Wraakpsalmen
Je zult maar in de Bijbel de volgende teksten tegenkomen:
“Welzalig is hij die uw kleine kinderen grijpen en tegen de rots verpletteren zal” (Ps. 137:9).
“Laten zijn kinderen wezen worden en laat zijn vrouw weduwe worden. Laten zijn kinderen overal rondzwerven en bedelen en ver van hun verwoeste plaatsen voedsel zoeken“ (Ps. 109: 9 en 10).
Met name Psalm 137 en 109 werden door bepaalde christelijke groeperingen afgewezen. Dr. G. Bergman (Duits evangelist) heeft zelfs gezegd, dat de wraakpsalmen niet door de Heilige Geest waren geïnspireerd en dus eigenlijk onbijbels waren.
Als we naar onze eigen beleving kijken dan moeten we waarschijnlijk ook stellen dat dergelijke uitspraken ogenschijnlijk in tegenstelling zijn met Gods liefde en de reddende boodschap van God….het evangelie.
Om zicht te krijgen op deze ´horrorpsalmen´ zullen we Psalm 137 gaan bestuderen om tot een juist beeld te komen.d
Het onderwijs in Psalm 137
Om je in de gevoelswereld van de Joden in te leven, zullen Klaagliederen 1 en 2 zeer verhelderend zijn. Lees maar eens over het gebroken hart van Jeremia met betrekking tot het lot van zijn volk.
Ieder mens kent in zijn leven momenten, dat hij wraak koestert t.o.v. mensen, die hem of haar iets aangedaan hebben. We bedoelen dan niet de gewone “oneffenheden”, maar werkelijke diepe gekrenkte gevoelens. Door toedoen van anderen is je hele bestaan totaal ontwricht geworden. Je gunt diegene dan ook de verschrikkelijkste zaken. Maar…… hoe kijkt God nu tegen wraak aan? Door de bestudering van Psalm 137 zullen we dit onderwerp gaan behandelen en overdenken.
Vers 1 “Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij als wij aan Sion dachten”.
Dit gedeelte beschrijft de situatie van de Joden in Babel. Zij zijn gedeporteerd na de val van Jeruzalem en bevinden zich nu in de macht van de Chaldeeën. Zij dachten terug aan hun land en hun stad; Jeruzalem, waar de tempel eens had gestaan. Aan de verering van God in de tempel en de daarbij behorende tempelzangen was een eind gekomen. Alles wat hun lief en dierbaar was geweest, waren zij kwijt. Men zat bij elkaar, verslagen en vol met verdriet. Een totale hopeloosheid lag op hen.
We lezen over mensen die emotioneel gebroken waren en iedere vorm van levensmoed verloren hadden. Er was een totale verslagenheid. Door de deportatie naar een ander, vijandig land was het hele bestaan van de Joden ontwricht.
Vers 2 “Wij hadden onze harpen gehangen aan de wilgen die daarbinnen zijn”.
De vreugdeloosheid komt in dit vers extra naar voren. Vroeger werd de harpen gebruikt voor vreugdeliederen ter ere van God. De innerlijke gemoedstoestand werd mede door gebruik van de harp geuit. De vreugde die in het hart leefde, werd bezongen. Nu echter hingen de harpen aan de bomen. Er was geen enkele aanleiding tot vreugde. Er was zelfs geen enkele emotie. Het hart voelde leeg aan, zonder enige aanleiding tot zang. Emotioneel waren de Joden kapot. Het enige wat men deed, was denken aan Sion.
We proeven duidelijk de sfeer, waarin de Joden zich op dat moment bevonden. Zij hadden alles verloren. Dit is tevens de achtergrond van deze Psalm. Steeds als wij over emoties, handelingen en gedachten spreken moet de achtergrond daarbij meegenomen worden. Dit is heel belangrijk om een wraakpsalm op een goede manier met betrekking tot de uitlegkundige Schriftregels te beoordelen. Denk aan de vele slachtoffers tijdens de oorlog; plunderingen, mishandelingen en verkrachtingen. Denk aan de vernederingen door de bezetters. Ten diepste werd het land, dat God als Heer kende in bezit genomen door goddeloze heidenen. We kunnen ons voorstellen, dat er een enorme haat bij de Joden aanwezig moet zijn geweest. Dat men dus wraakgevoelens kende, is een logisch gevolg.
Vers 3 “Toen zij die ons gevangen hielden, daar woorden van een lied van ons verlangden, en wie ons omvergeworpen hadden, blijdschap: Zing voor ons een van de liederen van Sion!”
De bezetters wilden van de Joden liederen horen, die zij als feestliederen gebruikten bij de eredienst. Zij hadden hier twee bedoelingen mee:
- Men bespotte de Joden vanwege hun erediensten en de daarbij behorende liederen die in de tempel aan God opgedragen werden. Het was dus ten diepste het vernederen van God.
- Men wilde de Joden emotioneel treffen. Zij werden mishandeld, vernederd, verkracht en moesten onder dwang toch feestliederen spelen en zingen. Hoewel zij emotioneel gebroken waren, werden zij daartoe gedwongen.
In deze paar regels treffen we de diepe emotionele vernedering aan. De Joden werden gedwongen iets te doen, terwijl zij daaraan geestelijk kapot gingen. Ook in ons leven kan er een situatie voorkomen, waarin wij tegen onze wil verschrikkelijke zaken moeten doen. Er kan wanhoop en ook haat gaan groeien. De schreeuw om rechtvaardiging wordt steeds groter. Aan deze situatie moet een einde komen. Deze daden vragen om wraak.
Vers 4 “Hoe zouden wij een lied van de HEERE zingen in een vreemd land?”
De bezetters vroegen hen om heilige liederen te zingen op onheilige bodem. Het is onvoorstelbaar, dat zoiets kon. Voor de Joden was dit het voeren van ‘honden’ met heilige zaken. Een grotere kwelling was niet mogelijk. De strijd van de Joden was daarom ook heel groot. Zij voelden heel duidelijk aan dat het zingen van Gods liederen op onheilige bodem een verschrikkelijke vernedering van God was.
Dit is een typisch kenmerk dat ook in onze tijd een grote rol speelt. Heel vaak treffen zinsneden van Schriftgedeeltes aan waarmee de spot gedreven wordt. Anderzijds zien we steeds vaker dat men openlijk met God de spot drijft.
Vers 5,6 “Als ik u vergeet, Jeruzalem, laat dan mijn rechterhand zichzelf vergeten. Laat mijn tong vastkleven aan mijn gehemelte, als ik niet aan u denk, als ik Jeruzalem niet doe uitstijgen boven mijn hoogste blijdschap”.
De beschrijvingen die in deze twee verzen staan, hebben betrekking op het feit dat de Joden weigerden hun land en Jeruzalem met de tempel te vergeten. Er waren een groot aantal Joden die uiteindelijk uit de moed der wanhoop zich bogen voor de Baäls.
Deze houding was voor de psalmist en zijn aanhangers een verschrikkelijke gedachte. Uit beide verzen blijkt duidelijk dat zij God niet wilden vergeten en hun land bleven liefhebben. Daarom ook de beschrijving, dat de tong aan het gehemelte moet kleven als er ook maar één vreugdelied gezongen zou worden. Ook de rechterhand (die heel belangrijk is) mag niet zijn werk doen bij het bespelen van de harp of citer. De psalmist wil zijn identiteit en relatie met God niet verloochenen of vergeten. Hij wil daarom ook Jeruzalem (lees: God en de tempel) boven al zijn vreugden blijven verheffen.
Een schitterend gedeelte, waarin de gehele strijd en de geestelijke houding van mensen gelezen kan worden. Enerzijds lezen we dat er Joden zijn die uiteindelijk hun land en God willen vergeten. Dus buigen voor de nieuwe situatie. Anderzijds de Jood die God, ondanks alle pijn niet verloochenen wil.
Hier treffen we de situatie aan dat mensen niet willen buigen en geestelijk doorvechten om stand te blijven houden ten opzichte van de rechtvaardigheid. Ook in ons persoonlijk leven komen dergelijke situaties voor. Heel vaak buigen we voor onrechtvaardigheid of doen zelfs een gedeelte mee. Dat lijkt vaak het gemakkelijkste en levert ogenschijnlijk de minste problemen op. Door deze houding verliezen we echter wel onze identiteit. We zullen steeds een andere rol moeten spelen. We kunnen uiteindelijk nooit meer onszelf zijn en leven voortdurend binnen een speelveld van bedrog. Anderzijds is daar de mens die zich verweert tegen het onrecht dat hem of haar wordt aangedaan. Men wil rechtvaardiging zien. Hierbij moet echter een belangrijke vraag worden gesteld: ´Tot welke prijs en wie moet deze rechtvaardiging voltrekken?´
Vers 7 “HEERE, denk aan de Edomieten, aan de dag dat Jeruzalem viel, toen zij zeiden: Haal neer, haal neer die stad, tot op haar fundament!”
In dit vers lezen we de oproep van de psalmist tot God dat Hij hun broedervolk, de Edomieten, het moet aanrekenen wat zij gedaan hadden. De oproep is dus naar God gericht en niet naar de andere Joden om in opstand te komen! De psalmist verwacht het ingrijpen van God. De psalmist denkt dan aan de wijze waarop de Edomieten met andere vijanden tegen Jeruzalem zijn opgetrokken en alles tot de laatste steen hebben afgebroken. Hoe verraderlijk was hun optreden; hoe walgelijk hun oneigenlijke zegen.
Vers 8 “Dochter van Babel, die verwoest zult worden, welzalig is hij die u uw misdaad vergelden zal, die u tegen ons begaan hebt”.
Hierbij denkt de psalmist aan de verwantschap met Babel, wat gelijk staat met goddeloosheid en verderfelijkheid. Babel staat voor opstand tegen God. Het woord ‘welzalig’, wil hier niet zeggen, dat de onderdrukten zich zouden vergenoegen in de wraakneming en ellende van de bezetters, maar dat er rechtvaardiging bestaat door Gods ingrijpen.
Tevens staat het woord ‘gelukkig’ voor de situatie waarin de onderdrukte zich bevind als hij blijft vertrouwen op Gods gerechtigheid. Denk aan Psalm 1, waarin ook het woord ´welzalig´ gebruikt wordt. Uiteindelijk zal de vasthoudende gelovige overwinnen in de sterkte en macht van God (vgl. Efe. 6:10).
Vers 9 “Welzalig is hij die uw kleine kinderen grijpen en tegen de rots verpletteren zal”.
In dit gedeelte gebruikt de psalmist een beeld dat in werkelijkheid plaatsvindt bij oorlogsvoeringen. De psalmist heeft niet de intentie om dergelijke praktijken toe te passen, maar beschrijft de definitieve wraak over alle onrecht wat God wordt aangedaan. In Jesaja 47 lezen we op een andere manier over de ondergang van Babel. In een gelijkwaardig licht moeten we ook dit vers zien. De verschrikkingen zijn tevens gebeurtenissen die de psalmist gezien heeft bij de verovering van Jeruzalem. Lees als voorbeeld nog maar eens Klaagliederen 2:20–21.
De roep tot God is de schreeuw naar gerechtigheid en het vertrouwen dat God oprechte gebeden hoort. In dat vertrouwen nemen de Joden ook niet het recht in eigen hand (als zij dat al konden), maar vertrouwen volledig op God. Hij zal hun bevrijden en de gruweldaden tegen Zijn volk en Hem betaald zetten. Daarvoor moet je een ongekend vertrouwen hebben in God.
Omgaan met wraakgevoelens
Hoe moeten we dan omgaan met onze eigen gevoelens en emoties? Hoe moeten we dan tegen wraak aankijken? Wat leert ons de Bijbel daarover?
God is een God van wraak. Aan God komt de wraak toe (Deut. 5:32:35; Rom. 12:19; Hebr. 10:30). Hij heeft er recht op, aangezien de mensen die Hem vertrouwen onrecht wordt aangedaan en Hemzelf ook. Bovendien is God niet alleen een God van wraak, maar ook van volkomen rechtvaardigheid. Juist waar eerlijkheid en rechtvaardigheid een bepalende rol spelen, zullen wij Hem voorrang moeten geven.
Mensen kunnen niet rechtvaardig zijn. Ook al zouden wij dit nog zo goed proberen te doen (Rom. 3:10-12; 1 Cor. 13:9). Steeds zorgen verkeerde emoties, eigenbelang en kortzichtigheid ervoor dat de rechtvaardigheid die toegepast moet worden uiteindelijk slechts ten dele uitgevoerd wordt. Er blijft steeds een verwijtbaar gedeelte voor de andere partij over, aangezien deze partij eveneens God niet ernstig zoekt. Van rechtvaardigheid is dan nog maar weinig terug te vinden.
God is echter naast een God van wraak ook een God van liefde (1 Joh. 4:8). Christus leert ons om de vijand lief te hebben. De redenen daarvoor zijn meervoudig:
- Christus had met recht wraak kunnen uitoefenen, maar Hij wist dat liefde sterker was dan haat. De tegenstander die kwaad wil, kan niet met liefde omgaan en zal ‘hete kolen op zijn hoofd’ gelegd krijgen.
- Door liefde te tonen kun je zelf nauwelijks fouten maken. Het verwijtbare gedeelte valt dan voor een groot deel weg. Door echte liefde te tonen is er ook een diepe relatie met de Heere aanwezig.
- Door de houding van de liefdevolle mens kan de tegenpartij Christus leren kennen. Dat zou onze diepste levensinstelling moeten zijn: anderen Jezus laten leren kennen. Door deze kennismaking kunnen ook zij veranderen en gered worden.
Wraak, door haat gedreven, is altijd een zelfvernietiger. Mensen die hun leven ingesteld hebben op wraak en door haat gedreven worden, gaan uiteindelijk zelf hieraan ten onder. Liefde is echter een geneesmiddel dat het meest gewonde hart kan herstellen. Een mens, door liefde gedreven, gaat nooit ten onder!
Wraak willen is het niet willen wachten op het tijdstip van Gods persoonlijk ingrijpen. In Romeinen 12:17-21 vat Paulus het probleem van wraak ten aanzien van de christen als volgt samen:
- Alle wraakgedachten en plannen opgeven.
- God de ruimte geven om Zijn wraak te laten gelden.
- Het christen-zijn in de praktijk uitvoeren. Dit zal de grootste vijand uiteindelijk vernietigen.
Wraak en haat blijven moeilijke onderwerpen. Bovendien zijn dit zondige daden die nooit tot iets goeds kunnen leiden (Jak. 1:13-15). Duidelijk moet de lering vanuit deze psalm zijn dat een mens wel de onrechtvaardigheid aan de kaak mag stellen en dit tot God mag uitschreeuwen (emoties tonen). Ook mag Hij de onrechtvaardigheid proberen te stoppen (op Gods legale wijze), maar een veroordeling (wraak / veroordeling) mag niet door ons, maar moet door God gedaan worden. We kunnen tot God bidden om wraak, alleen de uitvoering moeten we aan Hem overlaten. We hebben niet de kennis, mogelijkheden en het recht om definitieve wraak toe te passen. Ook wíj zijn zondige mensen, die schuld dragen. God kan dit wel, want hij kent geen zonde en is niet zondig. Laat daarom de uitvoering van de straf met betrekking tot het onrecht door Hem uitvoeren, zodat jezelf rein kunt blijven voor Gods aangezicht. Dit laatste moet, ongeacht de gebeurtenissen, ons steeds voor ogen blijven staan.
N.B. Aan dit artikel ligt een studie van Theo Hendrickx over Psalm 137 ten grondslag (RL).