Psalm 136 bevat 26 keer de regel “want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig”. Wanneer je deze psalm leest, zie je een opsomming van de grote werken van wat God heeft gedaan vanaf de schepping tot aan de uitredding van Israël uit Egypte. Na elke beschrijving voegt de psalmist toe: want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. Het is een opsomming van Gods werk gedurende 2600 jaren en 26 geslachten. Het gaat om de HEERE, JHWH, deze letters hebben een getalswaarde van 26.
Leer mij Uw weg
Goedertierenheid is iets van God. David zegt: "Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen, maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen. Heere, mijn God, ik zal U loven met heel mijn hart, ik zal Uw Naam voor eeuwig eren. Want Uw goedertierenheid is groot over mij, U hebt mijn ziel aan het diepst van het graf ontrukt. O God, hoogmoedigen staan tegen mij op, een horde geweldplegers staan mij naar het leven, zij houden U niet voor ogen. Maar U, Heere, bent een barmhartig en genadig God, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw” (Ps. 86:11-15). David wil leren, want de Heere is goedertieren. Het gaat om wat God te zeggen heeft en Wie Hij is.
Wanneer Mozes van de berg komt en het gouden kalf ziet, slaat hij de twee stenen tafelen stuk. Het beeld wordt vernietigd en hij gaat terug de berg op. "Nu dan, als ik dan genade heb gevonden in Uw ogen, maak mij toch Uw weg bekend. Dan zal ik U kennen, opdat ik genade zal vinden in Uw ogen. En zie aan dat deze natie Uw volk is" (Exod. 33:13). Net als David vroeg hij naar Gods weg. Mozes is heel dicht bij de Heere en toch vraagt hij om de heerlijkheid van God te mogen zien. De Heere geeft Mozes twee nieuwe stenen tafelen en laat Zijn heerlijkheid zien: "Toen de HEERE bij hem voorbijkwam, riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft …" (Exod. 34:5-7).
Bij Mozes en David denken we aan Godsmannen, maar het waren ook mensen, net als wij, met fouten en gebreken. Ze geven een getuigenis van hun geloof in de Heere, ze vertrouwden het Woord van God. Wanneer ze vragen naar de weg van God, dan openbaart Hij Zich en is één aspect dat Hij rijk is aan goedertierenheid. Het is een beetje ouderwets woord dat ook vertaald wordt met goedheid, vriendelijkheid en trouw. De Engelse vertaling is: loving kindness, liefhebbende vriendelijkheid.
Goedaardigheid
De Heere is goed van aard. Goedertierenheid is goedaardigheid, de aard van God is goedheid. Hij heeft geen kwaad in de zin. De tegenstander is kwaadaardig: "Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij vanuit wat van hemzelf is, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen" (Joh. 8:44). Zijn aard is leugenachtig. "En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht" (2 Kor. 11:14). Het zich voor doen als iets of iemand anders is kwaadaardig. Dat zal in de toekomst ook blijken, volgens 1 Petrus 5:8. Dit is de kwaadaardigheid ten top. Kenmerkend voor de Heere God is Zijn goedaardigheid; Hij kan niet anders, want het is Zijn aard.
Lot
In Genesis 19 komt ‘goedertierenheid’ de eerste keer voor. Lot woont in Sodom, een plaats die gekenmerkt wordt door zonde(n). Twee engelen komen hem waarschuwen dat de stad vernietigd gaat worden en dat hij moet vluchten. De Heere had het goede voor met Lot, hij was een rechtvaardige (2 Petr. 2:7) en de Heere wil hem sparen. "En het gebeurde, toen zij hen buiten de stad gebracht hadden, dat Hij zei: Vlucht voor uw leven, kijk niet achter u en blijf nergens op heel deze vlakte staan; vlucht naar het bergland, anders wordt u weggevaagd. Maar Lot zei tegen hen: Nee toch, Heere. Zie toch, Uw dienaar heeft genade gevonden in Uw ogen, en U hebt Uw grote goedertierenheid aan mij bewezen door mijn ziel in leven te houden. Ik kan echter niet naar het bergland vluchten, anders haalt het onheil mij in en sterf ik. Zie toch, deze stad is dichtbij genoeg om erheen te vluchten en zij is klein; laat me daar toch heen vluchten (zij is immers klein!), zodat mijn ziel in leven zal blijven. Toen zei Hij tegen hem: Zie, Ik ben u ook in dit opzicht ter wille en zal deze stad, waarover u gesproken hebt, niet ondersteboven keren" (Gen. 19:17-21). Lot wordt gered van het oordeel. Hij vond genade in de ogen van de Heere en God bewees goedertierenheid. Lot ontving het leven in plaats van de dood.
God verandert niet
Goedertierenheid laat zien hoe God denkt en handelt. Het hangt niet af van Zijn bui, Hij kan niet anders: God is liefde. In 1 Korinthe 13 wordt die liefde bezongen. De liefde zoekt de ander, wil gemeenschap met de ander: "Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. Maar de goedertierenheid van de HEERE is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen. Zijn gerechtigheid is voor de kinderen van hun kinderen" (Ps. 103:7-10, 17). Er zijn wel momenten dat God het kwaad moet straffen, maar dat is tijdelijk: "Want een ogenblik duurt Zijn toorn, maar een leven lang Zijn goedgunstigheid …" (Ps. 30:6a). Zijn goedertierenheid is van eeuwigheid tot eeuwigheid, of eeuw uit en eeuw in (Jer. 25:5). God verandert niet.
Job
In het Psalmenboek komt het woord ‘goedertierenheid’ 127 keer voor. Psalm 42:9 zegt: "Maar de HEERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden; 's nachts zal Zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God van mijn leven." Altijd is de Heere erbij met Zijn goedertierenheid. Ook als er ellendige dingen gebeuren, heeft God het goede met ons voor. Job kon daar eveneens van getuigen. Hij was een rijk en gezegend man, maar hij raakte alles kwijt, zelfs zijn gezondheid. De vrouw van Job geloofde niet dat God goedaardig is (Job 2:7-9). Maar Job zei tegen haar: “Je spreekt zoals één van de dwaze vrouwen spreekt. Zouden wij het goede wel van God ontvangen en zouden we het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet" (Job 2:10). God blijft ondanks de omstandigheden altijd Dezelfde, goedaardig: "En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn" (Rom. 8:28). Van sommige dingen kunnen we dat achteraf wel vaststellen, maar andere dingen zullen pas duidelijk zijn als we bij de Heere zijn. Voor Job stond in ieder geval vast dat God genade geeft en goedertieren is (Job 19:25-27).
De Gemeente: bewijs van Gods goedertierenheid
Paulus gebruikt het woord goedertierenheid ook. Dat is logisch, want als het de aard van God is, blijft dat in alle eeuwen hetzelfde. We zijn door genade behouden, met Hem opgewekt en gezet in de hemelse gewesten. Er is een overvloed van rijkdom van genade aan ons bewezen, "… opdat Hij in de komende eeuwen de alles overtreffende rijkdom van Zijn genade zou bewijzen, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus" (Efe. 2:7). De Gemeente is het toonbeeld, de etalage van Gods overvloedige genade. Niets verdiend, maar toch alles ontvangen. God volvoert vanuit Zijn goedaardigheid Zijn plan. De Gemeente is het bewijs van Gods goedertierenheid. Het is niet onze verdienste, want het is alles in Christus. In Hem hebben we alles ontvangen. God is rijk van genade en goedertierenheid. Hij weet echt wel dat er dingen fout gaan in je leven. Denk aan de Godsmannen, die ook gewoon mensen waren. We moeten erkennen dat de Heere God is en Zijn Woord de waarheid. Hij heeft gesproken en al snappen we er niets van, we geloven het wel. "Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God" (Efe. 2:8).
In Christus
Paulus zegt tegen gelovigen die de rijkdom van de genade hebben ontdekt en behoren tot de nieuwe mens: "Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld. Verdraag elkaar en vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen" (Kol. 3:12-13). In plaats van ‘vergeven’ staat er letterlijk: bewijs elkaar genade, zoals Christus ons genade geschonken heeft. Hier gaat het over de praktijk van je leven. Het woord vriendelijkheid is eigenlijk goedertierenheid (zie St. Vert.). Als we in Christus een nieuwe mens zijn, dan mogen we ons bekleden met goedertierenheid.
De Zoon heeft de karaktereigenschappen van de Vader. Wanneer wij in de Zoon zijn, ontvangen wij ook die karaktereigenschappen, wij mogen ons daarmee bekleden. Als je zelf die karaktereigenschappen (zie Gal. 5:22) niet hebt, dan heb je ze nu wel in Christus: "Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht" (Efe. 5:8). Het kan in de praktijk weleens lastig zijn, maar we moeten ons bewust zijn van onze positie en wat daarbij hoort. Wij zitten aan de rechterhand van God, in Christus. God kent en ziet ons in Hem. We zijn heilig en uitverkoren in Christus.
"Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig …
Loof de God van de hemel, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig"
(Ps. 136:1 en 26).