vaak afgemeten aan de omvang van onze daden. Bij God gaat het echter niet om het uiterlijke resultaat van wat wij doen, maar of wij de dingen vanuit de juiste intentie doen. Het gebed van de zondige tollenaar wordt hoger aangeslagen dan dat van de zichzelf rechtvaardigende farizeeër (Luk. 18:11-14). De minieme gift van de arme weduwe is in Jezus’ ogen groter dan de bakken met geld die de rijken in de offerkist doneren (Luk. 21:1-4). Zowel de tollenaar als de weduwe handelen vanuit de juiste intentie. De tollenaar erkent dat hij zichzelf niet kan rechtvaardigen en de weduwe geeft alles wat zij heeft. Zij voelden zich hier niet verheven of geestelijk over; zij deden gewoon datgene waarvan zij vonden dat zij het moesten doen. Handelen uit Christus’ identiteit is niets anders dan datgene doen wat je behoort te doen, zonder daar trots op te zijn. Het is geen opzichtige of gespeelde goedheid, of geveinsde en gewilde nederigheid. Het gebeurt slechts daar waar enkel het oog in afhankelijkheid op God gericht is en niet op het gezien en gewaardeerd worden door anderen.

5. Erkennen en leren van onze fouten
De vergeving die wij door Jezus Christus hebben ontvangen, is zowel voor onze zonden uit het verleden als voor de zonden die wij nog gaan doen. Op het moment dat wij iets verkeerds doen, mogen wij weten dat het reeds vergeven is en daar God voor bedanken. Zelfs al maken wij keer op keer dezelfde fout. Dat is een geweldig mooi iets, waar wij niet genoeg uit kunnen leven. Toch zegt Paulus in Romeinen 6:1 ook: “Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt?” Hij bedoelt hiermee dat Gods onvoorwaardelijke vergeving voor onze zonden geen reden moet zijn om er maar op los te leven. Dit zou niet overeenkomstig de nieuwe identiteit zijn die wij in Christus hebben ontvangen. Om in toenemende mate te leven uit deze identiteit is het belangrijk dat wij ontdekken welke tekortkomingen ons nog in de weg staan. Werkelijk ervaren van Christus’ vergeving, is erkennen wat wij verkeerd doen en dit ook uiten tegenover onze hemelse Vader. Willen wij echt veranderen naar Gods beeld, dan is het van belang dat wij ook afstand nemen van hetgeen wij verkeerd gedaan hebben. Wij belijden dan aan God: ‘Heer, wat ik gedaan heb is niet goed. Ik dank U dat U het mij vergeven heeft in Christus. Heer, ik wil datgene ook niet meer doen omdat het verkeerd is. Helpt U mij om dat te laten en het goede ervoor in de plaats te laten komen’. Dit is een gebed dat wij iedere dag mogen bidden en wat bij mag dragen aan het in toenemende mate geworteld worden en groeien in Christus. 

6. Omgaan met kritiek
Wij vinden het vaak lastig als anderen kritiek op ons hebben. Allereerst is het belangrijk dat wij begrijpen dat, wat voor kritiek wij krijgen en of dit nu terecht of onterecht is, het nooit iets afdoet aan de identiteit die wij in Christus hebben. Voor God zijn wij in Christus goed zoals wij zijn. Dit helpt ons om onterechte kritiek van ons af te laten glijden. Maar het helpt ons ook om terechte kritiek ten goede te laten meewerken. Terechte kritiek houdt namelijk altijd verband met onvolkomenheden die buiten de identiteit van Christus vallen en groei daarvan belemmeren. Zicht krijgen op ons tekortschieten kan de eerste aanzet vormen tot verandering ten goede. Soms kan het ook zo zijn dat wij ons in de schaduw van anderen voelen staan. Anderen profileren zich meer en beter dan dat wij doen of bezitten nu eenmaal bepaalde eigenschappen of vaardigheden die wij niet bezitten. Dan is hun ogenschijnlijke superioriteit in onze ogen een aanklacht tegenover onze tekortschietende persoonlijkheid. Bedenk op zo’n moment dat God ons ook unieke eigenschappen en sterke kanten heeft gegeven. Wij hoeven niet allemaal op dezelfde manier te functioneren binnen het Lichaam van Christus. Ieder mag zijn eigen rol hebben. Wij mogen elkaar aanvullen en versterken. En bij God zou het ook best weleens zo kunnen zijn dat de rol die, naar de mens gesproken, het meest gering is, in Zijn ogen het grootst is. Denk in dit opzicht aan de waarde die de Heere Jezus toekende aan de twee muntjes die de weduwe in de offerkist doneerde.

7. Onszelf en de ander in Christus zien
In 2 Korinthe 5:16 staat: “Daarom beoordelen we vanaf nu niemand meer volgens de maatstaven van deze wereld; ook Christus niet, Die we vroeger wel volgens die maatstaven beoordeelden” (Nieuwe Bijbelvertaling). Paulus vergelijkt het kijken naar elkaar met hoe wij naar Christus dienen te kijken. Toen Hij als mens naar de aarde kwam, stelde Hij naar de mens gesproken niet veel voor: Hij was afkomstig uit het niet zo beste Galilea, Hij was de zoon van een timmerman, Hij was niet rijk, Hij was ongeleerd en Hij stierf uiteindelijk jong een verachtelijke dood aan het kruis. Maar dit is niet het belangrijkste aan Hem, want dat is dat Hij voor ons stierf en opgewekt is uit de dood (2 Kor. 5:15). Wij kennen Hem nu als de opgewekte Heer. Zoals wij op deze manier naar Christus kijken, zo moeten wij ook naar onszelf en onze medegelovigen kijken: als een nieuwe schepping in de opgewekte Heiland (2 Kor. 5:17). In een andere brief zegt Paulus over deze nieuwe positie: “Daarbij is niet Griek en Jood van belang, besnedene en onbesnedene, barbaar en Scyth, slaaf en vrije, maar Christus is alles en in allen” (Kol. 3:11). In Christus gaat het niet om onze rol in kerk of gemeente, wat wij voor het geloof doen of laten, onze etnische achtergrond of onze maatschappelijke positie. Wij zijn allemaal gelijk in Hem en zo moeten wij ook met elkaar omgaan. Als Paulus dan in Filippenzen 2:3 zegt dat wij de ander uitnemender moeten achten dan onszelf, dan is dit niet op basis van uiterlijke factoren bij de ander. Dat is dan op basis van onze innerlijke gezindheid, zoals Christus Die ook had: Hij kwam om anderen vanuit Gods liefde te dienen, ongeacht wie zij waren. Wij mogen ons geliefde kinderen van God weten die door Hem een overvloed van genade hebben ontvangen die wij aan anderen mogen uitdelen.

Besluit 
Wij zijn aan het einde gekomen van een serie artikelen die ging over de vraag waar wij erkenning vinden. Wij hebben gezien dat ons eigen denken, handelen en zijn hierin een wankele basis vormen. Hoeveel wij misschien ook presteren tijdens ons leven hier op aarde, uiteindelijk moeten wij het allemaal afleggen als wij komen te sterven. Daarnaast zijn er altijd mensen die het op één of andere manier beter doen dan wij of die datgene wat wij zorgvuldig hebben opgebouwd in één klap weten te vernietigen. Wat God ons in de relatie met Hem door Jezus Christus geeft, is echter een onverwoestbare identiteit met onuitputtelijke bronnen waar wij tot in de verste eeuwigheid uit mogen putten. Het valt voor ons als gelovigen niet altijd mee om uit deze identiteit te leven. Gelukkig heeft God ons de kracht van Zijn Geest gegeven Die ons daarbij wil helpen. Zo mogen wij al groeiend in Christus onze levensweg vervolgen totdat wij eens in Gods hemelse heerlijkheid aankomen, waar wij helemaal zo zullen zijn zoals God het bedoeld heeft: volmaakt, stralend en in volkomen liefde, samen met alle andere heiligen, op Hem gericht. Dan zullen wij Hem zonder enig voorbehoud erkennen als onze Heer, zoals Hij ons nu al erkent als Zijn geliefde kinderen.

Meer artikelen in de serie "Waar vinden wij erkenning?":

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'