Een God van de zwakken - Deel 2 - Paulus’ ziekte

Een God van de zwakken

Deel 2 - Paulus’ ziekte

In onze wereld gaat het erom dat je sterk en succesvol bent. Je bent dan meer 'waard' als persoon; mensen kijken tegen je op en willen zich met jou identificeren. Kort gezegd gaat het om het recht van de sterkste. De Bijbel kent een ander uitgangspunt: de Heere God heeft juist de zwakke(re) op het oog om Zijn grote daden te volbrengen...

In dit artikel staan wij stil bij Paulus' ziekte. Wie een toegewijd man als de apostel Paulus kent, zou niet verwachten dat hij aan een ziekte leed. Hij was een echte dienstknecht van de Heere. Slapeloze nachten, lange reizen en veel vervolgingen had hij er voor over om het evangelie te brengen. Je zou toch verwachten dat de hemelse Vader zuinig op zo iemand was en hem behoedde voor hinder en pijn. Het bevreemdt te meer als wij bedenken dat Paulus tijdens zijn bediening vele gelovigen genas. Vaak was het al genoeg om zijn zweetdoek aan te raken om beter te worden (Hand. 19:11-12). Hoe kan het dan dat deze apostel met ziekte te kampen had? Waar leed hij aan? Wat was Gods bedoeling hiermee?

In 2 Korintiërs 12:1-10 lezen wij het volgende:

  • 1Te roemen is werkelijk niet gepast voor mij, want ik zal komen op verschijningen en openbaringen van de Heere. 2Ik ken namelijk een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam gebeurde, weet ik niet; of buiten het lichaam, ik weet het niet; God weet het – dat zo iemand tot in de derde hemel werd opgenomen. 3En ik weet van deze mens – of het in het lichaam of buiten het lichaam gebeurde, weet ik niet; God weet het – 4dat hij werd opgenomen in het paradijs en onuitsprekelijke woorden heeft gehoord, die het een mens niet is geoorloofd uit te spreken. 5Over zo iemand zal ik roemen, maar over mijzelf zal ik niet anders roemen dan in mijn zwakheden. 6Want gesteld dat ik zou willen roemen, ik zal niet dwaas zijn; ik zal immers de waarheid spreken. Ik onthoud mij daar echter van, opdat niemand méér van mij denkt dan wat hij aan mij ziet of van mij hoort. 7En opdat ik mij door het alles overtreffende karakter van de openbaringen niet zou verheffen, is mij een doorn in het vlees gegeven, een engel van de satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet zou verheffen. 8Hierover heb ik de Heere driemaal gesmeekt dat hij van mij weg zou gaan. 9Maar Hij heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen. 10Daarom heb ik een behagen in zwakheden: in smadelijke behandelingen, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil. Want wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig. 

Bijzondere openbaringen
Wij hebben kunnen lezen dat Paulus door de Heere een doorn in zijn vlees was gegeven. Maar waarom deed de Heere dat? Nogmaals, Paulus was toch een goede dienstknecht en hij had toch niet gezondigd? Toch had hij deze kwaal en wat hij ook tot de Heere bad, de doorn werd niet weggenomen. Het was echter geen straf van de Heere, maar juist een teken dat God hem liefhad en wilde beschermen. Paulus leefde namelijk in zo'n grote staat van genade, gepaard gaand met zoveel voorrechten, dat het gevaar aanwezig was dat hij hoogmoedig zou worden. Dat zat wellicht ook in zijn aard als voormalig Farizeeër (Filipp. 3:5).

Zo schrijft Paulus dat het hem vergund was om door middel van gezichten en openbaringen een blik te werpen in de hemelse heerlijkheid. Hij vertelt onder andere dat hij werd weggevoerd tot in de derde hemel. Deze zogenaamde derde hemel is de hemel der hemelen, de hoogste hemel, het bovenhemelse, de plaats waar God met Christus troont en wij (geestelijk) in Hem (Kol. 3:3). Wat Paulus daar gezien heeft, is zo overweldigend geweest, dat hij er veertien jaar later nog vol van was toen hij de Korintiërs schreef. Wat hij daar zag, was de woonplaats van God, wat de apostel later tegenover Timotheüs omschreef als een ontoegankelijk licht (1 Tim. 6:16). Paulus mocht als klein en vergankelijk wezen dit licht binnen treden en iets zien van Gods geweldige majesteit. Een soortgelijk gebeuren ondervond ook Mozes, toen God aan Hem voorbijging en hij verborgen in een spelonk stond (Exod. 33 en 34). Echter, waar Mozes op aarde slechts een glimp opving van Gods heerlijkheid, daar ging Paulus de hemel binnen om de volle glorie van Gods luister en glans te zien. Dit laatste was mogelijk geworden door het offer van Jezus Christus, dat de weg tot Gods genadetroon vrijmaakte (Hebr. 4:16).

Naast weggevoerd te zijn naar de hemel der hemelen, was het Paulus ook vergund een blik te werpen in het paradijs. Daar hoorde hij onuitsprekelijke woorden. Deze woorden waren zo heilig en bijzonder dat het niet mogelijk voor hem was om ze openbaar te maken. Het was letterlijk een onbeschrijfelijke ervaring. Het paradijs waar Paulus naar toe gevoerd werd, was niets anders dan het Jeruzalem, dat eens uit de hemel op aarde zal neerdalen (vergelijk Opb. 2:7 met Opb. 22:2). Het zien hiervan moet zeer indrukwekkend voor hem zijn geweest, daar deze stad enorm qua omvang en schitterend van uiterlijk is. Wanneer wij de gegeven maten voor het hemels Jeruzalem (Opb. 21:16) letterlijk zouden opvatten, dan zou de lengte en de breedte van deze stad zo'n 2.200 km zijn. Ook de hoogte zou deze afmeting hebben. Als wij bedenken dat de hoogste berg ter wereld, de Mount Everest, met een hoogte van 8,8 kilometer al meer dan imposant is, hoe overweldigend moet het hemels Jeruzalem dan wel niet zijn! Dit gaat ons bevattingsvermogen ver te boven. En wat te zeggen van het uiterlijk van de stad. De muren zijn van diamant, het fundament is versierd met edelstenen en de stad zelf is met haar straten gemaakt van zuiver goud (Opb. 21). Haar schoonheid moet Paulus overweldigd en verblind hebben.

Doorn in het vlees
Om Paulus ervoor te behoeden dat hij zou gaan denken dat hij deze openbaringen op grond van eigen verdienste had gekregen, werd hem een doorn in zijn vlees gegeven. Hierdoor werd hij er bij bepaald dat alles wat hij ontving enkel genade was. Wij moeten beseffen dat het hier om uitzonderlijk ingrijpen van God in een uitzonderlijke situatie gaat. Maar wat was die doorn dan? Hier zijn verschillende meningen over. 

Sommigen menen dat Paulus aan epileptische aanvallen leed. Dit zou dan terug te zien zijn in de engel van satan die hem met vuisten sloeg. Een parallel wordt dan getrokken met de bezeten jongen uit Markus 9:17-27. Deze had, wanneer de boze geest hem aangreep, last van stuiptrekkingen, schuim op zijn mond, tandenknarsen en verstijving.

Anderen denken dat Paulus leed aan slechtziendheid. Ondersteuning voor dit uitgangspunt wordt gevonden in het feit dat Paulus' handschrift uit zeer grote letters bestond, Galaten 6, vers 11: "Zie met wat een grote letters ik u met mijn eigen hand schrijf", en dat zijn persoonlijke verschijning bepaald niet overtuigend was, zoals in 2 Korinthe 10:10 te lezen valt: "Want zijn brieven – zegt men – zijn wel gewichtig en krachtig, maar zijn lichamelijke aanwezigheid is zwak en zijn spreken is verachtelijk." Iets wat herkenbaar kan zijn bij blinden en slechtzienden, omdat zij geen/moeilijk oogcontact kunnen maken. Een ander belangrijk argument voor deze verklaring is in Galaten 4:15 terug te vinden. Daar schrijft Paulus dat de liefde van de gelovigen te Galatië ten aanzien van hem zo groot was, dat zij bij wijze van spreken hun ogen wilden uitrukken om ze aan hem te geven. Een paar verzen voordat Paulus dit zegt, refereert hij aan het feit dat zijn lichamelijke toestand te wensen over liet. Deze twee zaken tezamen zouden ons bepalen bij zijn slechtziendheid.

Hoe het ook zij, Paulus leed in ieder geval aan een aandoening waar hij behoorlijk last van had en wat zijn bediening soms erg zwaar maakte. De reden dat de arts Lukas vaak met hem optrok, was dan ook waarschijnlijk gelegen in het feit dat hij Paulus medisch kon ondersteunen tijdens de lange en zware zendingsreizen.

Bidden om genezing
Het is heel begrijpelijk en goed voor te stellen dat Paulus de Heere verzocht heeft om de doorn in zijn vlees van hem weg te nemen. Immers, het belemmerde hem in grote mate om zijn taak uit te oefenen. Uit het feit dat hij hiervoor tot drie maal toe de Heere bad, blijkt wel dat de apostel het eigenlijk zelf ook niet echt kon begrijpen waarom hij hiermee te kampen had. Zo zien wij dat zelfs de wijze en in veel Godsgeheimen ingewijde Paulus dus soms gewoon vragen in zijn leven had. Maar hij bleef niet met deze vragen rond lopen, tobben en twijfelen, zoals wij vaak doen. Hij ging ermee in gebed tot de Heere. Waren dit lange en veelvuldige gebedssessies? Nee, de apostel bad slechts drie keer, toen was het genoeg en accepteerde hij Gods beslissing. Uit de wijze waarop Paulus over die driemaal sprak, blijkt zelfs dat dit erg veel voor zijn doen was: "Hierover heb ik de Heere driemaal gesmeekt dat hij van mij weg zou gaan."

Wat een verschil is dit met de bidcultuur die op sommige plekken in christelijk Nederland terug te vinden is. Bidnachten, bidmarathons, gebedsketens, gebedscellen, etc., men doet er alles aan om God duidelijk te maken wat men van Hem hebben wil. Letterlijk uren en soms zelfs dagen worden doorgebracht met bidden. Alsof God aan één kort gebed niet genoeg zou hebben om te weten wat onze wensen zijn. Of bidden mensen soms zoveel omdat zij denken dat zij zo hun zin van God krijgen? Dit laatste principe zien wij terug in het vaak gebruikte 'afsmeken'. Door op deze wijze met het gebed om te gaan, worden de rollen omgedraaid. Niet wij dienen de Heere, door ons leven voor Hem in te zetten, maar Hij moet ons dienen door ons datgene te geven waarvan wij vinden dat wij (of anderen) het nodig hebben.

Volwassen gedrag
Wanneer gelovigen zich wat meer volwassen gingen gedragen door zich te bepalen bij wat in de Bijbel staat, dan zouden zij gaan beseffen dat zij al veel meer hebben ontvangen dan waar zij ooit om gevraagd hebben. Uiteindelijk hebben wij als gelovigen meer reden om te danken dan te bidden. Ook zou men in gaan zien dat een goed geloofsleven niet af te meten is aan het verkrijgen van voorspoed en gezondheid. Wie met de Heere wandelt, komt tot de ontdekking dat hij zonder te vragen reeds uit een enorme rijkdom van hemelse zegeningen leeft (Efe. 1:3). Deze zegeningen gaan de aardse te boven, zijn onuitsprekelijk en hebben een niet te bevatten rijkdom. Wie daarin wandelt, zal – hoe moeilijk dit soms ook is – uiteindelijk ook kunnen accepteren dat voorspoed en gezondheid tijdens het aardse bestaan niet vanzelfsprekend zijn. Ook zij die Christus toebehoren, hebben – evenals Paulus dat had – te kampen met ziekte en lijden. Gelukkig mogen wij ook in deze dingen de apostel tot een voorbeeld hebben.

Sterk in zwakheid
Nadat Paulus tot maar liefst drie keer toe had gebeden om de doorn uit zijn vlees te verwijderen, nam hij uiteindelijk genoegen met het alles verklarende antwoord dat hij van de Heere kreeg: "Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht (2 Kor. 12:9). Met dit antwoord liet de Heere Paulus zien dat Hij zijn aandoening wilde gebruiken om Zijn genade ten volle in hem uit te werken. Hoe zwakker Paulus uit zichzelf was, des te afhankelijker werd hij van zijn hemelse Vader, wat tot gevolg had dat Deze hem des te meer kon bekrachtigen. Zodoende kon de apostel een nog betere dienstknecht van Christus worden. Paulus' ziekte werd op deze wijze een waar getuigenis van Gods genade.

Het is mooi om te zien dat Paulus het antwoord van de Heere vrij eenvoudig kon accepteren. Er volgde geen relaas van boosheid, twijfel of ongeloof, maar een heel nuchtere en van geloof getuigende conclusie: "Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen" (2 Kor. 12:9). Zo op het eerste gezicht lijkt dit antwoord van Paulus niet zo bijzonder, maar als wij het gaan vertalen naar de praktijk van zijn dagelijks leven, komt het bijna zelfdestructief over: "Heel graag wil ik mij nog meer beroemen in vervolgingen, geselingen, gevangenschap, slagen, honger, dorst, slapeloze nachten, kou, armoede, ziekte en zelfs gevaar voor eigen leven. Daardoor heeft Christus' kracht nog meer kans om in mij uit te werken, zodat ik temeer Zijn naam kan groot maken…" (vergelijk met 2 Kor. 11:23 e.v.). Paulus offerde zichzelf helemaal op ten dienste van de Heere en had het er zelfs voor over om daarvoor ziekte en lijden te moeten verdragen. Het ging hem niet om zijn eigen welzijn en belang, maar om dat van Christus. Daarin vond hij zijn geluk: "Daarom heb ik een behagen in zwakheden: in smadelijke behandelingen, in noden, in vervolgingen, in benauwdheden, om Christus’ wil…" (2 Kor. 12:10).

Ziekte als getuigenis
Hoe anders is dit dan de instelling die gelovigen nog weleens hebben. Ziekte wordt eerder beschouwd als iets dat met een gebrek aan geloof te maken heeft, dan dat het door de Heere gebruikt zou kunnen worden om een getuigenis te geven. Daarmee overigens niet stellend dat God ons in deze tijd ziekte en lijden laat overkomen. Nee, Hij wil de gegeven situatie van deze gevallen schepping gebruiken om daarin Zijn goedheid en genade te tonen (Rom. 8:28). Zo wil Hij gelovigen en ook ongelovigen dichter bij Hem brengen. Hoe ondergaan wij tegenslag en ziekte? Is er boosheid, twijfel en ongeloof of overheerst de vreugde en blijdschap vanwege Gods genade? Wanneer wij in boosheid, twijfel en ongeloof blijven hangen, dan kan Gods kracht nooit ten volle in ons uitwerken en zijn wij niet alleen lichamelijk, maar worden ook geestelijk ziek. Als wij echter in afhankelijkheid van de Heere leven, dan ontvangen wij Zijn kracht en vrede. Dit neemt de pijn en het lijden zeker niet weg, maar geeft ons wel troost van boven en perspectief voor de toekomst. Dit stelt ons in staat pijn en moeiten te dragen en tegelijkertijd getuigen van Christus te zijn. Dan kunnen ook wij met Paulus zeggen:

"Want wanneer ik zwak ben, dan ben ik machtig."

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'