Abraham, zijn roeping en zijn leven - Deel 8: Het hernieuwde verbond

Abraham, zijn roeping en zijn leven

Deel 8: Het hernieuwde verbond

De kinderdoop wordt door veel kerkmensen gezien als vervanging van de besnijdenis. Men meent dat wij delen in het verbond dat Abraham met God sloot. Maar wat houdt dat verbond en die bijbehorende besnijdenis in?

Inleiding

Eigenlijk gaat het in Genesis 17 om een hernieuwde verbondssluiting, waarbij God eerder gemaakte afspraken met Abraham herhaalt en er een aantal zaken aan toevoegt. Het gedeelte kan als volgt ingedeeld worden:

1. Introductie (17:1-3)
2. Gods aandeel (17:4-8)
2.1 Het onvoorwaardelijke aandeel van God (17:4-6)
2.2 Het voorwaardelijke aandeel van God (17:7-8)
2.3 De dubbele roeping van Abraham
3 Abrahams aandeel (17:9-14)

1. Introductie (Gen. 17:1-3)

Abram heeft al een groot deel van zijn leven achter zich als God Zich in Genesis 17 aan hem openbaart. Hij is 99 jaar oud. God kan een mens al op hele jonge leeftijd gebruiken (Samuël), maar ook in hoge ouderdom. Joël 2:28 zegt profetisch: "…uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien." Normaal gesproken droom je als je jong bent en niet meer als je oud bent. En het zien van gezichten is voorbehouden aan ouderen. Maar in Gods plan maakt leeftijd geen verschil en kunnen, als Hij dat wil, ouden dromen en jongeren visioenen krijgen.
Aan Abram openbaart God Zich als God, de Almachtige. Hij heeft voor hem een hoopvolle boodschap. God komt zelfs zaken doen met Abram. Dat is ook zoiets wat bij ons mensen onmogelijk is. Met iemand die zo'n beetje met één been in het graf staat, maak je geen plannen meer. Toch doet God dit en Zijn verschijning als God, de Almachtige, versterkt Zijn intenties des te meer. Deze titel (El Sjaddai) duidt namelijk op het krachtig ingrijpen in en besturen van het wereldgebeuren door God. En dat wil Hij allemaal doen door een oude, impotente, kinderloze man!

God heeft Abram dus nog niet afgeschreven. Dat blijkt ook uit het vervolg van Zijn begroetingstekst: "…wandel voor Mijn aangezicht". Abram krijgt een actieve opdracht. En die kan enkel vanuit de genade van Gods kracht volbracht worden. Wandelen met God kan alleen maar uit geloof. Kijk eens naar Henoch. Hij wandelde met God en de Hebreeën-brief zegt dat hij daarom Gode welgevallig: "…maar zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken" (11:6). Door het geloof kan de mens met God wandelen en Hem zo welgevallig zijn.

Ook wij worden in Efeziërs 4:1 opgeroepen om te wandelen, maar dan wel waardig der roeping waarmee wij geroepen zijn. Dat laatste maakt duidelijk dat er ook andere roepingen zijn. Concreet gezegd komt het hier op neer dat wij van Abrams wandel veel kunnen leren, maar dat het uiteindelijk niet de onze is, omdat wij een andere roeping hebben. Eén belangrijke zaak blijft in de kern wel hetzelfde, namelijk dat ons wandelen, net als dat van Abram, alleen vanuit geloof kan gebeuren. Maar het blijft niet alleen bij wandelen. Er wordt meer van Abram gevraagd: "…en wees onberispelijk." Het woord voor 'onberispelijk' wordt later in Exodus ook gebruikt om de gaafheid van het stuk kleinvee voor het eerste Pesach mee aan te duiden. De lat wordt erg hoog gelegd en voor zowel Abram als voor ons ligt die lat, naar het vlees gezien, te hoog. Abram had al heel wat aangerommeld in zijn leven en was bepaald niet meer onberispelijk te noemen. Het is belangrijk dat wij de link met het geloof leggen. Dit zien wij duidelijk terug bij Noach in Genesis 6:9: "Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God." In deze tekst wordt de onberispelijkheid gekoppeld aan het wandelen met God, dat uit geloof gebeurt. En wie uit geloof wandelt met God, mag weten dat God het hem als gerechtigheid toerekent (Gen. 15:6). Het is dus geen eigen verdienste, maar genade van God, gegeven op grond van het bloed van het Lam dat vanaf de grondlegging der wereld geslacht is (Opb. 13:8).

Met het impliciet terugkeren van de items geloof, rechtvaardiging en genade in deze verzen, wordt gelijk de prepositie duidelijk van waaruit God hier tot Abram spreekt. Hier is nog geen sprake van werken der wet, maar hier van rechtvaardiging door het geloof. God accepteert Abram onvoorwaardelijk. Deze basis vormt vervolgens de grondslag voor het sluiten van een verbond met wederzijdse verplichtingen tussen God en Abram: "Ik zal Mijn verbond tussen Mij en u stellen, en u uitermate talrijk maken." De genade was er dus vóór de wet en vormde er uiteindelijk zelfs het fundament van. Of, zoals Paulus het in Romeinen 4:11 ten aanzien van Abraham beschrijft: "En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat."

2. Gods aandeel in het verbond (Gen. 17:4-8)

Nadat God Zijn inleidende woorden tot Abram heeft gesproken, werpt hij zich voorover op de grond. Er is geen trots of arrogantie bij hem te bemerken vanwege het feit dat God juist hem heeft uitgekozen. Abram roemt niet in zichzelf, maar in God voor wat hij voor hem gedaan heeft. Er zit niets van hemzelf bij. Het is zoals Paulus later in Romeinen 3:27 zegt: "Waar blijft het roemen dan? Het is uitgesloten. Door welke wet? Der werken? Neen, maar door de wet van geloof."

Vervolgens gaat God verder met het uiteenzetten van Zijn verbond met Abram. Daarbij begint Hij bij Zijn Eigen aandeel. Dit aandeel kent een onvoorwaardelijk en een voorwaardelijk deel. Het onvoorwaardelijk deel benoemt God eerst vanaf vers 4: "Wat Mij aangaat, zie, Mijn verbond is met u…" Daarna volgt in vers 7 het voorwaardelijke deel van Gods aandeel in het verbond: "Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslachten in hun geslachten tot een eeuwig verbond (een verbond voor de -komende- eeuw, SdG). Laten wij eens wat preciezer kijken wat Gods aandeel inhoudt.

2.1 Het onvoorwaardelijke aandeel van God (17:4-6)

Het onvoorwaardelijke aandeel van God in het verbond vertaalt zich met name in geestelijke zegeningen. In eerste instantie lijkt het in dit gedeelte te gaan om aardse zegeningen, maar wie verder kijkt dan de Nederlandse vertaling, ziet een andere boodschap. Zo wordt gezegd dat Abram een vader zal zijn van een 'menigte' volken (vs. 4). Het woord 'menigte' heeft in het Hebreeuws zo'n beetje de betekenis van 'ontelbaar'. Het wordt in 1 Koningen 18:41 gebruikt om aan te duiden dat de regen die gaat vallen 'stortregen' is. De hoeveelheid druppels hiervan is voor een mens niet te bevatten. Wanneer wij 'menigte' zouden toepassen op de volken die uit Abram voortkomen, dan zouden wij er niet uit komen. Immers, Abram had bij elkaar acht zonen, wat niet bepaald ontelbaar genoemd kan worden. De zegening waarover hier gesproken wordt, valt onder de noemer van wat God in Genesis 12:3 tegen Abram zegt: "…en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden." Dezelfde zegening vinden wij terug in hoofdstuk 15:5-6: "Toen leidde Hij hem naar buiten, en zeide: Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw nageslacht zijn. En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid." Het gaat hier over het geestelijk nageslacht van Abram, namelijk de volken die net als Abraham God vrezen vanuit het geloof en op grond daarvan gerechtvaardigd worden.

Met het aanhalen van deze tekst komen wij gelijk ook uit bij het kenmerkende van deze zegening. Zij is eenzijdig en onvoorwaardelijk van Gods kant en gebaseerd op genade. Het kleine beetje geloof van Abram mag inhaken op het grote geloof van Christus en op grond daarvan tot gerechtigheid gerekend worden. Of zoals in Romeinen staat: "Want niet door de wet had Abraham of zijn nageslacht de belofte, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door gerechtigheid des geloofs. (…) Daarom is het alles uit geloof, opdat het zou zijn naar genade, en dus de belofte zou gelden voor al het nageslacht, niet alleen voor wie uit de wet, maar ook voor wie uit het geloof van Abraham zijn, die de vader van ons allen is, gelijk geschreven staat: Tot een vader van vele volken heb Ik u gesteld. Voor het aangezicht van die God, in wie hij geloofde, die de doden levend maakt en het niet zijnde tot aanzijn roept" (Rom. 4:13-17).

Dit idee wordt versterkt in het vervolg van dit gedeelte. Abram krijgt namelijk een verandering in zijn naam. Nu moeten wij bedenken dat een naamsverandering niet zo maar iets is. In onze huidige wetgeving moeten er zeer zwaarwegende redenen zijn om je naam officieel te laten veranderen. Het is zelfs noodzakelijk om hiervoor naar de rechter te gaan. In de Bijbel vindt naamsverandering ook niet zomaar plaats, maar alleen bij bijzondere gebeurtenissen. De verbondsbevestiging in Genesis 17 is zo'n bijzonder moment. De naam Abram verandert in Abraham. De verheven vader wordt een vader van vele volken. De reden van de naamswijziging sluit hier uitstekend aan op de belofte die God in dit gedeelte doet.
Maar er is meer. In de naam van Abram wordt de Hebreeuwse letter ´hee´ ingevoegd zodat Abram Abraham wordt. De letter hee heeft een getalswaarde van vijf en dit verwijst naar Gods genade. Daarnaast heeft deze letter (ה) de vorm van een venster. Door dit venster heen mag Gods liefde en genade in ons leven schijnen. Zoals het licht en de warmte van de zon onvoorwaardelijk tot ons komen, zo is dit ook met Gods liefde en genade.

Toch is niet alles van Gods onvoorwaardelijke belofte geestelijk. In vers 6 is ook nog een aardse toelage te vinden voor Abraham. Het is een specifieke persoonlijke zegen voor Abraham: "Ik zal u uitermate vruchtbaar maken en u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen." Hier wordt niet gesproken over een 'menigte volken', maar gewoon over volken. Ook is het door het gebruik van het woord 'vruchtbaar' en de belofte van koninklijk nageslacht duidelijk dat het hier om lijfelijke nakomelingen gaat.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'