Manna

Manna

Toen Israël uit Egypte bevrijd werd, duurde het nog lang voor het volk in het beloofde land aankwam. Aanvankelijk kwam dat land na twee jaar al in zicht. Toch trokken ze toen het land nog niet in. Dit kwam voornamelijk omdat Israël luisterde naar de tien verspieders, die het volk angstig maakten met hun verslag over wat en wie ze in het beloofde land gezien hadden. Later wordt dit in de Bijbel omschreven als ongeloof. Hierdoor verbleef het volk in totaal veertig jaar in de woestijn.

In de tweede maand na de uittocht uit Egypte kwam het volk aan in de woestijn Sin. Deze bevond zich tussen Elim en de Sinaï. In de derde maand zou het volk aankomen bij de Sinaï waar de HEERE in het verbond trad met Zijn volk (Exod. 19). Volgens Galaten 4:25 bevindt de Sinaï zich in Arabië. Dit komt overeen met Exodus 18 waar we lezen over de priester van Midian, Jethro, die ook de schoonvader van Mozes was. Jethro bezocht Mozes bij "de berg van God" (vs. 5). Midian lag niet in wat tegenwoordig de 'Sinaï-woestijn' genoemd wordt, maar in het westen van Arabië. Op dezelfde plek had de HEERE Mozes geroepen bij "de berg van God, de Horeb" (Exod. 3:1). Horeb is overigens een aanduiding van de berg Sinaï. Vergelijk bijvoorbeeld Psalm 106:19 met Exodus 31:18-32:4.
Enfin: tussen de uittocht en de aankomst bij de Sinaï is het volk in de woestijn Sin, waar het morde tegen Mozes en tegen Aäron (Exod. 16:1 en 2). Het volk verlangde sterk terug naar de overvloed die het in Egypte had: vlees en brood (vs. 3). Of het volk de situatie in Egypte mooier voorstelde dan die in werkelijkheid was, is niet helemaal duidelijk. We lezen in ieder geval wel dat "de Israëlieten zuchtten en het uitschreeuwden vanwege de slavenarbeid" (Exod. 2:23). Het laat in ieder geval wel zien dat het volk meende het in de woestijn slechter te hebben dan in Egypte.

Brood uit de hemel
Het moment waarop de HEERE Zijn volk ging voorzien van het manna en de kwakkels - brood en vlees - staat in Exodus 16. De eerste omschrijving van het 'manna' die we lezen, staat in vers 4a: "Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel laten regenen". In het Nieuwe Testament wordt er achtmaal met deze woorden - brood uit de hemel - naar verwezen. In het Oude Testament vinden we deze woorden naast Exodus 16 nog eenmaal en wel in Nehemia 9, dat een opsomming bevat van wat de Heere voor Zijn volk gedaan had, waaronder de gave van het manna: "Brood uit de hemel hebt U hun gegeven tegen hun honger, en U hebt voor hen water uit een rots doen komen tegen hun dorst. U hebt hun gezegd het land binnen te gaan en in bezit te nemen waarvoor U Uw hand opgeheven had om het hun te geven. Maar zij en onze vaderen hebben overmoedig gehandeld. Zij zijn halsstarrig geweest en hebben niet naar Uw geboden geluisterd" (vs. 15 en 16).
De wijze waarop dit brood uit de hemel neerdaalde, was vergelijkbaar met regenen. Je zou je nog kunnen afvragen uit welke hemel het brood viel: de hemel waar de vogels vliegen en de wolken zijn, de sterrenhemel of de hemel der hemelen. In eerste instantie zouden we moeten denken aan de eerstgenoemde. Zie Psalm 78:24. Zoals we verderop in dit artikel zullen zien, kunnen we vanuit een andere invalshoek ook denken aan de hemel der hemelen, dat is de "derde hemel".

Morgenochtend zult u de heerlijkheid van de HEERE zien
De tweede omschrijving van het manna staat in Exodus 16, vers 7a: "... en morgenochtend zult u de heerlijkheid van de HEERE zien ...". In eerste instantie zou je denken dat met het zien van de heerlijkheid van de HEERE verwezen wordt naar vers 10: "Terwijl Aäron tot heel de gemeenschap van de Israëlieten sprak en zij zich naar de woestijn keerden, gebeurde het dat, zie, de heerlijkheid van de HEERE in de wolk verscheen". Toch kun je uit de beschrijving van de gebeurtenissen in vers 8 en 9 niet opmaken dat het op het moment van vers 10 al avond en nacht is geweest. Er wordt in deze verzen juist gesproken wat er díe avond en de volgende ochtend zou plaatsvinden. Pas aan het einde van vers 13 is de betreffende ochtend daadwerkelijk aangebroken: "... en in de ochtend was er een laag dauw rondom het kamp". De woorden "morgenochtend zult u de heerlijkheid van de HEERE zien" moeten dus betrekking hebben op het zien van het brood uit de hemel. Zo werden de Israëlieten elke morgen bepaald bij de heerlijkheid van de HEERE.

Man hoe
De derde manier waarop dit hemels brood wordt omschreven, kennen we het best: manna. Dit heeft te maken met wat er in vers 14 en 15a staat: "Toen de laag dauw opgetrokken was, zie, over de woestijn lag iets fijns, iets vlokkigs, fijn als de rijp op de aarde. Toen de Israëlieten dat zagen, zeiden zij tegen elkaar: Wat is dat? Want zij wisten niet wat het was".
De woorden "Wat is dat?" luiden in het Hebreeuws: man hoe. Man = wat? en hoe = het, hij. Kortom: Wat is het? of: Wat is hij? 
Op de vraag van de Israëlieten, antwoordt Mozes: "Dit is het brood dat de HEERE u te eten gegeven heeft" (vs. 15b). In vers 31 wordt het letterlijk man wehoe genoemd en in vers 33 en 35 kortweg man: Wat? In de Statenvertaling lezen we over 'man'.
"Het huis van Israël gaf het de naam manna. Het was wit als korianderzaad, en de smaak ervan was als van een honingkoek" (vs. 31). Ze aten het veertig jaar (vs. 35). En al die veertig jaar bleven ze het dus zo noemen. Eigenlijk wisten ze niet wat ze aten.
Na aankomst in het beloofde land at het volk van de opbrengst van het land en stopte het manna (Joz. 5:12).

Uit de mond van de HEERE
Aan het einde van de veertigjarige periode - vlak vóór het volk het beloofde land zou intrekken - geeft Mozes een terugblik op die tijd en een soort samenvatting van de wet. Ook het manna komt aan de orde. In Deuteronomium 8 staat dat Mozes tegen het volk zei: "Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt" (vs. 3). Uit dit vers kunnen we in zekere zin opmaken dat het brood dat uit de hemel regende, uit de derde hemel kwam, de woonplaats van God, als gevolg van Zijn spreken.
Zowel in Exodus 16:4 als hier in Deuteronomium 8:3 is het woord ‘brood’ de vertaling van lèchèm. En elke keer dat de Israëlieten van dit brood aten, lag er een les voor hen in. De mens leeft niet van brood alleen, maar van alles wat uit de mond van de HEERE komt. Dan moeten we dus denken aan Zijn Woord. Dát is immers wat er uit de mond van de HEERE komt? Het was het Woord van Zijn belofte het volk te zullen voorzien van voedsel. Het was ook het Woord waarmee Hij deze voorziening schiep.
Eigenlijk is het zeer begrijpelijk dat God op een zeker moment vurige gifslangen stuurde onder het volk. Want het volk morde opnieuw en omschreef het manna als waardeloos: "Het volk sprak tot God en tot Mozes: Waarom hebt u ons uit Egypte laten vertrekken om te sterven in de woestijn? Want hier is geen brood, ook geen water, en onze ziel heeft een afkeer (N.B.G.-'51-vertaling: 'walgt') van dit waardeloze brood" (Num. 21:5; zie ook vs. 6-9).

Sabbat
In Exodus 16 - het hoofdstuk over de kwartels en het manna - lezen we voor het eerst de term 'sabbat' in de Bijbel. Het gaat eerder wel al over de zevende dag als onderscheid van de zes daaraan voorafgaande dagen, maar hier lezen we voor het eerst dat die zevende dag 'sabbat' genoemd wordt. Eerst staat er: "Het volk moet eropuit gaan en de per dag benodigde hoeveelheid verzamelen, zodat Ik het op de proef kan stellen of het naar Mijn wet wandelt of niet. En op de zesde dag moet het zó zijn dat zij bereiden wat zij binnenbrengen, en dat zal het dubbele zijn van wat zij dagelijks verzamelen" (vs. 4b en 5; zie ook vs. 22). Deze dubbele portie was ervoor bedoeld het volk op de zevende dag rust te geven. Die zevende dag wordt "de heilige sabbat voor de HEERE" genoemd (vs. 23 en 25; zie ook vs. 26 en 29). 
Op de zesde dag mocht het volk in de woestijn dus een dubbele portie manna nemen. Behalve dat dit ervoor zorgde dat het volk daarna kon genieten van de rust van de zevende dag, zorgde het manna zelf er ook voor dat het volk het tot dat moment overleefde. Wellicht mogen wij de dubbele portie zien als een beeld van het geschreven Woord van God en het vleesgeworden Woord van God. Beiden nemen wij voor waar aan en beiden zijn ons geestelijk voedsel op onze weg naar het moment dat we met Christus mogen verschijnen. 

Het ware brood uit de hemel
In Amos 8:11 staat: "Zie, er komen dagen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik honger in het land zal zenden; geen honger naar brood, geen dorst naar water, maar om de woorden van de HEERE te horen". Ook dit vers maakt duidelijk dat het brood een beeld is van het Woord. Dit wordt helemaal duidelijk uit Johannes 6, waar de Heere Jezus over Zichzelf spreekt als het ware brood dat uit de hemel neerdaalde. Achtmaal wordt in dit hoofdstuk dat 'brood uit de hemel' genoemd: vers 31, 32 (2x), 33, 41, 50, 51 en 58.
Ook in dit hoofdstuk is er sprake van, dat de Joden morden (vs. 41). In vers 32 en 33 staat: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar Mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel. Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld het leven geeft". Op de vraag of de Heere Jezus hen altijd dat brood wil geven, zegt Hij: "Ik ben het Brood des levens" (vs. 35a). Geboren in Beth-lèchèm (= broodhuis) kwam Hij in deze wereld.
Hij is ook het "Woord van God"; namelijk: uit de mond van de HEERE uitgegaan. In vers 51a zegt Hij: "Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid". Deze laatste woorden - "leven in eeuwigheid" - luiden letterlijk: 'zal leven tot in de eeuw'. Vanzelfsprekend wordt daarmee de toekomende eeuw bedoeld; het tijdperk waarin het koninkrijk van God op aarde er zal zijn. De tijd waar elke sabbat - ook die tijdens de woestijnreis van Israël - naar verwees. In Hebreeën 4:9 staat: "Er blijft dus nog een sabbatsrust over voor het volk van God ...". Het volk zal daar deel aan krijgen door geloof in het geschreven Woord en het levende Woord van God!

Wat is dit? - Wie is dit? - Wat is Hij?
Zoals we gezien hebben, is het woord 'manna' eigenlijk een vraag. Er zijn diverse vragen die we onder deze noemer zouden kunnen plaatsen. Vragen die ook in het Nieuwe Testament door het volk gesteld worden en die eigenlijk de onwetendheid van de vraagstellers toont. Dergelijke vragen worden vaak gesteld in verband met de Heere Jezus, het ware Brood uit de hemel. Hieronder staat een rijtje met dergelijke vragen:

- "De mensen verwonderden zich en zeiden: Wat voor Iemand is Dit, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn?" (Matt. 8:27);
- "En zij waren allen verbaasd, zodat zij elkaar vroegen: Wat is dit? Wat voor een nieuwe leer is dit, dat Hij ook de onreine geesten met gezag bevel geeft en zij Hem gehoorzaam zijn?" (Mark. 1:27);
- "En toen het sabbat geworden was, begon Hij in de synagoge te onderwijzen; en velen die luisterden, stonden er versteld van en zeiden: Waar heeft Deze die dingen vandaan en wat is dit voor wijsheid die Hem gegeven is, dat ook zulke krachten door Zijn handen gebeuren?" (Mark. 6:2);
- "En zij die mee aanlagen, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is Deze Die ook zonden vergeeft? (Luk. 7:49) en
- "Toen Hij Jeruzalem binnenkwam, raakte heel de stad in opschudding en men zei: Wie is Dat?" (Matt. 21:10).

Na de dood, opstanding en hemelvaart van de Heere Jezus klinkt in verband met de uitstorting van heilige geest de vraag: Wat wil dit toch zeggen?" (Hand. 2:12b). Waarop Petrus antwoordt: "... dit is wat gesproken is door de profeet Joël ..." (vs. 16).

Gelóven wat God zegt
Over het algemeen staan dit soort vragen in verband met het niet voor waar aannemen wat God zegt; onkunde over Zijn Woord. Voor de gelovige waren dit geen vragen. Mozes zag het manna als beeld voor dat wat uit de mond van de HEERE kwam. Waar de vraag 'Wie is dit?' door Jeruzalem ging, wisten sommigen het antwoord wel: "Dat is Jezus, de Profeet uit Nazareth in Galilea" (Matt. 21:11). En waar de Joden in Jeruzalem niet snapten wat er bij de uitstorting van heilige geest gebeurde, zei Petrus dat dit het was, waar Joël het al over had. Uiteindelijk verdwijnen de vragen over Gods Woord en handelen door geloof. Zo mogen ook wij God geloven op Zijn Woord.

  • Wat zegt de Joodse overlevering over het manna?
    Op chabad.org is het één en ander te lezen over wat de mondelinge overlevering aan de schriftelijke overlevering van Gods Woord heeft toegevoegd. Zo zou de Heere het manna direct bij de toegang van de tenten van de rechtvaardigen van het volk hebben laten vallen. Het grootste deel van het volk kon het manna vlak buiten het kamp verzamelen. De goddelozen moesten het verst lopen om hun portie te halen. Ook zou het zo zijn dat het bij de rechtvaardigen als kant en klaar gebakken brood terechtkwam. Het overige volk moest het nog wel bakken, maar tot de goddelozen kwam het in een onbewerkte vorm. Voordat zij er iets mee konden, moesten ze het eerst in een molen malen.
    Exodus 16:21 vermeldt dat het smolt zodra de zon te heet werd. De Midrasj vertelt erbij dat het smeltende manna stromen zou vormen die drinkwater verschaften aan veel van de dieren in de wildernis. Zou iemand van de omliggende volken zo'n dier eten, dan zou hij het manna kunnen proeven. 
    Verder werd het manna aangepast aan de smaak van elk individu; voor de volwassene smaakte het naar het eten van de volwassene, terwijl het voor een baby smaakte naar moedermelk. Afhankelijk van de wens van de eter, kon men in het manna alles proeven. Wenste je rundvlees, dan smaakte het naar rundvlees, etc.
  • Bijbelwetenschap
    Over het algemeen nemen Bijbelwetenschappers aan dat manna een uitscheiding is van bepaalde schildluizen (waarschijnlijk Najococcus serpentinus en Trabutina mannipura). Volgens sommigen is manna een eetbare en geneeskrachtige hars afkomstig van de boom Boswellia thurifera. Een andere mogelijkheid is dat het de zoetige afscheiding van de kameeldoorn (Alhagi maurorum), zou zijn, die in Israël ook vandaag nog 'manna' genoemd wordt. Bron: wikipedia.org.
    Ook in de ‘Hebrew and English Lexicon of the Old Testament’ van Brown, Driver, Briggs en Gesenius, wordt verwezen naar een boom, een tamarisk die gedurende mei en juni een dik honingachtig sap afscheidt. Maar wat moeten we dan met de rest van het jaar?
  • Het is beter dat we het doen met de informatie die Gods Woord ons geeft. We laten de overlevering (toevoegen aan Gods Woord) en Bijbelwetenschap (afdoen van Gods Woord) maar voor wat ze zijn.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'