Het Bijbelboek Esther - Deel 13 – Esther 9

Het Bijbelboek Esther

Deel 13 – Esther 9

In dit dertiende artikel over het boek Esther staan wij stil bij de inhoud van het eerste deel van hoofdstuk negen (Esther 9:1-19).

Waar waren wij gebleven?
Nadat Ahasversos koningin Vasthi aan de kant heeft gezet, wordt Esther koningin. Na haar kroning ontdekt Mordechai een complot tegen Ahasveros en geeft dit via Esther aan Ahasveros door. Vervolgens treedt Haman op de voorgrond als hij door Ahasveros in een hoge positie wordt geplaatst. Iedereen buigt voor hem, behalve Mordechai. Hierop wil Haman Mordechai en zijn volksgenoten ombrengen en bedenkt een plan waarmee Ahasveros instemt. Als Mordechai van dit plan hoort, stelt hij Esther op de hoogte. Zij gaat naar Ahasveros met gevaar voor eigen leven, en nodigt hem en Haman uit voor een maaltijd. Tijdens deze maaltijd nodigt Esther Ahasveros en Haman uit voor een tweede maaltijd. Na de eerste maaltijd raakt Haman geërgerd dat Mordechai niet voor hem buigt. Hij besluit Ahasveros de volgende dag te verzoeken Mordechai te mogen doden. Ahasveros wil echter Mordechai eer bewijzen omdat deze zijn leven heeft gered. Uiteindelijk moet Haman een huldeblijk uitvoeren voor Mordechai. Hierna keert Haman beschaamd terug naar huis. Zijn vrouw en vrienden zien in de gebeurtenis een slecht voorteken. Tijdens de tweede maaltijd met Esther en Ahasveros wordt Haman vervolgens ontmaskerd en opgehangen aan de paal die voor Mordechai bestemd was. Mordechai krijgt de functie van Haman en het beheer over zijn bezittingen. Hierna gaat Esther nogmaals naar de koning, want het door Haman opgestelde edict is nog steeds van kracht. Esther en Mordechai mogen een tegenedict opstellen dat de Joden beschermt. De uitwerking hiervan resulteert negen maanden later in een nederlaag voor de aanhangers van Haman en victorie voor de Joden.

De Joden verslaan hun belagers (9:1-10)
Het is bijna een jaar nadat Haman zijn edict heeft uitgevaardigd en negen maanden geleden dat het tegenedict door Mordechai is uitgegaan als de grote dag van de vergelding daar is. Op de dertiende van de twaalfde maand (Adar) mogen de Joden, van jong tot oud, weggevaagd worden. Op grond van het tegenedict, mogen zij zich wel verdedigen. De opsteller van het eerste edict, Haman, leeft al niet meer. Hij is opgehangen (of gespietst) aan de paal die hij bestemd had voor de man die het tegenedict heeft opgesteld en die het nu bijna geheel voor het zeggen heeft in het rijk. Mordechai geldt als zeer machtig en zijn aanzien in het rijk is sterk gegroeid. Zonder hun leider Haman en met rijksvizier Mordechai en wellicht ook de publieke opinie tegen zich, kunnen de belagers van de Joden niet veel. Daarnaast heerst er onder de machthebbers en de volken angst voor Mordechai en de Joden.

Op de dag waarop de vijanden van de Joden hoopten hen in hun macht te krijgen gebeurt het omgekeerde. De Joden krijgen namelijk hun haters in hun macht in plaats van dat de haters hen verdelgen. Het is niet zo dat de Joden zelf het initiatief nemen tot de aanval. Nee, zij handelen conform het edict: zij mogen opkomen voor hun leven en iedere macht die hen in het nauw brengt mogen ze wegvagen (Est. 8:11). Zij slaan slechts de hand aan hen die hun onheil zoeken. In de burcht Susan gaat het alleen al om 500 man, waaronder de tien zonen van Haman die in de geschiedschrijving bij naam genoemd worden. Zij plunderen echter niet hun bezit en brengen ook geen vrouwen en/of kinderen om. Wat aangeeft dat het de Joden niet te doen is om wraak of winst te maken, maar dat zij slechts handelen uit zelfverdediging en alleen dat doen wat nodig is ("naar hun goeddunken").

Niemand is tegen de Joden bestand, zoals dit vaker gebeurt in hun historie. Zo zien wij Jozua de slag bij Gibeon winnen nadat de HEERE letterlijk tegen hem heeft gezegd: "Wees niet bevreesd voor hen, want Ik heb hen in uw hand gegeven. Niemand van hen zal voor u standhouden" (Joz. 10:8). In deze geschiedenis zien wij – net als bij Esther – dat de vrees juist bij Israëls vijanden te vinden is: "dat zij zeer bevreesd werden" (Joz. 10:2). In hun angst kiezen Israëls vijanden er niet voor om zich te onderwerpen aan de God van Israël, maar om tegen Hem ten strijde te trekken. Dit blijkt een grote fout te zijn. De HEERE laat dodelijk grote hagelstenen op hen neerkomen en gunt Gideon meer tijd om hen te verslaan door zon en maan stil te laten staan. Uiteindelijk wordt de geschiedenis besloten met de veelzeggende woorden: "En er is geen dag geweest als deze, daarvoor niet en ook daarna niet, waarop de HEERE de stem van een mens zo verhoorde. De HEERE streed immers voor Israël" (Joz. 10:14).

Op dezelfde wijze waarop Israëls vijanden niet stand konden houden tegen Jozua, zo kunnen in de geschiedenis van Esther de aanhangers van Haman niet standhouden tegen de Joden (vs. 2). Er is echter wel één verschil: bij Jozua wordt expliciet vermeld dat dit door toedoen van de HEERE is, in het boek Esther is dit niet het geval. Maar is in het vergelijkbare taalgebruik misschien niet een indirecte verwijzing te vinden naar Gods bemoeienis in deze geschiedenis?

Verder zien wij in dit hoofdstuk misschien wel het belangrijkste thema uit het boek Esther, namelijk 'omkering'. Wij vinden het zowel in vers 1 ("gebeurde het omgekeerde, want de Joden zelf kregen hun haters in hum macht") en vers 22 ("in de maand die voor hen veranderd was van verdriet in blijdschap en van rouw in een feestdag…"). Indirect lijkt hierbij verwezen te worden naar Goddelijk ingrijpen in deze situatie, al krijgen wij daar geen hard bewijs voor. God blijft 'onzichtbaar' in deze geschiedenis en Zijn aanwezigheid kan slechts indirect geduid worden vanuit de vijf acrostichons die in de Hebreeuwse tekst verborgen zijn (zie artikel 1). Wel is duidelijk dat de omkering niet slechts betrekking heeft op dit hoofdstuk. Deze begon namelijk al vlak na de uitvaardiging van het edict van Haman, als Mordechai rouwend en in diepe vernedering richting het paleis van de koning gaat en de Joden grote rouw bedrijven. De omkering begint dus met rouw en eindigt met een feestdag. Dat is ook wat vers 22 ons leert: "…in de maand die voor hen veranderd was van verdriet in blijdschap en van rouw in een feestdag…". Wij zien dit ook in een andere context in Jeremia 31: "Want de HEERE heeft Jakob vrijgekocht, en hem verlost uit de hand van Hem die sterker was dan hij (…) Dan zullen jonge vrouwen zich verblijden in een reidans, ook de jongemannen en de ouderen met elkaar. Ik zal hun rouw veranderen in vreugde, Ik zal hen troosten, Ik zal hen blij maken na hun verdriet" (Jer. 31:11+13).

Tweegesprek tussen Ahasveros en Esther (9:11-14a)
De strijd is na één dag nog niet gestreden, ondanks dat er alleen al in Susan vijfhonderd man plus de tien zonen van Haman worden omgebracht. Net zoals Jozua in de veldslag bij Gibeon meer tijd nodig heeft, zo hebben de Joden dit ook nodig in Susan. Esther maakt dit Ahasveros dan ook duidelijk in een vraaggesprek dat begint met een constatering en vervolgt met een tweeledige vraag van de koning. De toon en de inhoud van de opmerkingen vallen moeilijk te duiden en doen bijna gevoelloos aan: "En de koning zei tegen koningin Esther: In de burcht Susan hebben de Joden vijfhonderd man en de tien zonen van Haman gedood en omgebracht. Wat zullen ze dan wel niet in de overige gewesten van de koning gedaan hebben? Wat is nu uw vraag? Het zal u gegeven worden. En wat is uw verzoek nog? Het zal ingewilligd worden" (vers 12). Ahasveros trekt eerst bijna klinisch de conclusie dat er in zijn rijk een bloedbad moet zijn aangericht als hij kijkt naar het aantal slachtoffers dat alleen al door de Joden in Susan is gemaakt op de dag van de vergelding. Vervolgens vraagt hij Esther op twee verschillende manieren hetzelfde: Wat wil je nu nog meer? Deze vraag zou opgevat kunnen worden als dat de koning nu wel een beetje klaar is met de hele Joden-kwestie. Het lijkt echter meer voor de hand liggend dat Ahasveros geschokt is door de omvang van de crisis die in de persoon van Esther tot diep in het hof reikt. Zoals wel vaker laat hij een ander de oplossing bedenken. In dit geval is dit dan Esther.

Esther vraagt Ahasveros hierop om het tegenedict in Susan nog een dag langer van kracht te laten zijn en verzoekt eveneens om de dode lichamen van de zonen van Haman op te laten hangen. De reden van dit laatste verzoek zal bedoeld zijn om nog overgebleven vijanden van de Joden af te schrikken. De koning gaat akkoord met Esthers verzoek. Daarbij is niet vermeld dat hij haar verder bevraagt of een nadere verklaring wil. Het lijkt er op dat Ahasveros het allemaal weer prima vindt dat anderen oplossingen voor de problemen in zijn rijk bedenken en deze ook uit voeren. Wat een tegenstelling vinden wij hier met die andere Heerser, de Heerser over alles, namelijk de HEERE, de God van Israël, over Wie gezegd wordt: "Wie heeft de Geest van de HEERE gepeild en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen? Met wie heeft Hij beraadslaagd dat Hij hem inzicht zou geven, Hem het pad van het recht zou leren, Hem kennis bij zou brengen of Hem de weg van veel verstand doen kennen?" (Jes. 40:13-14).

Het einde van de vergelding (9:14b-19)
Ahasveros' toestemming voor verlenging van het tegenedict voor een dag, wordt vastgelegd in een wet die uitgevaardigd wordt in Susan. Waar op de 14e Adar in de rest van het rijk rust komt, daar gaat de strijd in Susan nog een dag door. De lichamen van de zonen van Haman worden opgehangen (of aan een paal gespietst) en er worden nog eens driehonderd man opgebracht, waarbij men hun goederen ongemoeid laat, want daar is het in het kader van zelfverdediging niet om te doen. In totaal worden er dus in Susan 810 man omgebracht. De symbolisch ingestelden onder ons zullen hier met een verhouding van 9 x 90 een teken zien dat wijst op een volheid van gerechtigheid (9 duidt in de Bijbel vaak op gerechtigheid en 10 op volheid). Hoe de getallen hier ook zijn bedoeld, gerechtigheid geschiedt er inderdaad.

Wanneer wij kijken naar de gewesten buiten Susan, dan zien wij dat hier 75.000 man omgebracht worden. Een aanzienlijk aantal zoals Ahasveros al had ingeschat. In onze tijd zou dat betekenen dat heel mijn woonplaats Alphen aan den Rijn weggevaagd zou worden. Dat is nogal wat. Toch zien wij ook in de gewesten dat er geen buit gemaakt wordt. Er is puur sprake van zelfverdediging: "om pal te staan voor hun leven" (vs. 16). De uitwerking van het tegenedict brengt daarentegen niet alleen met zich mee dat de Joden zich mogen en kunnen verdedigen, maar ook nog iets anders: "en kregen rust van hun tegenstanders" (vs. 16). Deze rust neemt in de volgende verzen een prominente plaats in. Maar al eerder zagen wij 'rust' in deze geschiedenis terug. In Esther 2:18 krijgt het volk rust door de kroning van Esther. Nu is er rust door vernietiging van de vijand. Dezelfde rust vinden wij ook terug ten aanzien van het binnentrekken van het beloofde land door Israël: "Want u bent tot nu toe nog niet gekomen in de rust en in het erfelijk bezit dat de HEERE, uw God, u geven zal. Maar u zult de Jordaan oversteken en gaan wonen in het land dat de HEERE, uw God, u in erfelijk bezit geeft. Hij zal u rust geven van al uw vijanden rondom u en u zult veilig wonen" (Deut. 12:9-10). Later gebruikt de schrijver van de Hebreeënbrief deze zelfde tekst om aan te geven dat er pas volkomen rust gevonden kan worden als men tot Christus komt (Hebr. 4). Deze rust mag men geestelijk al gaan ervaren op het moment dat men tot geloof komt en zal zijn volkomen uitwerking hebben op het moment dat het hemels erfdeel ingegaan wordt. Dat is overwinningsleven in Bijbelse zin.

De overwinning van de Joden op hun vijanden en de rust die zij daarop vinden, mondt uit in feest. In de gewesten buiten Susan begint dit feest al op de 14e Adar. In Susan beginnen de feesten een dag later, namelijk op de 15e Adar, omdat daar de strijd nog een dag verlengd werd. De Joden vieren de 14e en 15e Adar als dagen van maaltijden en blijdschap. De maaltijden hebben daarbij niet alleen een feestelijk karakter, maar wijzen ook naar de zo belangrijke maaltijden die de opmaat vormden van Esthers verzoek aan Ahasveros. Ook zenden de mensen elkaar geschenken (letterlijk: 'delen'). Daarbij zou gedacht kunnen worden aan porties voedsel. Wij zien dit principe ook in Esther 8:22: "…en om deze dagen te maken tot dagen van maaltijden en blijdschap, om elkaar geschenken te sturen en gaven te geven aan de armen.", maar ook, bijvoorbeeld, in Nehemia 8:11 (zij het in een andere context): "Ga, eet lekkernijen en drink zoete dranken. En deel uit [lett.: 'stuur delen', red.] aan hen voor wie niets is klaargemaakt, want deze dag is heilig voor de HEERE."

De verlossing van de Joden leidt dus tot rust, wat vervolgens uitmondt in feest. Hoe dit feest er verder uitziet, zullen wij in het volgende artikel zien. Voor ons geldt dat ook wij feest mogen vieren vanwege de verlossing die wij in Christus ontvangen hebben. Een feest waarin wij anderen mogen laten delen in de genade die wij zo overvloedig in Christus hebben ontvangen.

"Toen Hij opvoer in de hoogte, nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen" (Efe. 4:8).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

De sabbat

Onder christenen leven soms de volgende vragen: Is de zondag de sabbat van nu? Is het de bedoeling dat christenen de sabbat - van vrijdagavond tot zaterdagavond - vieren?

De Bijbel geeft de nodige informatie over de sabbat, die zich als zevende dag onderscheidt van de voorgaande zes door rust. Het is een dag aan de Heere toegewijd. Paulus schrijft dat deze dag voor het lichaam van Christus geen aanleiding mag zijn om elkaar te veroordelen "inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten" (Kol. 2:16).

De sabbat verwijst ook naar de grote toekomstige sabbat in Gods plan; geen periode van vierentwintig uur, maar één van duizend jaar. Israël en de volkeren mogen dan leven in vrede en rust.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'De sabbat'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'