Het laatste uur

Het laatste uur

Johannes was één van de apostelen, net als Jakobus en Petrus, die geroepen werden om, zowel in woord als in geschrift, te bevestigen wat zij hadden gehoord van de Heere. Vanuit die achtergrond schrijft hij over ´het laatste uur´.

Alleen dát was zijn boodschap. We hebben buiten zijn brieven geen aanwijzingen met betrekking tot de tijdstippen waarop hij schreef. Niemand kan ons wat dat betreft helpen; geen oude schrijvers, noch moderne critici, kunnen ons helpen met informatie die verder gaat dan dat wat we kunnen lezen in Johannes' eigen geschriften. Al het overige is giswerk. Iedere schrijver en uitlegger is genoodzaakt zich te houden aan dat wat er in de brieven zelf geschreven is; wat overigens geldt voor alles wat in Gods Woord staat. Er is geen extern bewijs.
In 1 Johannes 2:18 lezen we: "Kinderen, het is het laatste uur". Dit kan slechts verwijzen naar het naderende einde van de bedeling waarin Handelingen der apostelen zich afspeelde, direct vóór de verwoesting van Jeruzalem. Johannes sprak niet over de huidige periode of over het einde van de menselijke geschiedenis, dan wel over het einde van de schepping in het algemeen. Nee, hij sprak over het einde van de periode waarin God sprak door hen die Zijn Zoon hadden gehoord. En het einde van die bijzondere tijd was inderdaad nabij. Zo nabij, dat er staat: "… de wereld (Grieks: kosmos) gaat voorbij ..." (1 Joh. 2:17). Het was als het ware 'vijf voor twaalf'.
Wat was nu karakteristiek voor dat "laatste uur"? Het antwoord volgt in hetzelfde vers: "Kinderen, het is het laatste uur; en zoals u gehoord hebt dat de antichrist eraan komt, zijn er ook nu al veel antichristen gekomen, waaruit wij weten dat het het laatste uur is". Hier wordt in het Nieuwe Testament voor het eerst de antichrist genoemd. En blijkbaar verwijst Johannes naar hem als naar een persoon die bekend is, want er wordt verder geen uitleg gegeven dan wat er gezegd wordt over de "geest van de antichrist" (vgl. 1 Joh. 2:22 en 4:3). De vraag is, hoe Johannes dit wist. Natuurlijk zeg je dan als eerste: door inspiratie. En dat is waar. Maar Johannes schrijft hier in de 'wij'-vorm. Dus wisten ook anderen hiervan en konden zij het teken van het optreden van deze antichristen begrijpen. Dat deze valse christussen zouden opstaan, was al voorzegd door onze Heere tijdens de rede over de laatste dingen op de Olijfberg, en door Hem omschreven als het eerste teken van het begin van dit "laatste uur".

Wat betekent de uitdrukking "het laatste uur"?

Er zijn twee belangrijke profetische redes. Het is belangrijk om op de verschillen met betrekking tot tijd, plaats en onderwerp te letten, tussen de eerste in Lucas 21 en de laatste in Mattheüs 24 en Marcus 13.
De rede waarvan we lezen in Lucas werd uitgesproken op "een van die dagen, als Hij in de tempel het volk leerde" (Luc. 20:1). De volgende 'tijdsaanduiding' staat in Lucas 21: "En toen Hij opkeek, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen..." (vs. 1). Hij was dus nog steeds in de tempel toen hij de profetie uit Lucas 21 uitsprak. Want daarna lezen we: "Overdag nu gaf Hij onderwijs in de tempel, maar 's nachts ging Hij de stad uit en overnachtte op de berg die de Olijfberg heet" (Luc. 21:37).
Kijken we naar de profetie in Mattheüs 24 en Marcus 13 dan staat er uitdrukkelijk: "En Jezus ging weg en vertrok uit de tempel (...) Toen Hij op de Olijfberg zat, gingen de discipelen naar Hem toe toen zij alleen waren..." (Matt. 24:1 en 3). Woorden van gelijke strekking vinden we in Marcus 13: "En toen Hij op de Olijfberg zat, tegenover de tempel, vroegen Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas Hem toen zij alleen waren..." (vs. 1 en 3).
We hebben dus twee grote profetieën, waarvan de Heere er één uitsprak in de tempel (Lucas) en de ander op de Olijfberg (Mattheüs en Marcus). Omdat delen van de eerste herhaald werden tijdens de laatste rede, geven we de belangrijkste punten van de drie hoofdstukken in kolommen, zodat het onderwerp en de verschillen duidelijk zichtbaar zijn.
Beide verslagen beginnen met een opsomming van gebeurtenissen die zouden gebeuren gedurende het leven van hen die deze woorden hoorden. De apostelen wijzen de Heere op de gebouwen, stenen en versiersels van de tempel, waarop Hij antwoordt: "hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden" (Matt. 24:2). Deze uitspraak is later zo grondig vervuld, dat sommige geschiedkundigen zelfs menen dat er nooit een tempel gestaan heeft. Deze ernstige uitspraak, riep de volgende vragen op: "Meester, wanneer zal dat dan zijn en wat is het teken dat deze dingen zullen gebeuren?" (Luc. 21:7). De eerste woorden van het antwoord van de Heere waren:

Mattheüs 24:4-6 Marcus 13:5-7 Lucas 21:8 en 9
4 En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Pas op dat niemand u misleidt.
5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden.
6 U zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; pas op, word niet verschrikt, want al die dingen moeten gebeuren, maar het is nog niet het einde.
5 En Jezus antwoordde hun en begon te zeggen: Pas op dat niemand u misleidt.
6 Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden.
7 En wanneer u hoort van oorlogen en geruchten van oorlogen, word dan niet verschrikt, want dit moet gebeuren, maar het is nog niet het einde.
8 En Hij zei: Pas op dat u niet misleid wordt, want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus, en: De tijd is nabijgekomen. Ga hen dan niet achterna.
9 En wanneer u zult horen van oorlogen en allerlei oproer, wees dan niet verschrikt. Want deze dingen moeten eerst geschieden, maar dat betekent niet meteen het einde.

Dit is het begin. Daarna gaat de Heere verder met de gebeurtenissen die daarop zullen volgen, de geboorteweeën of -smarten van de verdrukking:

Mattheüs 24:7 en 8 Marcus 13:8 Lucas 21:10 en 11
7 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen hongersnoden zijn en besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen.
8 Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën.
8 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn in verscheidene plaatsen en er zullen hongersnoden zijn en onlusten. Deze dingen zijn het begin van de weeën. 10 Toen zei Hij tegen hen: Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk;
11 en er zullen grote aardbevingen zijn in verschillende plaatsen, hongersnoden en besmettelijke ziekten. Er zullen ook verschrikkelijke dingen en grote tekenen vanuit de hemel plaatsvinden.

Vergelijken we de eerste toespraak van de Heere (in Lucas) met de andere twee (in Mattheüs en Marcus), dan valt op dat Hij, in plaats van dat Hij zegt: "Deze dingen het begin van de weeën" en vervolgens doorgaat met een omschrijving van die smarten of weeën (zoals in Mattheüs en Marcus), meteen stopt. Hij grijpt terug naar wat zal plaatsvinden "vóór dit alles", namelijk: vóór het begin van de weeën van de grote verdrukking en dan omschrijft Hij de verwoesting van Jeruzalem.

Lucas 21:12 "Maar voor dit alles ..."

Namelijk vóór de grote verdrukking, die eindigt met het teken van de Zoon des mensen, Die komt met de wolken des hemels, worden deze gebeurtenissen weergegeven in de verzen 12 - 24; de slotwoorden daarvan zijn:

Lucas 21:24 "En zij zullen vallen door de scherpte van het zwaard en in gevangenschap weggevoerd worden onder alle heidenen. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn. "

In de andere twee toespraken gaat de Heere - in plaats van een beschrijving te geven van de situatie waarin Jeruzalem zich bevindt vóór en tot het begin van de grote verdrukking - na de woorden "Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën", verder met de beschrijving van de verdrukking zelf (Matt. 24:9-28 en Marc. 13:9-23). Hij gaat verder met de profetie met betrekking tot deze weeën en beschrijft de gebeurtenissen tot en met het moment van Zijn verschijning in de wolken des hemels.
Het is pas op dát moment dat in Lucas 21:25 de Heere het gaat hebben over de tijd van het einde (Grieks: telos). De afsluitende woorden van elke rede gaan over de komst van de Heere zelf:

Mattheüs 24:29 en 30 Marcus 13:24-26 Lucas 21:25-27
29 En meteen na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden.
30 En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid.
24 Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven.
25 En de sterren van de hemel zullen daaruit vallen en de krachten in de hemelen zullen heftig bewogen worden.
26 En dan zullen ze de Zoon des mensen zien komen in de wolken, met grote kracht en heerlijkheid.
25 En er zullen tekenen zijn in zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid vanwege het bulderen van zee en golven.
26 En het hart van de mensen zal bezwijken van vrees en verwachting van de dingen die de wereld zullen overkomen, want de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden.
27 En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.

Maar waar het nu even om gaat, is niet zozeer de komst zelf aan het einde van de tijd, maar om het eerste 'teken', dat te maken heeft met waar Johannes over schrijft in 1 Johannes 2: "... waaruit wij weten, dat het het laatste uur is" (vs. 18).
De aangehaalde verzen uit Mattheüs 24:29 en 30; Marcus 13:24-26 en Lucas 24:25-27 staan in de 'derde persoon' en gaan over wat "zij" in de toekomst zullen voelen en zien. De daaropvolgende verzen staan echter in contrast hiermee en staan weer in de 'tweede persoon'. Daarmee komt de Heere op de tijd van de apostelen tot wie Hij spreekt: "Wanneer nu deze dingen (namelijk de dingen uit Luc. 21:8 en 9) beginnen te geschieden, kijk dan omhoog en hef uw hoofd op, omdat uw verlossing nabij is" (Luc. 21:28). De Heere spreekt nu dus weer direct tot de apostelen en zo ook in de gelijkenis die Hij vervolgens vertelt: "Kijk naar de vijgenboom en naar alle bomen. Zodra ze uitlopen en u dat ziet, weet u uit uzelf dat de zomer al nabij is. Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is. Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan, totdat alles geschied is" (vs. 29-32). Let op dat hoewel deze woorden nu verwijzen naar hen die de nog toekomstige tijd van het einde (telos) zullen mee maken, we niet voorbij mogen gaan aan het feit dat deze woorden van de Heere in de eerste plaats bestemd waren voor hen die ze toen hoorden en ze ook ten volle begrepen zouden hebben, wanneer het volk zich bekeerd had op de latere verkondiging van Petrus (Hand. 3:19-26).
Wat Lucas 21:32 zegt, is absoluut waar: "Voorwaar, Ik zeg u dat dit geslacht zeker niet voorbij zal gaan, totdat alles geschied is". Dit geslacht zou niet voorbijgaan voor de dingen van vers 8 en 9 vervuld waren. Deze verzen spreken van het opstaan van valse christussen en antichristen, "waaruit wij weten, dat het het laatste uur is" ( 1 Joh. 2:18).
Let hier ook op de verschillende woorden die in Lucas 21 gebruikt worden. In vers 32 staat het woord 'geschieden' (Grieks: ginomai) en in vers 24 'vervullen' (Grieks: plero'o). Letterlijk betekent het woord in vers 24 'volmaken'; in vers 32 betekent het letterlijk: 'beginnen te zijn', 'opkomen'. Geven we vers 32 nauwkeurig weer, dan staat er dus dat de valse christussen en antichristen zich al begonnen te manifesteren gedurende die generatie; en díe generatie stierf vervolgens uit. Het hier gebruikte woord "geslacht" kan niet 'ras' betekenen; immers dit 'ras' zal niet voorbijgaan! Het betreft hier immers "een eeuwig volk" (Jes. 44:7). Zo hebben we dus een duidelijke en bevredigende uitleg van de woorden "dit geslacht", zonder te vervallen in allerlei gedwongen manipulaties en 'slimme' argumenten die moeten leiden tot de uitleg dat "dit geslacht" betrekking heeft op een ander nog in de toekomst levend geslacht. Dit zijn interpretaties die een kritische test niet zullen doorstaan. Kijken we er echt naar vanuit een dispensationalistisch standpunt, namelijk vanuit het standpunt dat er verschillende bedelingen zijn, waarin God op verschillende wijzen met de mens handelt, dan zien we dat alles op z'n plek valt; ook 1 Johannes 2:18, de tekst die zovelen heeft beziggehouden met betrekking tot "het laatste uur". Voor ons geldt dat het teken waaraan men zal weten dat het laatste uur begint nog in de toekomst ligt.
Door niet te onderscheiden dat, door de afwijzing van Petrus' proclamatie van het koninkrijk, alles nu is uitgesteld, wordt zelfs de paus door sommigen gehouden voor de antichrist. Maar dit teken met betrekking tot de antichrist was slechts een aanduiding van het beginnen van het laatste uur, niet van het voortduren of zelfs het einde daarvan. Het was het allereerste signaal.

Voor Johannes was deze huidige tijd echter onbekend en daarom stond alles voor hem ook in een ander kader; namelijk dat van de voorwaardelijke belofte van de aanstaande parousia of aanwezigheid van de Heere.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'