Het Bijbelboek Esther - Deel 8: Hoofdstuk 5

Het Bijbelboek Esther

Deel 8: Hoofdstuk 5

In dit achtste artikel over het boek Esther staan wij stil bij de inhoud van het vijfde hoofdstuk (Esther 5).

Waar waren wij gebleven?

Nadat Ahasversos koningin Vasthi aan de kant heeft gezet, kiest hij uit de mooiste meisjes van het land Esther als koningin. Na haar kroning vindt er een gebeurtenis plaats waarbij Mordechai een complot tegen Ahasveros ontdekt en hij dit via Esther aan Ahasveros bekendmaakt.
Vervolgens treedt Haman op de voorgrond als hij door Ahasveros in een hoge positie wordt geplaatst. Alle dienaren van de koning buigen voor hem, behalve Mordechai. Hierop bedenkt Haman een manier om Mordechai en zijn volksgenoten om te brengen en krijgt hij Ahasveros zover dat hij instemt met dit plan. Als Mordechai hiervan hoort, is hij in diepe rouw. Hij stelt Esther op de hoogte van Hamans plan. Zij wil aanvankelijk geen actie ondernemen. Uiteindelijk besluit zij toch om naar Ahasveros te gaan, met gevaar voor eigen leven.
In dit artikel zien wij hoe Esther voor Ahasveros verschijnt en wat er dan gebeurt.

Esther verschijnt voor Ahasveros (5:1-5a)

Nadat Esther via haar neef Mordechai het Joodse volk opdracht heeft gegeven om drie dagen te vasten, zien wij dat zij op de derde dag, bij de beëindiging van het vasten, naar de koning gaat. Met het vasten hadden zij en haar volk zich op God gericht en zich afhankelijk van Hem opgesteld. Toch bood dit Esther geen garantie dat haar niets zou overkomen. Niet voor niets zegt zij in het besluit van hoofdstuk 4: "Als ik dan omkom, dan kom ik om" (4:16). En als Esther om zou komen, dan zou wellicht met haar het hele Joodse volk omkomen. Er hing dus nogal wat af van Esthers gang naar Ahasveros. Dit wordt aan het begin van hoofdstuk 5 ook onderstreept als daar twee keer het Hebreeuwse begrip 'wayehî' gebruikt wordt, wat in onze vertaling in vers 1 en 2 vertaald is met "Het gebeurde" (zie verder 1:1, 2:7 en 8, 3:4).

Esther gaat goed voorbereid naar de koning toe. Dat zij haar lot door vasten in handen van God heeft gelegd, neemt haar eigen verantwoordelijkheid niet weg. Er staat geschreven dat zij haar koninklijke gewaad aantrekt. Hiermee geeft zij als het ware gehoor aan hetgeen Mordechai in hoofdstuk 4:14 tegen en over haar zegt: "En wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent". Dat Esther niet direct na deze woorden van Mordechai naar de koning gaat, maar eerst nog drie dagen van bezinning nodig heeft, maakt haar alleen maar –in de goede zin van het woord– menselijk. Na de ommekeer in haar gedachten heeft zij voorbereidingstijd nodig voordat zij daadwerkelijk tot haar bestemming komt.
Wij kunnen hierin een mooie les voor onszelf leren. Ook wij kunnen op het moment dat wij tot geloof komen nog niet direct fysiek onze heerlijkheid aantrekken. Eerst moeten wij als tijd van voorbereiding nog in het aardse leven en in de dood alles van ons zelf afleggen, voordat wij daadwerkelijk met hemelse heerlijkheid bekleed worden. Eén ding is echter wel totaal anders voor ons ten opzichte van Esther. Waar Esther geen zekerheid had over haar lot, daar zijn wij verzekerd dat niets en niemand ons meer kan scheiden van de liefde van Christus (Rom. 8).

Esther neemt haar koninklijke waardigheid dus op zich door zich koninklijk te kleden. Dit is ook nodig, want zij komt in een koninklijke omgeving terecht, zo laat de tekst ons zien: "…en ging staan in de binnenste voorhof van het huis van de koning, tegenover het huis van de koning. En de koning zat op zijn koninklijke troon in het koninklijke huis…" (5:1).
Hoogstwaarschijnlijk deed Esther daarbij ook haar koninklijke diadeem op die Ahasveros haar geschonken had (2:17). In het kader van Esthers gang naar de koning, is de reden dat zij deze diadeem kreeg, hier misschien wel heel belangrijk: "…en zij verwierf bij hem meer genade en gunst dan alle andere meisjes…". Op het moment dat Esther deze diadeem op haar hoofd zette, droeg zij als het ware de genade van Ahasveros met zich mee (vgl. de 'helm van de zaligheid' in Efe. 6:17 met betrekking tot ons).

Dit gebeuren doet ook denken aan de latere gelijkenis van de Heere Jezus in Matthëus 22. Daar wordt tijdens de bruiloft van de zoon van de koning een man van de bruiloft verwijderd die geen bruiloftskleding aan heeft. In geestelijke zin wordt hier bedoeld dat deze man zijn uitverkiezing (binnen het Koninkrijk der hemelen) niet bevestigd had in zijn levenswandel.
In Openbaring 19:6b-8 vinden wij beeldend terug wat wel de juiste gezindheid is, zoals wij die ook bij Esther (als vrouw van Ahasveros) terug vinden: "Halleluja, want de Heere de almachtige God, is Koning geworden. Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen."

Wij gaan weer terug naar de geschiedenis van Esther. Wanneer zij Ahasveros tegemoet treedt, stapt ze niet direct op hem af. Zij neemt aanvankelijk enige afstand door in de voorhof te gaan staan, maar wel zodanig dat ze in het zicht van de koning staat. Wellicht kende zij het opvliegende karakter van de koning en besefte ze dat het niet wenselijk was om hem te overvallen met haar komst, maar dat het beter was om hem in nederigheid en met gepaste afstand tegemoet te treden.
De wijze waarop Esther Ahasveros benadert, heeft zijn uitwerking op hem. Zij vindt genade in zijn ogen en krijgt de gouden scepter toegereikt. Ahasveros strekt hier in feite zijn genadevolle arm naar Esther uit. Esther neemt deze genade aan door de scepter aan te raken. De eerste moeilijke stap op weg naar de redding van haar volk is gezet!
Ahasveros richt nu het woord tot Esther. Uit de wijze waarop hij dit doet, blijkt dat hij beseft dat Esther niet voor een pietluttigheid haar leven riskeert door bij hem te komen: "Wat is er met u, koningin Esther, en wat is uw verzoek?" (5:3). Direct daaropvolgend laat Ahasveros zijn generositeit richting Esther blijken: "Het zal u gegeven worden, al was het ook de helft van het koninkrijk".
Esther krijgt carte blanche om te vragen wat zij wil. Toch komt zij niet direct ter zake door de Joodse zaak aan de Ahasveros voor te leggen. In plaats daarvan nodigt zij de koning samen met Haman op diezelfde dag uit voor een maaltijd die zij reeds had laten bereiden. Zij mogen haar eregasten zijn.
Uit deze uitnodiging van Esther blijkt dat zij tijdens de vastenperiode van drie dagen niet lijdzaam af had zitten wachten, maar dat zij een plan had bedacht hoe zij de Joodse zaak aan de koning zou voorleggen. Vervolgens had zij ook al de voorbereidingen voor de maaltijd getroffen.

De redenen waarom Esther Ahasveros niet direct confronteert met de Joodse zaak, wordt niet vermeld in de geschiedenis. Een aantal hiervan zijn wel voor de hand liggend:

  • Esther wilde nog meer de genegenheid van Ahasveros winnen, door hem eerst iets te geven voordat zij hem om een gunst zou vragen (zo is onze God overigens niet, vgl. Rom. 11:35);
  • Esther wil de heikele kwestie niet in het bijzijn van de dienaren van Ahasveros bespreken en kiest daarom voor de beslotenheid van een maaltijd;
  • Esther wil de Joodse zaak met de koning bespreken in nabijheid van Haman, zodat deze laatste geen uitvluchten meer zou kunnen bedenken.


Ahasveros reageert positief op haar uitnodiging. Daarbij verraadt hij al in zijn reactie dat voor hem het belang van Esther voor dat van Haman gaat: "Laat Haman haast maken om aan Esthers verzoek te voldoen". De genegenheid van Ahasveros ten opzichte van Esther lijkt het op voorhand al te winnen van het doortrapte gevlei van Haman.

Esthers maaltijden (5:5b-8)

Er vindt weer een maaltijd plaats in het boek Esther. De eerste maaltijd was die waarop Vasthi verstoten werd (1:3) en de tweede maaltijd was ter ere van Esther, toen zij koningin werd (2:18). Tijdens de derde maaltijd zou Haman ontmaskerd moeten worden. Maar dit gebeurt nog niet. Laten wij zien wat er plaatsvindt.

Aan het einde van de maaltijd werd er volgens Perzisch gebruik wijn gedronken. Dit zou voor Esther hét goede moment kunnen zijn om Ahasveros de Joodse zaak voor te leggen. Dit had ook mooi aangesloten bij wat er gebeurde nadat de wet ter vernietiging van de Joden uitgevaardigd was. Toen zaten immers de koning en Haman ook wijn te drinken. Toch stelt Esther het verdict nog uit. Deze beslissing leidt er uiteindelijk toe, dat het verzoek van Esther aan Ahasveros verandert in een verzoek van Ahasversos aan Esther.
Eerst zien wij in vers 6 dat Ahasveros min of meer de woorden herhaalt die hij tijdens de audiëntie van Esther uitsprak: "Wat is uw vraag? Het zal u gegeven worden. En wat is uw verzoek? Het zal ingewilligd worden, al was het ook de helft van het koninkrijk". Esther nodigt hierop Ahasveros voor een nieuwe maaltijd uit die de volgende dag zal plaatsvinden. Omdat de Ahasveros Esther heeft toegezegd dat haar verzoek hoe dan ook zal worden ingewilligd, moet hij hier sowieso gehoor aan geven. Nog belangrijker zijn echter de laatste woorden die Esther in haar verzoek uitspreekt: "…dan zal ik morgen doen overeenkomstig het woord van de koning". Met deze woorden lijkt het nu alsof de koning iets aan Esther vraagt en niet omgekeerd, zoals aanvankelijk het geval was.
Naast het feit dat Esther met haar handelwijze Ahasveros in toenemende mate voor haar wint en hem hiermee ook de gewichtigheid van haar nog onbesproken vraag duidelijk maakt, dient haar uitstel van spreken tevens een ander doel. Dit doel zal zij overigens zelf niet direct voor ogen hebben gehad of hebben voorzien. Tussen de twee maaltijden in zien wij namelijk Haman –onbedoeld uiteraard– eerst zijn eigen executie voorbereiden en vervolgens Mordechai eer bewijzen.
Is dit Gods leiding geweest of een samenloop van omstandigheden? Het wordt ons niet gemeld en wij kunnen het niet weten. Wel valt er uit deze gebeurtenissen een belangrijke les te leren: "De hoogmoed van een mens zal hem vernederen, maar de nederige van geest zal de eer vasthouden" (Spr. 29:23). In het geval van Haman zouden wij misschien beter kunnen zeggen dat zijn hoogmoed leidde tot zijn verhoging, maar dan wel aan een paal van 25 meter hoog!

Hamans hoogmoed (5:9-14)

De volgende episode in dit hoofdstuk begint met een tijdsbepaling: "Haman vertrok die dag…". Dit gedeelte wordt hiermee verbonden met Esther 6:1 e.v., wat wordt ingeleid met de woorden "In die nacht…". Opmerkelijk is wel dat in deze geschiedenis het kwade overdag beraamd en het goede in de nacht bedacht wordt. Dit is omgekeerd aan de Bijbelse principes ten aanzien van dag en nacht. Het zegt alles over de toestand zoals die op dat moment in het Perzische rijk heerste, waar het kwaad (in de persoon van Haman) heerste over het goede (in de persoon van Mordechai). Een sprankje van licht is echter te zien in de houding van Mordechai, die weigert te buigen voor het kwaad.
Wanneer Haman na de maaltijd bij Esther op weg naar huis gaat, is zijn stemming opperbest. Wellicht door de wijn, maar in ieder geval ook gevoed door de eer die hem te beurt is gevallen doordat hij samen met Ahasveros de maaltijd bij de schone koningin Esther mocht nuttigen en dit morgen weer mag doen. Wat wil je nog meer? Zijn ijdelheid krijgt echter al heel snel een gevoelige knauw als hij bij de poort aankomt. Daar zit Mordechai, die niet alleen voor hem weigert te buigen, maar niet eens voor hem opstaat. Ook toont Mordechai geen enkele vrees of ontzag voor Haman ("niet voor hem beefde"). De minachting van Mordechai voor Haman is sinds het edict om de Joden binnen het gehele rijk om te brengen alleen nog maar toegenomen.
Komt deze minachting bij Mordechai voort uit verharding tegenover het regime van Haman of is Mordechai er stellig van overtuigd dat Haman hem niets zal kunnen doen op grond van wat in Esther 4:14 staat: "…dan zal er vanuit een andere plaats verlichting en verlossing voor de Joden komen…"? Een antwoord op deze vraag krijgen wij niet. Wel lijkt het erop dat Hamans zelfverzekerdheid begint af te nemen en hij zichzelf begint te overschreeuwen. Daarentegen lijkt het (zelf)vertrouwen (of geloof!) van Mordechai alleen maar toe te nemen.

Haman is woedend, maar houdt zich in. Thuis gekomen laat hij zijn vrienden en vrouw bij zich roepen. Blijkbaar heeft hij iets belangrijks te vertellen. En dat is ook zo. Beter gezegd: Haman heeft het als één na hoogste man van het rijk nodig om zijn vrienden en vrouw te vertellen hoe belangrijk hij wel niet is. Alsof zij dit allemaal al niet wisten!
Haman schept op over de heerlijkheid van zijn rijkdom, zijn vele zonen en over zijn verheven positie. Later zien wij overigens dat hij al deze zaken kwijtraakt: Esther krijgt het bezit van Haman (8:7), de zonen van Haman worden omgebracht (9:10) en de macht van Haman gaat naar Mordechai (8:2). Het loopt met hem af zoals in Spreuken 16:5 staat beschreven: "Al wie hooghartig is, is voor de HEERE een gruwel. Hand op hand: hij zal niet voor onschuldig gehouden worden" (Spr. 16:5). Naast het roemen over zijn bezit, zonen en macht, roemt Haman ook in het feit dat hij alleen samen met de koning bij Esther aan de maaltijd mocht aanzitten en dat morgen weer mag doen.
Toch is er een kink in de kabel, die er vanuit de optiek van Haman helemaal niet zou hoeven zijn. Haman verwoordt dit zelf als volgt: "Maar dit alles geeft mij geen voldoening zolang ik de Jood Mordechai zie zitten in de poort van de koning".
Het is bijna niet voor te stellen dat Haman zich druk maakt over Mordechai. Immers, hij heeft zelf het vonnis over deze man reeds geveld met het door de koning goedgekeurde edict tegen de Joden. Het is nog slechts een kwestie van tijd voordat Haman van Mordechai af is. Hij zou zich toch beter kunnen verlustigen in het feit dat het einde van Mordechai aanstaande is?
Haman is typisch zo iemand die verslaafd is aan macht en bezit. Hij wil meer en meer en is veel meer gericht op wat hij niet heeft dan op wat hij wel heeft. In zijn voetspoor ging zo'n 2,5 duizend jaar later ook Adolf Hitler. Nadat hij de absolute macht in Duitsland had verkregen, het land had opgebouwd en tot absolute macht was gekomen, bleef hij dodelijk geërgerd over de aanwezigheid van de Joden in zijn nazistaat en kon hij niet rusten totdat ze tot de laatste toe uitgeroeid zouden zijn. Wij zien hier in deze twee voorbeelden wat waanzin en macht met een mens kunnen doen.
Ook zien wij in het laatste vers van Esther 5 wat de slechte raad van een vrouw kan doen. Zeres, Hamans vrouw, sluit samen met zijn vrienden aan bij de noodzaak tot directe behoeftebevrediging van haar man. Zij is hier als Izebel die Achab van 'raad' voorzag. Wij weten hoe beiden eindigden. Izebel werd door honden opgegeten en de met zijn bloed besmeurde wagen waar Achab tijdens de strijd op stierf, werd schoongelikt door de honden op een plek waar de hoeren zich wasten.
Zoals Izebel Achab richting de ondergang bracht, zo doet Zeres dit met haar advies ook ten opzichte van Haman: "Laat men een galg maken, vijftig el hoog (dat is ong. 25 meter – red.), en zeg morgen tegen de koning dat men Mordechai daaraan moet hangen. Ga dus blij met de koning naar de maaltijd. Deze raad was goed in de ogen van Haman en hij liet de galg maken" (5:14).
Haman moet ongetwijfeld die nacht met een zelfgenoegzaam gevoel zijn gaan slapen. Morgen zou hij weer geëerd worden met een maaltijd bij koningin Esther en zou hij met de koning regelen dat zijn grootste vijand Mordechai voor heel Susan zichtbaar aan zijn einde zou komen.
Wij zien hier de vergissing van een enorme dwaas. Niet de voor ieders oog zichtbare Jood Mordechai was zijn gevaarlijkste tegenstander, maar de onzichtbare Jodin, koningin Esther, vormt voor hem het grootste gevaar.

Besluit

Zo eindigt hier dit hoofdstuk met wat wij in deze tijd een 'cliffhanger' zouden noemen. Wij kennen de afloop van deze geschiedenis, hetgeen een deel van de spanning wegneemt. Dit doet denken aan een ander Bijbelboek waar zaken in beschreven staan die nog moeten gaan gebeuren, maar waar wij als gelovigen nu al over worden ingelicht, namelijk de Openbaring van Jezus Christus. Wanneer wij ons afvragen wat er van deze steeds zelfvoldanere maar meer en meer in het kwaad wegzakkende wereld moet worden, dan vinden wij in dit boek het antwoord. Wellicht maken wij al de in dit boek beschreven gebeurtenissen niet meer mee en zijn wij bij aanvang hiervan reeds ontslapen en tot uitopstanding gekomen, toch mogen wij weten dat het eens met deze wereld en deze schepping goed zal komen. Niet door de wil, macht of kracht van zichtbare overheden, maar door Jezus Christus Die zich eens als Verlosser zal openbaren en het kwaad zal overwinnen. Dit mag bij ons een stuk zorg wegnemen.

"Want ik ben er van overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus onze Heere" (Rom. 8:38-39).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'