Waar vinden wij erkenning? - Deel 3 - Gods oordeel

Waar vinden wij erkenning?

Deel 3 - Gods oordeel

Ieder mens heeft er behoefte aan om gezien en erkend te worden door anderen om hem heen. Niet voor niets lezen wij aan het begin van Genesis dat Eva aan Adam gegeven wordt zodat hij niet meer alleen is. Helaas is het zo dat wij van de ander doorgaans niet de liefde en de aandacht krijgen waar wij zo naar verlangen. Dit kan ons als mens leeg, gekwetst en onzeker maken. Heel vaak ook werkt dit gemis ondermijnend voor de vorming van onze identiteit. Het gevolg hiervan is dat wij gevoelens van minderwaardigheid ontwikkelingen. Als remedie daartegen gaan wij ons gekwetste ego zelf nieuw leven inblazen door zaken na te streven die het dusdanig vergroten dat anderen niet meer om ons heen kunnen. Wij ontwikkelen dan al gauw een meerderwaardigheidscomplex. De vraag is echter of dit ons wel echt de erkenning geeft die wij zoeken en nodig hebben.

Vorige artikelen
In de vorige artikelen zagen wij hoe wij door gebrek aan erkenning met een leeggelopen of juist opgeblazen ego rondlopen. Vanuit 1 Korinthe 3 en 4 leerden wij dat het niet goed is als wij onze identiteit laten afhangen van hoe anderen over ons denken, omdat het menselijk oordeel vaak onzorgvuldig en wisselvallig is. Hetzelfde geldt ten aanzien van het beoordelen van onszelf. Wij kennen onszelf vaak onvoldoende en kunnen ons behoorlijk vergissen in onze eigen intenties. Van Paulus leerden wij dat het beter is om ons door de Heere te laten beoordelen en te bouwen op Christus in Wie wij alles hebben ontvangen. In dit artikel gaan wij wat dieper op deze laatste twee zaken in.

Gods oordeel
In 1 Korinthe 4:3-4 zegt Paulus dat hij zich weinig aantrekt van het oordeel dat de Korintiërs over hem hebben. Ook zegt hij dat hij niet in staat is om zichzelf te beoordelen. Hij laat het oordeel uiteindelijk maar aan één Iemand over en dat is de Heere: “Wij mij echter beoordeelt, is de Heere.”
In de vorige artikelen zagen wij dat de mens zijn erkenning en eigenwaarde vaak tevergeefs zoekt in prestaties die hij levert. Als hij deze erkenning al weet te vinden, is deze vaak vluchtig en gaat geregeld ook ten koste van anderen. Als jij wint, verliest een ander en andersom is dat ook het geval. Voorbeelden hiervan zien wij vaak in de sport. Dan denk je net het wereldrecord scherper te hebben gezet en een paar minuten later is er iemand die jouw toptijd weer uit de boeken loopt of rijdt. Nog schrijnender is het dat degene die de prijs eigenlijk verdient, deze niet krijgt omdat een ander profiteert van zijn inspanningen of vals speelt. 
Deze voorbeelden uit de sport weerspiegelen hoe het er in het dagelijks leven aan toe gaat. Denk aan die vrouw die altijd voor haar man klaar staat, maar enkel door hem afgesnauwd wordt. Of aan die hardwerkende medewerker die geen promotie krijgt omdat die ene luie collega net wat beter kan praten of zijn ellebogen gebruikt. Of aan die zachtmoedige en wijze man in de gemeente die overvleugeld wordt door luidruchtige dogmatici.
Naar het menselijk oordeel gaat het er dus vaak niet eerlijk aan toe. De vraag is nu: Hoe kijkt God dan aan tegen onze inspanningen en prestaties? Een antwoord hierop kunnen wij onder andere vinden in Paulus’ brief aan de Galaten. In Galaten 2:16 stelt Paulus dat geen mens gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet. Als wij deze woorden wat breder trekken en in de context van ons onderwerp plaatsen, zouden wij kunnen zeggen dat geen enkel mens op basis van eigen inzet erkenning bij God kan vinden. Dit is een hele harde boodschap. Paulus verwoordt dit in Romeinen zelfs nog wat stelliger en indringender: “Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één” (Rom. 3:11). Wij kunnen met geen enkele mogelijkheid aan de Goddelijke standaard voldoen. De reden hiervoor is dat wij door de zonde zo enorm beperkt en beschadigd zijn, dat wij nooit overeind kunnen blijven tegenover Gods geweldige grootheid en heiligheid. Waar wij bij mensen – hoe vluchtig en voorwaardelijk ook – nog wel enige erkenning kunnen vinden, daar is dit bij God dus helemaal niet het geval. Het lijkt hiermee wel of wij van het zoeken van oordeel bij God in plaats van mensen van de regen in de drup zijn beland. Waar mensen ons soms nog wel enigszins zien zitten, daar ziet God ons helemaal niet zitten.

Gelukkig staat er achter de woorden uit Galaten 2:16 een ‘maar’. Doorgaans is een ‘maar’ bij ons mensen niet zo positief: “Ik houd van je, maar meer van een ander”, of: “Ik accepteer je, maar dan moet je wel veranderen”, en: “Ik vind het lief wat je gedaan hebt, maar ik had het toch graag anders gezien.” Gods ‘maar’ in Galaten 2:16 pakt echter juist heel positief uit. Dit ‘maar’ is zelfs in onbeschrijfelijk overtreffende trap positiever dan het negatieve menselijke ‘maar’. Wat is dit ‘maar’ van God dan? Paulus zegt dat de gelovige weliswaar niet op basis van eigen inzet erkenning vindt bij God, maar dat hij dit wel kan vinden door het geloof VAN (zie St. Vert.) Jezus Christus. Wie in Christus Jezus gelooft mag weten dat zijn eigen kleine en beperkte geloof mag inhaken op het volkomen geloof van Christus. En als God dan naar ons kijkt, ziet Hij niet meer ons met al onze tekortkomingen en gebreken, maar dan ziet Hij Christus, volmaakt, heilig en goed. Wij zouden kunnen zeggen dat Christus’ geloof ons wordt toegerekend.
Deze situatie is te vergelijken met de gang naar de rechtbank. Stel, wij zouden voor Gods rechtbank moeten verschijnen om ons te verantwoorden voor alles wat wij in dit leven doen. Ondanks dat wij onszelf misschien enorm inzetten, met wellicht ook de juiste intenties, zouden wij op geen enkele manier kunnen voldoen aan Gods rechtseis. De reden hiervan is dat Gods grootheid en heiligheid volledige toewijding en overgave van ons vraagt. Iets wat wij niet kunnen geven. Het vonnis zou daarom zonder enige twijfel luiden dat wij op alle ingediende aanklachten schuldig zijn. Echter, in plaats van dat wij de rechtszaal binnen moeten gaan, is het Christus Die dit tweeduizend jaar geleden voor ons heeft gedaan. Hij leefde een leven zoals wij, maar deed dit op volmaakte wijze en geheel naar God rechtseis. Toen Hij echter Gods rechtszaal binnenging, laadde Hij onze schuld op Zich en liet Zich in onze plaats veroordelen. God aanvaardde dit offer. Christus maakte hiermee de weg tot God voor ons vrij. Hierdoor mogen wij nu zonder enige belemmering tot God komen en van Hem onvoorwaardelijke Vaderliefde ontvangen. Wij hoeven ons ten opzichte van Hem niet te bewijzen of zelfs maar enige prestatie te leveren om Zijn liefde te ontvangen. Hij geeft ons door Christus Zijn liefde zonder enig voorbehoud. Wij hoeven daarom ook niet meer slaafs onze bewijsdrang en zucht naar erkenning te volgen. God heeft ons namelijk in Christus alles geschonken: “Dus nu bent u geen slaaf meer, maar een zoon; en als u een zoon bent, dan bent u ook erfgenaam van God door Christus” (Gal. 4:7).

Onze nieuwe identiteit
Door Jezus Christus vinden wij dus erkenning bij God. Wij kunnen dit als gelovigen heel goed weten, maar desondanks voelt ons binnenste vaak leeg en beschadigd of juist opgeblazen en verwrongen. Met ons hoofd begrijpen wij heel goed hoe het zit, maar ons hart vindt toch nog geen rust in wat wij in Christus hebben ontvangen. Wij blijven zo worstelen met onszelf doordat wij ons afhankelijk houden van andermans oordeel of ons eigen oordeel. Wij blijven maar op die manier zoeken naar erkenning en vergeten dat wij van onze hemelse Vader meer hebben ontvangen dan alle menselijke erkenning bij elkaar. In het volgende artikel zullen wij stilstaan bij hoe wij daadwerkelijk kunnen leven uit de erkenning die wij in Christus van God ontvangen hebben. Nu willen wij eerst wat specifieker ingaan op wat de gevolgen van die erkenning voor ons leven zijn.

In Galaten 2:20 staat het volgende: “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in (moet zijn: van – zie St. Vert. - red.) de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.” In dit vers gaat het uiteindelijk over onze nieuwe identiteit die wij in Christus hebben ontvangen. Maar eerst wordt er vermeld wat er met onze oude identiteit is gebeurd. Deze is namelijk met Christus gekruisigd. Toen Christus stierf aan het kruis, stierf onze oude identiteit met al zijn zwakheden en beperktheden geestelijk met Hem mee. In plaats van de oude identiteit ontvingen wij een nieuwe, die Paulus omschrijft als “Christus leeft in mij”. Wat deze identiteit innerlijk voor ons betekent, wordt duidelijk in Galaten 4:6 verwoord: “Nu, omdat u kinderen (lett.: zonen) bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!” Wij mogen als gelovigen weten dat wij kinderen/zonen van God zijn. Om ons daar telkens aan te herinneren, heeft God ons de kracht van Zijn Geest in ons binnenste gegeven. Wij zijn, doordat wij kinderen van God geworden zijn, in geestelijk opzicht van familie veranderd en ook zijn wij door de gave van Gods Geest vanuit een andere kracht en instelling gaan leven. Ten aanzien van dit laatste zegt Paulus dan weer in Galaten 2:20 dat hij weliswaar nog in een lichaam van vlees en bloed leeft, maar dat hij dit wel doet vanuit het geloof van de Zoon van God.

Hoe kunnen wij dit in relatie zien van wie wij zijn? Wij kunnen stellen dat wij als mens allemaal een product zijn van onze genen (voorouders) en onze opvoeding en wat daarop gevolgd is. Onze identiteit heeft zich op basis van die zaken ontwikkeld, zowel ten positieve als ten negatieve. Echter, op de eindafrekening van wie wij geworden zijn, komen wij uiteindelijk altijd tekort omdat wij niet gekregen hebben wat wij hoopten en nodig hadden en omdat hetgeen wij wel gekregen hebben altijd een beperkte houdbaarheid heeft. Maar betekent dit dan dat wij met het ontvangen van de nieuwe identiteit ons hele oude leven maar moeten wegdoen en vergeten? Ik denk dat iedereen wel beseft dat dit onmogelijk is en uiteindelijk ook onmenselijk. Zoals Paulus in Galaten 2:20 zegt, wij blijven nog wel steeds mensen van vlees en bloed en wij blijven zolang wij nog niet gestorven zijn verbonden aan het aardse bestaan. Onze familie blijft onze familie en wij zijn zelf ook niet ineens totaal andere mensen. Het is niet zo dat ons verleden als een soort harde schijf gewist wordt en wij weer op nul beginnen. Wij zullen ons verleden altijd met ons meedragen.
Het is daarentegen wel zo dat onze gerichtheid verandert. Waar wij eerder in ons doen en laten op zoek waren naar erkenning bij anderen en onszelf, daar zijn wij er nu niet meer afhankelijk van. Het menselijk oordeel waar wij het eerst mee moesten doen, deed ons vaak tekort en brak ons zelfs vaak af. Dit kwam omdat het onvoorspelbaar, onbetrouwbaar en wispelturig was en een beperkte houdbaarheid had. Wij raakten er door uit balans en gedesoriënteerd. Om te overleven trokken wij ons terug of bliezen ons juist op. En altijd hadden wij het idee dat wij onszelf maar weer moesten repareren, oppoetsen of profileren.
Nu weten wij ons echter in Christus geheel en al erkend door God, omdat wij voor altijd als Zijn kinderen/zonen zijn aangenomen. Onze nieuwe identiteit in Christus is daarbij niet aan menselijk oordeel onderhevig. Het bestaat zelfs niet op basis van menselijke inzet of kracht. Ook is het niet vergankelijk, maar kent het een onbeperkte houdbaarheidsduur. Zo zegt Paulus in Kolossenzen 3:3 over de gelovigen: “… want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God.” Christus leeft niet alleen in ons, maar wij leven ook in Hem en dat leven is op de meest veilige plaats verborgen die je maar kunt bedenken, namelijk in God. Bij wie kun je beter je identiteit in bewaring hebben dan bij onze eeuwige en onvergankelijke Vader in de hemel? En het bijzondere is dat wanneer het ons als mens slecht gaat, daardoor deze nieuwe identiteit alleen maar sterker mag worden! In Romeinen 5 leert Paulus dat tegenslag ons geloof laat groeien (Rom. 5:1-5). En in 2 Korinthe 4 zegt hij dat ook al zijn wij als gelovigen sterfelijk, ons innerlijk iedere dag nieuwer en beter mag worden doordat het licht van God in ons hart schijnt (2 Kor. 4:16 en 6). Hoe anders is dit voor wat betreft onze oude identiteit die slechts bestaat bij de gratie van succeservaringen en wordt gesloopt door moeite en tegenslag. Foto Identity-1
Omdat onze nieuwe identiteit zo onverwoestbaar sterk is, hoeven wij het niet telkens op te lappen voordat wij er uit kunnen leven. Onze oude identiteit is een onbewoonbaar verklaard pand dat wij telkens weer moeten stutten voordat wij er in kunnen trekken. Daardoor komen wij er niet aan toe om er daadwerkelijk in te leven. Onze nieuwe identiteit is de in onvergankelijkheid opgewekte Christus in Wie het telkens weer goed thuiskomen is. Wij worden in Hem met alle liefde en zorg van de Vader omringd. Ons huis, onze identiteit behoeft geen onderhoud omdat het door Christus, de hemelse timmerman, gebouwd is en onderhouden wordt. Hierdoor hoeven wij ons ook niet druk te maken of wij wel iemand zijn of dat anderen ons iemand vinden of dat ons wel genoeg recht gedaan wordt als persoon. Zelfs onze wonden en littekens uit het verleden kunnen wij zodoende vanuit een heel ander perspectief gaan bekijken. Wij zijn in en door Christus iemand en worden gekend en gezien door de Vader. Daar kan geen enkel mens iets aan af- of toedoen. En als wij dit besef op momenten kwijt zijn, dan is er altijd nog de kracht van Gods Geest die in ons hart gegeven is en die ons er door het uitroepen van ‘Abba Vader’ aan herinnert bij Wie wij horen. Doordat wij zo alles in Christus zijn en alles in Hem ontvangen hebben, kunnen wij eindelijk gaan leven zoals het door God bedoeld is. Hoe wij daar vorm aan kunnen geven in ons dagelijks leven is onderwerp van het volgende artikel. Voor nu mogen wij datgene weten wat in 1 Korinthe 1:30-31 staat:

“Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing, opdat het zal zijn zoals geschreven staat: Wie roemt, laat hij roemen in de Heere.”

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'