De voorgeschiedenis van David, de geliefde
David produceerde de psalm rond 951 v. Chr. naar aanleiding van de inwijding van zijn huis, zoals het opschrift zegt. In 1 Kronieken 15:1 is te lezen dat hij huizen bouwde in de ‘stad van David’. Om welk huis het in deze psalm precies gaat, wordt er niet bij vermeld, maar het ligt voor de hand dat het zijn eigen paleis betreft. Het is in ieder geval niet de tempel, zoals o.a. blijkt uit 2 Samuel 7:1-3.
Als je de psalm zo doorleest, gaat het over de dankbaarheid van David naar de Heere God voor de hulp en bijstand tot dan toe. Het leven van David zijn de eerste jaren zeer onstuimig geweest. Als jongste van de acht zonen van Isaï weidde hij de schapen van zijn vader. Op een dag werd hij achter de schapen vandaan gehaald en tot koning gezalfd door de profeet Samuel (1 Sam. 16). Dat was een enorme verandering en bracht een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Dit bleek ook al toen hij de strijd tegen Goliath inging, met als wapen slechts vijf stenen. God gaf hem op wonderbaarlijke wijze de overwinning en beschermde hem ook voor de vijandige aanvallen van toenmalig koning Saul. Zijn koningschap ging ook gepaard met veel strijd.
Dank voor de Heere God
In de eerste verzen lezen we de dank van David en hij roemt de Heere: “… want U hebt mij opgetrokken”. Dit gaat over zijn verhoging tot de status van koning van Israël en zijn overwinningen over de vele vijanden. Hij heeft daartoe de Heere God vaak moeten aanroepen om hulp en bijstand, en Hij gaf David de overwinning, lezen we in 2 Samuel 8:6.
David zegt tegen zijn vriend Jonathan: “Maar zeker, zo waar de HEERE leeft en jijzelf leeft, er is maar één stap tussen mij en de dood” (1 Sam. 20:3). Hij is diverse keren in doodsgevaar geweest, zegt ook Psalm 30:4. Het gaat hier niet over de letterlijke opstanding uit het graf, maar dat God het leven van David behouden heeft “zodat ik niet in de kuil ben neergedaald.”
Psalmen zingen voor de HEERE, gunstelingen van Hem
Die gunstelingen zijn de gelovigen, letterlijk: Begiftigd met genade. Ze worden opgeroepen om psalmen te zingen en Hem te loven, en daarbij vooral de ‘heiligheid’ van God niet te vergeten.
Ongelovigen worden hier niet bedoeld want: “… de natuurlijke mens neemt de dingen van de Geest van God niet aan, want ze zijn dwaasheid voor hem” (1 Kor. 2:14).
De toorn van God duurt kort, maar Zijn goedgunstigheid geeft ‘leven’. Letterlijk zegt vers 6b: “… verdriet duurt maar één nacht en blijdschap verschijnt in de morgen.” In een overmoedige bui en toen het even goed ging met David had hij wel de heel menselijke gedachte dat hem niks gebeuren kon (vs. 7). Maar direct daarna erkent David, dat het de goedgunstigheid van de HEERE was die ‘zijn berg vast deed staan’. Bergen staan in de Bijbel vaak voor een koninkrijk of koningschap. Maar het gaat letterlijk ook over de bergvesting Sion, die David en zijn mannen twee jaar daarvoor hadden ingenomen door heel slim via de watergang de stad in te klauteren (2 Sam. 5:7-10).
Gods hulp is onmisbaar
Dat spreekt David ook uit in zijn dankgebed, zoals we dat lezen in 1 Kronieken 17, vers 24: “Ja, laat het bewaarheid worden en laat Uw Naam tot in eeuwigheid groot gemaakt worden door te zeggen: De HEERE van de legermachten, de God van Israël, is God over Israël en laat het huis (= koningschap) van Uw dienaar David zeker zijn voor Uw aangezicht”.
Maar als de Heere God even buiten bereik lijkt (zie vs. 8b), gaat het al gauw mis, want de mens - in welke positie ook - is steeds in alles volledig van Hem afhankelijk.
Een andere vertaling heeft in dit vers: “Verbergt U Uw gezicht, dan raak ik in de war”. We realiseren ons dat als mens niet altijd, maar het is wel zo. En het kwam voor dat de Heere God voor een tijd Zijn aangezicht verborg voor Israël als het weer eens op de verkeerde weg was en als er koningen waren die ‘slecht waren in de ogen van de HEERE’ (1 Kon. 16:29). Dan kon het gebeuren dat het in het land - ‘overvloeiende van melk en honing’ - drie jaar lang niet regende; in 1 Koningen 17:1 zegt de profeet Elia: “Er zal deze jaren geen dauw of regen komen, behalve op mijn woord“. En dan, na de door God vastgestelde tijd, komt er weer overvloedige regen (1 Kon. 18:1).
Psalm 104:29 schrijft daar ook over: “Verbergt U Uw aangezicht, zij worden door schrik overmand, neemt U hun adem weg, zij geven de geest en keren tot hun stof. Zendt U Uw Geest uit, dan worden zij geschapen en vernieuwt U het gelaat van de aardbodem.” Hier gaat het dan over alle zeedieren, maar het geldt voor mens en dier. Want: “Als de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen zijn bouwers eraan; als de HEERE de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter” (Ps. 127:1).
Het is bij alles goed om tot de Heere te roepen en het van Hem te verwachten, want het is precies wat David zegt in vers 10: “Wat voor winst is er in mijn bloed, in mijn neerdalen naar het graf? Zal het stof U loven?“ Als bij de mens het bloed eruit loopt, loopt het leven eruit, met de dood tot gevolg. En er is geen enkel voordeel in het graf, want daar is geen werk, geen overleg, geen kennis of wijsheid, het is er donker en stil en de Heer wordt niet geprezen (Pred. 9:10 en Ps. 6:6).
Het wordt in Psalm 30:10b bevestigd: “Zal het stof U loven. Zal dát Uw trouw verkondigen?”
Nee, natuurlijk niet.
Bede om hulp en bijstand
En dan vraagt David aan de HEERE om naar hem te luisteren (vs. 11). Hij vraagt om genade en dat is ‘onverdiende gunst’. Daarvoor kun je uitsluitend bij de Heere God terecht, want Hij is in heel Zijn Wezen liefdevol en genadig. We vinden daar vele voorbeelden van in de Bijbel. Zoals in Genesis 6:8 waar we lezen dat Noach ‘genade’ vond in Gods ogen, terwijl hij toch een normaal mens als u en ik was. En in Genesis 39:21, over Jozef: “Maar de HEERE was met Jozef en bewees hem goedertierenheid; Hij gaf hem genade in de ogen van het hoofd van de gevangenis.”
In het ontroerende en indringende gesprek tussen de Heere God en Mozes komt dit ter sprake: “… terwijl U Zelf gezegd hebt: Ik ken u bij uw naam, en ook: U hebt genade gevonden in Mijn ogen.”
Jeremia 31:2 spreekt over de toekomst: “Zo zegt de HEERE: Het volk dat aan het zwaard ontkomen was, heeft genade gevonden in de woestijn, toen Ik op weg ging om hem, Israël, tot rust te brengen.”
En vanzelfsprekend staat ook het Nieuwe Testament vol met Gods genade. Romeinen 3:23 zegt: “Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God, en worden om niet (d.i. gratis) gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.”
Steeds lezen we dat het initiatief van God Zelf uitgaat. Efeze 2:4 begint met het woordje ‘maar’: “Maar God, Die rijk is in barmhartigheid heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt - uit genade bent u zalig geworden - en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus, opdat Hij in de komende eeuwen de alles overtreffende rijkdom van Zijn genade zou bewijzen door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.”
Een lange zin, maar glashelder laat het Gods intentie zien die door middel van Christus Jezus werd verwezenlijkt. In de voorgaande verzen in Efeze 2 gaat het over de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid, ongelovigen dus, en daarom begint vers 4 met: “Maar God . .”
Als David in Psalm 30:11 erom vraagt dat de Heere naar hem luistert en hem genadig wil zijn en een Helper, dan vinden we het antwoord in Psalm 40, vers 2: “Lang heb ik de HEERE verwacht, en Hij boog Zich naar mij toe en hoorde mijn hulpgeroep. Hij beurde mij op uit een kuil vol kolkend water, uit modderig slijk: Hij zette mij op een rots en maakte mijn schreden vast.”
Wat ik zo mooi vind, is dat de Heere Zich naar beneden buigt, naar David toe om beter te horen waar hij om vraagt.
Besluit
De climax van Psalm 30 lezen we in de laatste twee verzen, waar David beschrijft hoe enorm groot de ommekeer in zijn leven is geweest. En dat kan gelden voor alle mensen in alle tijden, gewoon door de Heere God te geloven en aanvaarden, beseffen met hoeveel liefde en genade Hij ieder mens wil omringen. Hij wil onze Helper zijn Die genadig is. Dan kunnen we mét David zeggen: “U hebt voor mij mijn rouwklacht verandert in een reidans, U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord. Daarom zal mijn eer voor U psalmen zingen en niet zwijgen.”
Wat een contrast: Van rouwklacht naar reidans, en: van zwijgen naar psalmzingen. Ik dans graag met David mee en stem ook in met zijn gezang, want de Heere God is ook mijn Helper en was (en is) mij genadig. Hoe lang? David zegt het: “HEERE, mijn God, voor eeuwig zal ik u loven”!