Waar vinden wij erkenning? - Deel 2 - Menselijk oordeel

Waar vinden wij erkenning?

Deel 2 - Menselijk oordeel

Ieder mens heeft er behoefte aan om gezien en erkend te worden door anderen om hem heen. Niet voor niets lezen wij aan het begin van Genesis dat Eva aan Adam gegeven wordt zodat hij niet meer alleen is. Helaas is het zo dat wij van de ander doorgaans niet de liefde en de aandacht krijgen waar wij zo naar verlangen. Dit kan ons als mens leeg, gekwetst en onzeker maken. Heel vaak ook werkt dit gemis ondermijnend voor de vorming van onze identiteit. Het gevolg hiervan is dat wij gevoelens van minderwaardigheid ontwikkelingen. Als remedie daartegen gaan wij ons gekwetste ego zelf nieuw leven inblazen door zaken na te streven die het dusdanig vergroten dat anderen niet meer om ons heen kunnen. Wij ontwikkelen dan al gauw een meerderwaardigheidscomplex. De vraag is echter of dit ons wel echt de erkenning geeft die wij zoeken en nodig hebben.

Vorige artikel
In het vorige artikel zagen wij hoe wij als mensen door gebrek aan erkenning met een leeggelopen of juist opgeblazen ego rondlopen. Daarbij zagen wij dat dit niet alleen een issue is in onze tijd, maar ook in de tijd van Paulus voor kwam. De Korinthiërs waren opgeblazen omdat zij hun identiteit ontleenden aan partijdigheid ten gunste van een bepaalde evangelist. Daarbij verhieven zij zich boven elkaar en deden zich geestelijker voor dan zij in werkelijkheid waren. Paulus riep hen er toe op om niet in mensen te roemen. De Korinthiërs hadden het ook helemaal niet nodig om het van mensen te verwachten, omdat zij alles al in Christus ontvangen hadden (1 Kor. 3:21-23). Ook wij als gelovigen in deze tijd mogen weten dat wij alles in Christus hebben ontvangen. Echter, desondanks, ervaren wij toch vaak een leegte omdat wij geen erkenning krijgen van de mensen om ons heen. In dit artikel gaat het er over hoe wij om kunnen gaan met het oordeel van anderen.

Kapotte relaties 
Toen Adam en Eva in de Hof van Eden van de boom van kennis van goed en kwaad aten, werd niet alleen de relatie tussen hen en God verstoord, maar ook hun onderlinge relatie. Zo staat er in Genesis 3:16 dat de begeerte van de vrouw naar haar man zal uitgaan, maar dat hij over haar zal heersen. Hiermee wordt bedoeld dat de vrouw op een bepaalde manier van haar man afhankelijk zal zijn omdat zij zijn fysieke bescherming nodig heeft. Echter, de man die de vrouw moet beschermen en koesteren, zal in plaats daarvan veeleer over haar heersen. Wij zien hier dat de onderlinge verhoudingen door de zondeval uit balans zijn geraakt. Dat dit niet alleen het geval is tussen man en vrouw is goed te zien in het volgende hoofdstuk van Genesis, waar Kaïn zijn broer Abel doodt, omdat hij jaloers op hem is. In het vervolg van de Bijbel zijn nog talloze voorbeelden te vinden van verstoorde relaties waarbij vaak sprake is van een complexe wisselwerking tussen nodig hebben en uitgebuit worden. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de geschiedenis van Jakob en Ezau.
In ieder geval zijn de onderlinge, menselijke verhoudingen tot op de dag van vandaag behoorlijk verstoord. Deze situatie zal, zolang Christus niet weerkomt, ook niet veranderen. Sterker nog, aan het einde van het menselijk tijdperk zullen bepaalde relaties alleen maar nog meer onder druk komen te staan: “De ene broer zal de andere broer overleveren om gedood te worden, en de vader het kind, en de kinderen zullen tegen de ouders opstaan en hen doden” (Matt. 10:21). Hoe lastig het ook is, wij zullen op voorhand moeten accepteren dat de menselijke relaties die wij tijdens dit bestaan hebben altijd onvolkomen en ongelijk zullen zijn en vaak problemen met zich meebrengen. Dit betekent dat de ander ons ook nooit datgene kan geven wat wij nodig hebben, ook al zou die ander wensen dat hij dit wel kon en zijn uiterste best daarvoor zou doen.
Het probleem van menselijke relaties is een probleem dat moeilijk is en vaak ook ingrijpt op ons leven. Wij gaan nu vanuit 1 Korinthe 4 onderzoeken hoe wij kunnen omgaan met de wijze waarop wij beoordeeld worden en waarop wij ons zelf beoordelen.

Menselijk oordeel
In 1 Korinthe 4:3 schrijft Paulus: “Maar het betekent zeer weinig voor mij dat ik door u beoordeeld word of door enig menselijk oordeel. Ja, ik beoordeel ook mijzelf niet.” De reden dat Paulus deze woorden spreekt, is dat hij er bij de Korinthiërs niet al te best op staat. In de tweede Korinthebrief kunnen wij duidelijk zien wat hun verwijten aan het adres van Paulus zijn. Zo vond men Paulus’ verschijning zwak en zijn spreken verachtelijk (2 Kor. 10:10). En omdat Paulus zo zwak oogde, vonden zij hem verwerpelijk (2 Kor. 13:6). Men vroeg zich zelfs af of hij wel een dienaar van Christus was (2 Kor. 13:3). Hoe gaat Paulus met deze kritiek om?

Enerzijds zien wij dat Paulus zijn apostelschap verdedigt. Hij doet dit echter niet voor zichzelf, maar omwille van het evangelie en tot opbouw van de Korinthiërs: “Denkt u nu weer dat wij ons tegenover u verdedigen? Wij spreken voor het aangezicht van God in Christus; en dit alles, geliefden, tot uw opbouw” (2 Kor. 12:19). Het feit dat Paulus hier zegt dat hij en Timotheüs (zie 2 Kor. 1:1) spreken voor het aangezicht voor God, wijst erop dat hij uiteindelijk het oordeel aan God laat, voor Wie zij in Christus spreken. Dit is ook wat wij Paulus zien doen in 1 Korinthe 4.
Foto: Paulus in de gevangenis-Rembrandt-1627
Wanneer hij in 1 Korinthe 4:3 zegt dat het zeer weinig voor hem betekent dat hij door de Korintiërs beoordeeld wordt of door wat voor menselijk oordeel dan ook, dan bedoelt hij daarmee dat geen enkel mens over hem als persoon een oordeel kan vellen. Daarbij laat hij zich ook niet raken door datzelfde menselijke oordeel. Bedoelt Paulus hiermee dat hij niet open staat voor kritiek of dat hij een hele harde opstelling heeft? Of stelt hij dat hij enkel zélf over zichzelf oordeelt? Om op het laatste in te gaan, dat is zeker niet het geval. Waar Paulus niet over zich laat oordelen door anderen, daar doet hij dit ook niet over zichzelf: “Ja, ik beoordeel ook mijzelf niet.” Daarnaast is Paulus ook niet iemand die niet kritisch over zichzelf zou zijn en naast zijn schoenen zou lopen. Hij noemt zichzelf juist tegenover de Korintiërs de minste van alle apostelen omdat hij de gemeente vervolgd had (1 Kor. 15:9) en hij komt er openlijk voor uit dat hij zwak is (2 Kor. 12:5).
In het volgende vers van 1 Korinthe 4 gaat Paulus nog wat dieper in op de materie: “Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik nog niet gerechtvaardigd.” Paulus bedoelt hier te zeggen dat hij niet het idee heeft dat zijn intenties richting de Korinthiërs verkeerd zijn. Hij meent niet dat hij hen op wat voor wijze dan ook tekort gedaan of benadeeld heeft. Velt Paulus hier uiteindelijk dan toch een oordeel over zichzelf? Nee, want hij voegt er in één adem aan toe dat hij niet gerechtvaardigd wordt door zijn goede intenties. Wat Paulus hier wil zeggen is: je kunt wel menen dat je goed doet, maar dat wil nog niet zeggen dat dit ook daadwerkelijk zo is. Paulus is hier zelf nog wel het beste voorbeeld van, zo kunnen wij in 1 Timotheüs 1:13 lezen: “…mij, die vroeger een godslasteraar was, een vervolger en een verdrukker. Maar mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik het in onwetendheid gedaan heb, in ongeloof.” Paulus vervolgde vanuit eigen goede intenties de christelijke gemeente totdat Jezus Christus hem Eigenhandig in de kraag greep en liet zien dat zijn ogenschijnlijk goede intenties eigenlijk heel verkeerd waren.

Ik denk dat wij het allemaal wel uit ons leven herkennen dat wij in de overtuiging van de juiste intenties het goede meenden te doen wat achteraf helemaal verkeerd bleek te zijn. Ik herinner mij dat ik ooit in een administratieve baan mijn leidinggevende dacht te hebben geholpen door eigenhandig een financiële kwestie op te lossen. Achteraf bleek dit een onnodige kostenpost van tienduizend euro op te leveren. En om het nog wat verder door te trekken: ook Adolf Hitler meende goede intenties te hebben, maar het had oorlog, Jodenvervolging en miljoenen doden tot gevolg. Het is dus ondoenlijk om onszelf en onze eigen intenties te beoordelen, eenvoudigweg omdat wij onszelf onvoldoende kennen. Ik herinner mij dat toen ik mijn vrouw in 1995 ontmoette, ik behoorlijk verward raakte toen ik verliefd op haar werd en die gevoelens wederzijds bleken te zijn. Zij was namelijk in een aantal opzichten niet het soort vrouw waarvan ik dacht dat bij mij zou passen. Uiteindelijk zijn wij na meer dan twintig jaar nog steeds bij elkaar en kan ik zeggen dat wij een goed huwelijk hebben. Mijn inschatting van wat goed voor mij is, bleek in dit geval dus niet juist te zijn.
Waar het ondoenlijk is om onszelf te beoordelen, daar is dit ook het geval ten opzichte van anderen en omgekeerd. Hoe vaak vergissen wij ons niet in mensen, zowel positief als negatief? Ooit had ik een collega die mij op het eerste gezicht helemaal niet aardig leek, maar nadat ik hem beter leerde kennen, bleek hij erg geschikt te zijn en hebben wij een tijdlang fijn samen kunnen werken. Maar ook het omgekeerde kan gebeuren. Je leert iemand kennen, je vertrouwt hem je hele hart toe en dan bedriegt die persoon je op een ongelooflijke manier. En waar anderen dit bij ons doen, daar doen wij dit ook bij anderen. Daarmee kunnen wij stellen dat wij elkaar als mensen niet alleen niet goed kennen maar ook dat wij als aangeklaagden van elkaars leed niet het recht hebben om over elkaar te oordelen: “U echter, wat oordeelt u uw broeder? Of ook u, wat minacht u uw broeder? Wij zullen toch allen voor de rechterstoel van Christus gesteld worden” (Rom. 14:10).

Toch vinden er menselijke oordelen in onze wereld en samenleving plaats. En dat is ook nodig om er voor te zorgen dat er recht gedaan wordt als er onrecht heeft plaats gevonden. In Romeinen 13 staat niet voor niets dat de overheid niet tevergeefs het zwaard draagt. Maar wij horen Prediker ook zeggen dat hij de plaats van het recht zag en zag dat er onrecht plaats vond (Pred. 3:16). Soms wordt ons door mensen, instanties en zelfs door de rechterlijke macht onrecht aangedaan. En met enige regelmaat gaan zelfs de daders van onmetelijk leed gewoon vrijuit. Zulke zaken kunnen ongelooflijk pijnlijk en onrechtvaardig zijn. Juist in dat soort situaties kan Paulus ons tot voorbeeld zijn wanneer hij zegt dat het zeer weinig voor hem betekent dat hij door menselijk oordeel beoordeeld wordt. Het leed Paulus aangedaan, raakt zijn identiteit niet, het kwetst zijn ego niet. Dat was zelfs het geval toen hij onterecht beschuldigd werd door de Joodse leiders en Romeinse machthebbers en gevangen gezet werd. Aan het einde van zijn leven, als zijn executie er aan zit te komen, zien wij dan ook geen teleurgestelde of gefrustreerde Paulus, maar zien wij een gelovige die anderen vergeeft en ondanks zijn naderend einde vol goede moed is. Hij verontschuldigt degenen die hem tijdens zijn proces in de steek hebben gelaten en hij heeft er vertrouwen in dat God hem door zijn executie heen zal bevrijden van zijn vijanden en over zal brengen in Zijn hemels Koninkrijk (2 Tim. 4:16-18). Dat is leven vanuit een onverwoestbare identiteit die weet dat zijn erkenning niet bij mensen, maar bij God gevonden moet worden.

Maar hoe zit het dan met situaties waarin wij anderen tekort gedaan hebben? Dat brengt toch een enorme schuldenlast op onze ziel met zich mee? Ook hier kan Paulus ons weer tot voorbeeld zijn. Hadden wij het er niet eerder over dat Paulus zich de minste van alle apostelen vond omdat hij de gemeente vervolgd had? In de menselijke hiërarchie plaatst Paulus zichzelf onderaan. Het past hem als gewezen zondaar nederig te zijn. Maar hetgeen hij anderen heeft aangedaan drukt bij hem niet op zijn ziel, bepaalt niet zijn identiteit en vernielt niet zijn ego. En dat terwijl hij een godslasteraar, vervolger en verdrukker was. Hoe kan Paulus dan toch met zoveel vertrouwen in het leven staan? Een antwoord hierop kunnen wij vinden in 1 Timotheüs 1:15-16. Daar stelt Paulus dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars te redden, onder wie Paulus zich als de voornaamste rekent. Maar Paulus zegt dat God Zich in Jezus Christus juist over hem heeft ontfermt en alle geduld met hem heeft gehad. Gods doel daarmee was niet alleen om Paulus genade te schenken, maar ook om hem tot een voorbeeld te maken zodat anderen in de toekomst ook tot geloof zouden komen. Ondanks zijn belaste verleden is Paulus dus innerlijk geen wrak of zielig hoopje mens. Waarom niet? Omdat God hem in Jezus Christus genade geschonken heeft en omdat hij daardoor een voorbeeld voor anderen mag zijn.

Paulus laat zich dus niet door anderen oordelen. Ook oordeelt hij zichzelf niet. Door wie hij zich wel laat oordelen is God. En dat is ook wat hij in 1 Korinthe 4:4 zegt: “Wie mij echter beoordeelt, is de Heere.” Hoe dat oordeel eruit ziet, zagen wij net al enigszins vanuit 1 Timotheüs 1 waar Paulus getuigde dat hem door Jezus Christus ontferming is bewezen. In het volgende artikel willen wij daar dieper op ingaan en dit koppelen aan de manier waarop wij werkelijk erkenning kunnen vinden en vast kunnen staan in een onverwoestbare identiteit.

“Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden" (2 Kor. 5:17).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'