Eén ding...

Eén ding...

Wie regelmatig naar Radio 1 luistert hoort momenteel van tijd tot tijd de aankondiging van het radioprogramma 'Twee dingen' voorbijkomen. Twee dingen, two things, klinkt het dan. In de Bijbel staat dat we ons om vele dingen druk kunnen maken, maar dat slechts één ding belangrijk is. Maar dat ene omvat wel heel veel.

David

Psalm 27 begint met: "De HEERE is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De HEERE is mijn levenskracht, voor wie zou ik angst hebben?". Wat een geweldig en overtuigend 'statement' doet David hier! Het gaat in deze psalm over tegenstanders en vijanden, en hoe David zich als het ware uitstrekt naar de HEERE. Al meteen in de eerste zin worden we bepaald bij de Meerdere van David: Christus. Als je de Hebreeuwse woorden voor "HEERE" en "heil" samenvoegt, heb je de naam Jezus. Deze naam betekent: de HEERE is redding, heil! Toen de Heere op aarde was, zei Hij (letterlijk): "Ik , Ik ben, het licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in duisternis wandelen, maar het licht van het leven hebben" (Joh. 8:12). Het licht van het leven, levenslicht; "De HEERE is mijn levenskracht ..."!
Elke gelovige die dit voor ogen houdt (de HEERE is mijn licht, mijn heil en mijn levenskracht), beseft dat hij in de overwinningspositie gesteld is! Psalm 27 is daarvan één groot getuigenis; in de diepste diepte is God nabij; in het grootste verlies, ben je overwinnaar in Hem.
Behalve dat David in deze Psalm getuigt van Christus (vgl. 1 Pet. 1:11), hoor je hier ook de Heere Zelf 'spreken'. Want word je niet bepaald bij de lijdensweg van de Heere Jezus in de woorden van vers 7-10? Daar staat: "Hoor, HEERE, mijn stem als ik roep; wees mij genadig en antwoord mij. Mijn hart zegt tegen U wat U Zelf zegt: Zoek Mijn aangezicht. Ik zóek Uw aangezicht, HEERE, verberg Uw aangezicht niet voor mij. Wijs Uw dienaar niet af in toorn, U bent mijn hulp geweest; laat mij niet in de steek en verlaat mij niet, o God van mijn heil. Want mijn vader en moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen". Immers, toen Hij (als de lijdende dienaar, knecht des HEEREN) aan het kruishout hing, riep Hij: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" (Matt. 27:46 en 50). De Vader Die Zich vanwege de zonde op Zijn Zoon - "Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem" (2 Kor. 5:21) - wel van Hem af móest wenden. En tegelijk behield de Zoon in deze smartelijke situatie het geloof: "Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de HEERE zou zien in het land van de levenden ..." (Ps. 27:13).

Het is mooi om te zien hoe David in zijn omstandigheden naar slechts één ding verlangt en dat is: te mogen verblijven in de directe nabijheid van de Heere! Hij verwoordt dit in vers 4 als volgt: "Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. Want Hij doet mij schuilen in Zijn hut in dagen van onheil. Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots".
Hij verlangt ernaar en tegelijk is hij er ook wel zeker van dat dit gebeuren gaat. In Davids tijd was de tabernakel (de tent) er nog. Zijn verlangen naar de tempel (die door zijn zoon Salomo gebouwd zou worden) heeft daarom ook een 'toekomstaspect' in zich.

Martha en Maria

De Heere Jezus had een innige band met de zussen Martha en Maria en hun broer Lazarus (Joh. 11:3 en 5). Lukas verhaalt hoe Hij bij de twee zussen op bezoek is. Hij sprak en Maria zat "aan de voeten van Jezus" en luisterde naar Zijn Woord (Luk. 10:39). Martha was "druk bezig met bedienen" en ergert zich eraan dat Maria haar niet hielp. Herkenbaar! Zij gaat bij de Heere staan en zegt: "Heere, trekt U het Zich niet aan dat mijn zuster mij alleen laat bedienen? Zeg toch tegen haar dat zij mij helpt" (vs. 40). Ook heel herkenbaar hoe Martha dit aanpakt. Ze gaat namelijk bij de Heere Jezus staan en aangezien Maria aan Diens voeten zit, moet zij natuurlijk gehoord hebben wat Martha zei. Je zou haast vermoeden dat de boodschap van Martha meer tot Maria dan tot de Heere gericht was.
Het antwoord van de Heere Jezus op haar vraag, of eigenlijk: klacht, luidt: "Martha, Martha, u bent bezorgd en maakt u druk over veel dingen. Slechts één ding is nodig. Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat niet van haar zal worden afgenomen" (vs. 41 en 42).
Het verlangen van David naar de nabijheid van de Heere, was voor Maria wel heel concreet: zij zat immers aan Zijn voeten en luisterde naar Zijn Woord. Zó letterlijk kunnen wij dat niet, maar in overdrachtelijke zin wel! Het is het verlangen van de Heere dat we naar Hem luisteren en leven in Zijn nabijheid. Wat onze positie betreft, heeft Hij ons ook al in Zijn nabijheid gebracht. In Efeze 2:5 en 6 staat: Hij heeft ons" met Christus levend gemaakt - uit genade bent u zalig geworden - en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus ...". En zo kan Paulus schrijven in Kolossenzen 3: "... uw leven is met Christus verborgen in God" (vs. 3b). David schreef nog: "Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent ...". Wij zíjn met Christus verborgen in God.
En natuurlijk wil de Heere niets liever dan dat wij Hem steeds beter leren kennen. Daarom doet Paulus in zijn gebeden telkens voorbede voor de gelovigen dat zij vol mogen worden van 'de rechte kennis' (Efe. 1:17; Fil. 1:9 en 10 en Kol. 1:9 e.v.). Daarbij gaat het om een groei in kennis door de gemeenschap met de Heere.

De man die niet kon zien

In de geschiedenis over de blindgeborene in Johannes 9 komt ook naar voren dat er slechts één ding belangrijk is. Zo op het eerste gezicht lijkt dat ene niet direct te maken te hebben met wat we tot dusver gezien hebben. In Johannes lezen we over deze blinde. Het mooie van deze geschiedenis is, dat de Heere Jezus hem in het voorbijgaan wél ziet (vs. 1); daar is in het Johannesevangelie nog eenmaal sprake van en wel in de geschiedenis van de man die niet kon lopen (Joh. 5:6, "Jezus zag hem liggen ...").
Kort samengevat: de blinde zit langs de kant van de weg, hoort over hem praten of zijn blindheid kwam omdat hij of z'n ouders gezondigd zouden hebben. Hij hoort iemand spreken ... Even later hoort hij iemand spugen en na een tijdje krijgt hij slijk op z'n ogen gesmeerd, waarna hem gezegd wordt: "Ga heen, was u in het badwater Siloam ..." (vs. 7a). En dat doet hij: "Hij dan ging weg en waste zich en kwam ziende terug" (vs. 7b).
Zo'n beetje iedereen is in rep en roer; zijn omgeving, z'n ouders en vooral ook: de Farizeeën. De blindgeborene moet zich tegenover hen bijna verontschuldigen voor het feit dat hij weer zien kan. In vers 24 en 25 staat: "Zij dan riepen voor de tweede keer de man die blind geweest was, en zeiden tegen hem: "Geef God de eer, wij weten dat deze Mens een zondaar is. Hij dan antwoordde en zei: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; één ding weet ik, dat ik blind was en nu zie". Logisch dat hij dit ene wist! De vraag is: hoe is het zover gekomen dat hij weer kon zien? Uiteindelijk heeft dat te maken met zijn gehoorzaamheid aan het Woord dat de Heere tot hem sprak. Door inderdaad naar Siloam, de bron, te gaan, gebeurde het wonder. Pas later ontdekt hij dat het de Heere Jezus was, Die hem genezen heeft. Nadat hij door de Farizeeën verworpen is, zoekt de Heere hem op en zegt tegen hem: "Gelooft u in de Zoon van God? Hij antwoordde en zei: Wie is Hij, Heere, zodat ik in Hem kan geloven? En Jezus zei tegen hem: Die u gezien hebt én Die met u spreekt, Die is het. En hij zei: Ik geloof, Heere!" (vs. 35-38).
Gehoorzaamheid door geloof brengt je in de nabijheid van de Heere.

Paulus

In de Filippenzenbrief gaat het vooral om de gezindheid van Christus die in ons werkzaam mag zijn. Paulus omschrijft Christus' gezindheid in Zijn houding als slaaf (dienstknecht) waartoe Hij Zich vernederde en gehoorzaam was tot de dood (Fil. 2:5-8). Toen Paulus dat mocht gaan zien, werd de deur geopend naar een leven waarin Christus centraal stond. In Filippenzen 1:21 schrijft hij: "Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst". Hier gebruikt Paulus het werkwoord 'leven'! En denkend aan Christus' gezindheid van vernedering en gehoorzaamheid verlangt Paulus als het ware naar een zelfde weg: "... de gemeenschap met Zijn lijden, doordat ik aan Zijn dood gelijkvormig word ..." om daarna (niet alleen in positie, maar nu ook in de praktijk) deel te hebben aan Christus' verhoging: "... om hoe dan ook te komen tot de opstanding van de doden" (Fil. 3:10 en 11). Zover was het nog niet voor de apostel (vs. 12 en 13), "maar", schrijft hij, "één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus" (vs. 14).
Hij had min of meer hetzelfde verlangen als dat van David: een verlangen naar het heiligdom om op tastbare wijze in de nabijheid van de Heere te zijn. Voor Paulus was dat echter een hemels heiligdom; de plaats waar we voor wat betreft onze positie nu al zijn!

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'