Licht en genade

Licht en genade

Zoals algemeen wordt aangenomen, was Lukas de schrijver van zowel het Lukasevangelie als van het boek Handelingen. In beide boeken richt hij zich tot Theofilus, voor wie hij een compleet overzicht van de geschiedenis van de komst van Gods Zoon in deze wereld heeft samengesteld. En hierin komt ook de genade van God naar voren!

De beschrijving van Lukas begint met de aankondiging van de geboorte van Johannes (de doper) en de Heere Jezus, en eindigt met de (voorlopige) terzijdestelling van het Joodse volk. Iets wat misschien minder bekend is, is dat Lukas ook een schrijver is bij wie de genade van God een belangrijke rol speelt. Dit komt met name in de eerste hoofdstukken van het Lukasevangelie naar voren.

De geschiedschrijver Lukas
Zoals in de inleiding al vermeld is, heeft Lukas een complete geschiedschrijving gemaakt met betrekking tot de komst van de Heere Jezus, nu ruim 2000 jaar geleden. Dat je het Lukasevangelie en het boek Handelingen als één geheel mag zien, blijkt vooral uit de inleidingen van beide boeken. Ze zijn namelijk bestemd voor één en dezelfde persoon: Theofilus. Met name in de beginverzen van het Lukasevangelie komt bovendien het doel van dat wat Lukas schrijft naar voren: "Aangezien velen ter hand genomen hebben een verslag op te stellen van de dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben, zoals zij die van het begin af ooggetuigen en dienaren van het Woord zijn geweest, aan ons overgeleverd hebben, heeft het ook mij goedgedacht, na alles van voren af aan nauwkeurig onderzocht te hebben, het geordend voor u te beschrijven, hooggeachte Theofilus, opdat u de zekerheid kent van de dingen waarin u onderwezen bent" (Luk. 1:1-4).
Deze verzen maken duidelijk waar Lukas zijn informatie vandaan heeft en wat het doel is van zijn geschiedschrijving: opdat de "hooggeachte Theofilus" de betrouwbaarheid zou erkennen van de zaken, waarin hij onderricht was. Lukas schrijft Theofilus aan als "hooggeachte"; dit is een aanspreektitel die in de Bijbel verder alleen wordt gebruikt voor de stadhouders Felix en Festus (Hand. 23:26; 24:3 en 26:25).

De geschiedschrijving van Lukas is mooi en evenwichtig. Dit laatste zien we aan de wijze waarop in zijn boeken de geschiedenis verdeeld is. In totaal beschreef Lukas namelijk 66 jaar geschiedenis. Deze periode van 66 jaar is precies verdeeld in tweemaal 33 jaren. Het Lukasevangelie bevat de beschrijving van de 33 jaren van de aankondiging van de geboorte van de Heere Jezus tot en met Zijn dood, opstanding en hemelvaart. Het boek Handelingen begint (met een kleine overlapping) met de hemelvaart en beschrijft de daaropvolgende 33 jaar tot en met de beschrijving van Paulus' aankomst in Rome en zijn twee jaar durende gevangenschap aldaar.1
De 33-jarige Handelingenperiode had - menselijk gesproken en geen rekening houdend met Gods verborgen plan - gevolgd kúnnen worden (wanneer het gehele volk Israël Christus aanvaard had) door een zevenjarige tijd (de zogenaamde 'laatste jaarweek van Daniël'). En díe tijd en wat er na had kunnen komen (en nu dus in de toekomst: zál komen) wordt beschreven in het boek Openbaring. Je kunt Openbaring immers zien als een boek dat verslag doet van 'geschiedenis' die nog gebeuren moet!
Zo bezien beschrijven de vier Evangeliën, het boek Handelingen én het boek Openbaring de complete Nieuwtestamentische geschiedenis zoals God deze voor ogen had en heeft. Ze geven daarmee dus een compleet beeld van Gods plan, globaal beginnend met de geboorte van Gods Zoon en eindigend met de reden van de komst van de Zoon in deze wereld: de overdracht van het koninkrijk van de Zoon aan de Vader.

Lukas en Paulus
Lukas behoorde niet tot de kring van de (twaalf) apostelen. De Bijbel vermeldt ons zo goed als niets over zijn afkomst. Allerlei ideeën hierover doen de ronde: hij was een Jood, een Joodse christen, een gelovige heiden. Het enige wat we wel kunnen weten, is dat hij geen Jood was; of preciezer: hij was geen besnedene. Dat kunnen we opmaken uit Kolossenzen 4. Paulus doet in dit hoofdstuk onder meer de groeten van mensen die bij hem aanwezig zijn gedurende zijn gevangenschap in Rome: "Aristarchus, mijn medegevangene, groet u, en Markus, de neef van Barnabas, over wie u opdrachten ontvangen hebt - als hij bij u komt, ontvang hem dan - en Jezus, die Justus genoemd wordt. Zij zijn de enigen van de besnijdenis die mijn medearbeiders zijn in het koninkrijk van God" (vs. 10 en 11). Het gaat om dit laatste: "Zij zijn de enigen van de besnijdenis ...". Als Paulus even later Lukas noemt en diens groeten ook overbrengt, kunnen we vaststellen dat Lukas in ieder geval niet tot "de besnedenen" behoorde.

Lukas kwam op een bepaald moment met Paulus in aanraking en trok vanaf toen met hem op. In Handelingen 16 lezen we daarover. Hij schrijft in vers 7 en 8 over het wel en wee van Paulus en de zijnen: Zij probeerden "naar Bithynië te reizen, maar de Geest liet het hun niet toe. En nadat zij Mysië voorbij gereisd waren, kwamen zij in Troas".
Alles wat Lukas hier beschrijft, doet hij in de 'zij-vorm'; hij was er zelf niet bij, hij had er geen deel aan. In vers 9 lezen we vervolgens van het visioen dat Paulus kreeg over de Macedonische man: "... er stond een Macedonische man, die hem dringend vroeg: Kom over naar Macedonië en help ons!" En dan gebeurt er in vers 10 iets opmerkelijks: "Toen hij nu dit visioen gezien had, probeerden wij meteen naar Macedonië te reizen, omdat wij eruit opmaakten dat de Heere ons geroepen had aan hen het evangelie te verkondigen". Opeens stapt Lukas over op de 'wij-vorm': hij is er bij! En dit is voor het eerst dat we dit zo in Handelingen lezen. Wellicht mogen we hieruit opmaken dat Lukas in Troas woonde (vgl. vs. 8) en daar in contact kwam met Paulus ...

Paulus is in de Bijbel de enige die Lukas' naam gebruikt. Zowel in het Lukasevangelie als het boek Handelingen vinden we de naam 'Lukas' niet terug. Paulus gebruikt deze naam dus wel en doet dat slechts driemaal; alleen in zijn late brieven. Hij noemt Lukas een 'medearbeider' (Flm. 24) en 'arts, de geliefde' (Kol. 4:14). Dit laatste zegt iets over de innige band tussen de apostel en Lukas, maar ook over het 'niveau' van Lukas: hij was een arts, een geneesheer. Lukas was geleerd en verkeerde in hogere kringen (zie ook aan het begin van dit artikel waar de term 'hooggeachte' aan de orde kwam; hij ging blijkbaar met mensen als stadhouders om). In díe zin sloot hij ook aan bij Paulus, die zelf ook een geleerd man geweest moet zijn.
Een prachtig en ontroerend getuigenis over Lukas, zijn Paulus' woorden in 2 Timotheüs 4, waar hij schrijft over verschillende van zijn medewerkers die hem om diverse redenen hebben verlaten (vs. 10). In vers 11 staat dan: "Alleen Lukas is bij mij".

De naam 'Theofilus' betekent 'liefhebber/vriend van God' en dat zou je overdrachtelijk op elke gelovige kunnen toepassen. Ook wij mogen als gelovigen genieten van wat God door Zijn dienaar Lukas schrijft. De naam 'Lukas' betekent: 'licht, lichtgevend'; Lukas schrijft over de komst en de verkondiging van hét Licht van deze wereld: Christus.
Lukas' nauwe samenwerking en band met Paulus - de apostel van de genade - zou kunnen betekenen dat ook in zijn leven en werken Gods genade een centrale plaats heeft gekregen. En dat blijkt inderdaad het geval! In de eerste hoofdstukken van het Lukasevangelie - het fundament dus van het complete werk van Lukas - komt de genade op een voor de Evangeliën unieke wijze naar voren!

We hebben hierboven de teksten uit de brief aan Filemon en de Kolossenzenbrief genoemd, waarin de naam van Lukas wordt vermeld. Dat Paulus hem juist in die brieven noemt, is van grote betekenis. Paulus schreef deze brieven namelijk vanuit zijn tweejarig huisarrest in zijn eigen gehuurde woning in Rome (vgl. Hand. 28:16 en 30). In die twee jaar schreef Paulus de brieven waarin het gaat over de openbaring van het geheimenis. Israël had als volk het heil in Christus niet aanvaard, wat ons bij het verborgen gedeelte van Gods plan heeft gebracht: het ene lichaam waarin Christus als Hoofd onlosmakelijk verbonden is aan de gelovigen van nu. Deze waarheid geldt nog altijd! Wij zijn als gelovigen in één lichaam onlosmakelijk verbonden aan Christus. Hetzelfde leven dat in Hem is, is in ons (Kol. 3:4).
Ook in de Kolossenzenbrief schrijft Paulus over de openbaring van dit geheimenis. Dit houdt in dat Lukas daarvan geweten heeft, toen hij Paulus de Kolossenzen namens hem liet groeten en dus ook (vlak) vóórdat het boek Handelingen werd gepubliceerd. Volgens verschillende Bijbeluitleggers is ook het Lukasevangelie in diezelfde periode gepubliceerd. Lukas wist dus van het geheimenis en heeft met die kennis de geschiedenis mogen beschrijven van wat er aan de openbaring van dat geheimenis vooraf ging.
Enfin, in de eerste hoofdstukken van het Lukasevangelie gaat het over licht en genade.

Maria en Gods genade
In de eerste plaats gebeurt dit op een heel directe manier en wel bij de aankondiging van de geboorte van onze Heiland (Luk. 1:26-38). In vers 28 staan de eerste woorden van Gabriël tot Maria: "Wees gegroet, begenadigde. De Heere is met u. U bent gezegend onder de vrouwen". Letterlijk staat hier: '... u, de begenadigd zijnde ...'. Het betreft namelijk een werkwoord. Dit werkwoord wordt verder nog slechts eenmaal in de Bijbel gebruikt ... door Paulus: "... tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde" (Efe. 1:6). Maria was begenadigd om de moeder van Gods Zoon te worden. Eenmaal aangekomen bij het einde van de Handelingenperiode lezen we dat God ons begenadigd heeft in Zijn Zoon, de Geliefde.
In Lukas 1:30 staat de tweede uitspraak van Gabriël tot Maria: "Wees niet bevreesd, Maria, want u hebt genade gevonden bij God". Dit is - los van de betekenis van wat er in Lukas 1:26-38 gaande is - een bijzonder vers! Het is namelijk de eerste maal in het Nieuwe Testament dat het woord "genade" gebruikt wordt. Van de evangelieschrijvers is Lukas dus de eerste die dit woord gebruikt. In de 28 hoofdstukken van het Mattheüsevangelie en de 16 van het Markusevangelie komen we dit woord niet tegen, maar hier wel! Opgetekend door de man die zo nauw samenwerkte met de apostel van de genade.

Zacharias en Gods genade
De tweede keer dat Gods genade naar voren komt in dit evangelie is in de geschiedenis van de aankondiging van de geboorte van Johannes de doper. We weten hoe Zacharias als priester aan de beurt was om de priesterdienst in de tempel te vervullen en hoe Gabriël ook hem de geboorte van een zoon aankondigt (zie Luk. 1:5-17). Zacharias gelooft Gabriël echter niet, waarop de engel hem zegt: "En zie, u zult zwijgen en niet kunnen spreken tot op de dag dat deze dingen gebeurd zijn, omdat u mijn woorden niet geloofd hebt, die vervuld zullen worden op hun tijd" (vs. 20).
We lezen vanaf vers 57 het één en ander over het moment waarop deze woorden in vervulling gingen - toen namelijk de zoon van Zacharias en Elisabeth geboren werd. In vers 59 staat hoe men op het punt stond de geboren zoon op de dag van diens besnijdenis te vernoemen naar zijn vader Zacharias. Zijn moeder zei echter dat hij 'Johannes' moest heten. En na enig protest van de zijde van de buren en de naaste familie, moet Zacharias dan maar de doorslag geven en schrijft hij op een bordje: "Johannes is zijn naam" (vs. 63), waarop ieder zich verwonderde en waarna Zacharias' mond geopend werd en hij weer kon spreken! Foto p 06-08-zechariah-birth John
En het mooie is nu dat 'Johannes' betekent: de HEERE (Jahweh) is genadig! Hoe wonderlijk, dat je pas werkelijk recht van spreken hebt als je erkent dat de HEERE genadig is. Helemaal als we de priester Zacharias zien als een beeld van het priestervolk Israël dat momenteel het Woord niet machtig is; het volk zal pas ten volle aan z'n taak toekomen wanneer het zal belijden dat de HEERE genadig is in Zijn Messias, Die toch in de eerste plaats kwam voor Zijn volk Israël! Feitelijk geldt trouwens voor ons allen dat we pas werkelijk een goed getuigenis over Gods werk voor en in ons kunnen afleggen, wanneer we doordrongen zijn van de betekenis van Zijn genade. Ook voor Paulus was het één en al genade (vgl. 1 Tim. 1:12-17).

Gods genade in de tempel
De twee voorgaande gebeurtenissen (de aankondiging van de Zoon aan Maria en van de zoon aan Zacharias) worden alleen beschreven in het Lukasevangelie! Dit geldt ook voor het laatste voorbeeld dat we hier naar voren willen brengen en dat te maken heeft met het moment - Hij was toen minimaal 40 dagen oud - dat Jozef en Maria Jezus aan de Heere voorstellen. Dit gebeurt in de tempel. Zie hoe een en ander beschreven is in Lukas 2:22 en verder. In vers 27 staat hoe Simeon, die de "vertroosting van Israël" (vs. 25) verwachtte, door de Geest in de tempel geleid wordt. Hem was al bekendgemaakt door de Geest dat hij niet zou sterven voor hij de "Gezalfde van de Heere" gezien zou hebben (vs. 26). Als hij dan het Kind in zijn armen houdt, zegt hij: "Nu laat U, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, volgens Uw Woord, want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien, die U bereid hebt voor de ogen van alle volken, een licht om de heidenen te verlichten en om Uw volk Israël te verheerlijken" (vs. 29-31). Het oorspronkelijke woord dat hier voor "zaligheid" (vs. 30) gebruikt wordt, wordt in deze vorm alleen door Lukas en Paulus gebruikt (zie verder Luk. 3:6; Hand. 28:28 (!), Efe. 6:17 en Tit. 2:11).
Maar dan gebeurt er in de tempel nog iets: er komt een oude vrouw, een profetes, bij staan. Ze is een dochter van Fanuël (deze naam is een andere schrijfwijze van 'Pniël', dat 'aangezicht' of 'gelaat van God' betekent). Ze komt uit de stam Aser (dit betekent: 'gezegend' of 'gelukkig'). Maar haar eigen naam - Anna - bepaalt ons weer bij de kern van de zaak. 'Anna' betekent: 'verzoek, bede om genade'.

Al met al mogen we wel zeggen dat Lukas' geschiedschrijving is gefundeerd in de genade van God! En zo ís het natuurlijk ook: heel Gods heilsgeschiedenis is één grote openbaring van Zijn licht en genade, samengevat in Zijn Zoon, Jezus Christus.

Voetnoot:
1. De getallen 33 en 66 komen we ook tegen in Leviticus 12:1-5, waar het getal 33 verband houdt met de 33 dagen dat een vrouw na de geboorte van een zoon "in het bloed van haar reiniging" moest blijven (deze periode begon na zeven dagen, op de achtste dag, de dag van de besnijdenis van de zoon). Werd er een meisje geboren dan begon voor de moeder na veertien dagen vanaf de geboorte van de dochter een periode van 66 dagen reiniging.

Meer weten over wat er in dit artikel staat? Lees dan de volgende uitgaven van Everread Uitgevers:
De bediening & de brieven van Paulus (ISBN 9789066943063)
Het geheimenis bekendgemaakt (ISBN 9789066942554)
Het boek Handelingen (ISBN 9789066943612)
De dingen die verschillen (ISBN 9789066943629)

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'