Satan - Deel 6: Satans engelen

Satan

Deel 6: Satans engelen

De satan komt in de Bijbel veelvuldig aan de orde als tegenspeler van God. Hij staat tegenover God en wordt zelf als 'god' aangeduid (2 Kor. 4:4 'god dezer eeuw' ). Satan is een belangrijk wezen met veel macht en autoriteit. Zijn invloed in de wereld en het mensdom is aanzienlijk. Hij is de overste van allerlei machten en krachten, de kosmokraten van deze aioon, oftewel: de "wereldbeheersers dezer duisternis" (Efe. 6:12).

Uitwerpen en het lot der demonen

Nog een enkel woord over de demonen. Demonen konden ook door mensen uitgedreven worden. De zonen der Farizeeën althans hielden zich daarmee bezig (Matt. 12:27, Luk. 11:19). Dit schijnt niet steeds gelukt te zijn. De zonen van een Joodse overpriester konden een boze geest niet uitwerpen, lezen we in Handelingen 19:13-16. Of zulke uitdrijvingen blijvend waren, is ook onzeker. De onreine geesten keerden soms terug (Matt. 12:43, Luk 11:24). Het waren dus vaak slechts tijdelijke verlatingen. Het laatste was soms erger dan het eerste.
Van geheel andere aard waren de uitdrijvingen door Christus en Zijn discipelen verricht. Hij deed het door de Geest van God en gaf Zijn discipelen daartoe kracht en macht (Matt. 12:28, 10:1, Luk. 9:1). Paulus had later ook die macht. Hij beval de waarzeggende geest in de naam van Jezus Christus uit de dienstmaagd uit te gaan, Handelingen 16:16-18. Later voeren de boze geesten zelfs uit als de bezetenen de zweetdoeken (hoofddoeken) of gordeldoeken (voorschoten bij het tentenmaken) die Paulus gedragen had, aanraakten (Hand. 19:11,12).
Een merkwaardige openbaring in deze over de demonen vinden in Markus 5 en Lukas 8 bij de man die het legioen had. Als de demonen horen, dat zij moeten uitgaan, bidden zij de Here hen niet in de afgrond te zenden, Lukas 8:31 (volgens Markus: niet buiten dat land). De afgrond is de hades (zie Rom. 10:7). Zij willen niet naar die plaats. Zij mogen nu in de zwijnen varen, Markus 5:13. Deze storten zich in de zee. Het schijnt dus, dat de demonen óf vrezen voor de afgrond, óf voorliefde hebben tot het water. Is dit laatste zo, dan is het te verstaan dat zij geen rust hebben in dorre (Gr.: waterloze), streken (Matt. 12:43).
Eenmaal zal de plaats waar Babel gelegen heeft de woonplaats zijn van de demonen, de bewaarplaats van alle onreine geesten (Openb. 18:2). 'Bewaarplaats' betekent hier: kerker, gevangenis. Zo is het bijvoorbeeld vertaald in Mattheüs 5:25, 14:3, 18:30, Handelingen 12:4, e.a. Zij zullen daar dus moeten verblijven en niet weg kunnen. Babel zal worden tot eeuwige (aionische) woestenij (Jer. 51:62); het zal zijn tot steenhoopen (51:37). Het zal Babel vergaan als Sodom en Gomorra (50:40). Deze zijn geworden een land van zwavel en zout der verbranding, niet bezaaid, zonder spruit of kruid (Deut. 29:23). Zo wordt ook Babel. En daar, in het dorre, waar zij geen rust zullen hebben, zullen de demonen moeten wonen, daar zal hun gevangenis zijn. Dit is het laatste wat we in de Schrift ervan horen. De demonen krijgen op het gebied van Babel eenmaal hun kerker. Hun verder lot wordt niet vermeld.

En heden?

Men kan vragen of bezetenheid thans, in onze dagen, ook nog voor komt. Velen menen dat men die terugvindt in krankzinnigheid of andere geestesstoringen, ja zelfs in andere ziekten. We geloven dat men om te beginnen met de Schrift moet onderscheiden tussen ziekte en bezetenheid. Christus immers genas allen die ziek waren, met verscheidene ziekten en pijnen bevangen en hen die van demonen bezeten waren (Matt.4:24). De discipelen moesten o.a. zieken genezen en demonen uitwerpen (Matt. 10:8). De ziekte in Israël werd dus onderscheiden van bezetenheid.
Is krankzinnigheid dan soms geen bezetenheid? We geloven van niet. We houden krankzinnigheid en geestesstoringen meer voor ziekten die of berusten op fysieke, d.i. lichamelijke, natuurlijke afwijkingen, waarbij de geest zich als ‘t ware door verkeerde en gebrekkige ordening der hersencellen of door onvolkomenheden een afwijkende baan boort en zich daarin voorstuwt óf op waandenkbeelden die door veelal onpersoonlijke uitwendige invloeden veroorzaakt worden (b.v. allerlei waanzin). Er zijn geneeslijke gevallen van krankzinnigheid zonder dat er een of andere demon uitgeworpen wordt; bewijs, dat dit geen bezetenheid is. Bij bezetenheid neemt een of ander zeer klein maar persoonlijk en bewust wezen plaats in een der hersencentra en beheerst van daaruit ‘s mensen doen en laten. Bij krankzinnigheid is ‘s mensen natuur in de war, niet door een inwendige persoonlijke invloed, maar door lichamelijke of geestelijke invloeden. Gemakkelijk kan de geest, die bezit is van de persoon, zich door een kleine afwijking in de hersencellen fantasiebeelden en denkbeelden scheppen die wij geestesziekten noemen, maar waarvan de basis een fysieke, lichamelijke is. Ook kan er door uitwendige invloeden, bijvoorbeeld door onschriftuurlijke menselijke leerstellingen (de Schrift maakt wijs tot zaligheid) een waandenkbeeld ontstaan, dat bedenkelijke afmetingen kan aannemen. Geen van beide is bezetenheid.
Maar komt de echte bezetenheid dan thans niet meer voor in onze dagen? We durven hierop niet met een beslis nee te antwoorden. We achten het zeer wel mogelijk, dat er bijvoorbeeld bij spiritisten bezetenen voorkomen, bij wie een geest geheel bezit genomen heeft van een mens, hem geheel regeert. Mediums laten zich dikwijls tijdelijk beïnvloeden. Het kan ook zeer wel voorkomen, dat men blijvend beïnvloed wordt. Dan is men bezeten. We geloven dat nog door gebed hiervoor genezing mogelijk is (Mark. 9:29). Christus kan hen ook thans nog uitwerpen. De mogelijkheid en feitelijkheid van de bezetenheid achten we zo in onze bedeling aanwezig. We wijzen er echter op, dat satan daar thans in hoofdzaak niet mee tegen God in werkt. Thans verblindt en verleidt hij meer en werkt in het geheimenis der wetteloosheid (2 Tess. 2:7). Vroeger demoniseerde hij, thans verleidt hij meer. Het eerste was een uitdaging van Gods Zoon, hij daagde Deze uit te doen blijken, dat Hij de demonen kon uitdrijven. Het tweede is een uitdaging van Gods Geest, die hij verzoekt om te zien of Hij alle dingen in het juiste licht kan doen zien. Satans aanval op Gods werk is dus van karakter veranderd, omdat de bedeling veranderd is. We achten bezetenheid nog mogelijk maar zoeken daarin satans voornaamste aanvalswapen niet. Dit is te zoeken in allerlei misleiding en verlokking.

Satans engelen

In dit verband moet nog een categorie wezens genoemd worden, namelijk satans engelen. Hiervan is slechts enkele malen sprake. Er is een eeuwig (Gr.: aionisch) vuur voor de duivel en zijn engelen bereid (Matt. 25:41). Paulus had een engel des satans die hem met vuisten sloeg (2 Kor. 12:7). De draak voert eenmaal oorlog met zijn engelen, Openbaring 12:7, en wordt met hen uit de hemel geworpen, vers 9. Deze engelen staan tegenover Christus’ engelen (Matt. 16:27, 24:31, 25:31, Mark. 13:27, met de heilige engelen, Luk. 9:26, de engelen Zijner kracht, 2 Tess. 1:7, de uitverkoren engelen, 1 Tim. 5:21). Satan zelf heet de 'engel des lichts' en ook de 'engel des afgronds'. Waar hij staat boven de demonen, is het niet onmogelijk dat zijn engelen dat ook doen en aanvoerders zijn van het demonenheer. Dat kunnen echter ook zijn de overheden en machten. We weten dit niet. God licht de sluier van die boze geestelijke wereld slechts zeer weinig op. Het zou ook niet goed zijn. We zouden wellicht door vrees verteerd worden als we zagen, welke satanische machten ons omringen en hoe zij ageren. Er wordt alleen kort aangegeven dat ze er zijn en ook gezegd, dat God ze soms gebruikt. Het hoe verbergt Hij zelfs zo, dat we nu nog niet weten, wat die "doorn in het vlees" van Paulus is geweest. Eén ding is zeker: buiten Gods wil kan geen schepsel zich roeren of bewegen.

Abaddon-Apollyon, de engel des afgronds

Het Hebreeuwse Abaddon en het Griekse Apollyon hebben dezelfde betekenis: verderver. In het Hebreeuws wordt het gebruikt in Job 26:6, 28:22, 31:12, Psalm 88:12, Spreuken 15:11, 27:20. In Job 26:6 wordt het in verbinding gebracht met 'sheool' (dodenrijk), zo ook in Psalm 88:12. In Spreuken 15:11 27:20 en Job 28:22 staat het bij 'dood'. Het woord heeft dus te maken met dood en graf.
In Openbaring 9:11 is het dus de naam van een persoon. De verderver is de engel des afgronds. Hij is koning over geweldige sprinkhanen die mensen vijf maanden pijnigen.
Wie is nu deze verderver? We geloven dat we ook hier aan satan moeten denken. Hij heeft het geweld des doods. Wel worden hier geen mensen gedood, maar dat neemt niet weg, dat zijn wezen daarmee niet verandert en hij de verderver blijft. Hij is er steeds op uit om mensen te vermoorden, te pijnigen, hen lichamelijk en zedelijk te verderven en hen verloren te doen gaan.

De andere namen

Over de andere namen kunnen we kort zijn. Satan heet de 'god dezer eeuw' (2 Kor. 4:4). Men weet, dat deze eeuw (Gr.: aioon) loopt vanaf de zondvloed tot Christus’ wederkomst. Hoewel satan reeds in de Hof van Eden zijn rol speelde, is hij na de vloed de god van deze eeuw geworden, omdat alle afgoderij -en daarin ligt tot nu toe het grootste deel van de mensheid verzonken- satanverering is. Ze is demonendienst en hij is de overste der demonen. Vanaf Babel hebben de volken zich van God afgewend, Hem niet verheerlijkt. Satan heeft hen toen verleid en nu dienen zij hem.
Hij is ook de 'overste van de macht der lucht' (Efe. 2:2). Door zijn demonen, overheden, machten, kosmokraten der aioon (In Efe. 6 vertaald met: wereldbeheersers der duisternis) en geestelijke boosheden oefent hij zijn macht van boven uit. Velen menen, dat satan in de 'hel' is. De Schrift zegt, dat hij nog in de hemel is (Openb. 12:9). Hiertoe behoort ook de lucht waar satan met zijn boze heermacht zetelt en van waaruit hij de wereld beheerst.
Hij heet 'geest' omdat hij een niet grof, stoffelijk, aards lichaam heeft. Hij kan verschijnen en weer heengaan. Hij verscheen bijvoorbeeld tijdens Jezus’ verzoekingen. Als geest heeft hij echter wel een lichamelijke, vormelijke gestalte. Deze is mensvormig. Hij verandert zich in een engel des lichts en engelen verschijnen steeds als mannen (Gen. 19:26, Hand. 1:10).
Hij heet 'de boze' omdat zijn werken boos zijn. Men moet bidden om verlossing van de boze (Matt. 6:13). Hij houdt de hele wereld in zijn macht (1 Joh. 5:19). Daarover later in het artikel over satans macht.

Teksten met demon en geest

Tot slot van dit hoofdstuk geven we de plaatsen op, waar demon of demonen kan vertaald worden. Strikt genomen heeft het Grieks twee woorden, daimonion en daimon (beide in het enkel- of meervoud). Het eerste komt 60 maal voor en wel 11 maal in Mattheüs, 13 maal in Markus, 22 maal in Lukas, 6 maal in Johannes. En verder nog 8 maal in andere Nieuwtestamentische boeken.

Het eerste woord 'daimonion':
Mattheüs - Velen zullen eenmaal zeggen de naam van de Here demonen uitgedreven te hebben, 7:22. Christus wierp een demon uit bij een stom mens, 9:33. Hij wierp de demonen uit door de overste der demonen, zei men, 9:34,34. De apostelen konden ook demonen uitwerpen, 10:8. Ook Johannes had een demon, zei men, 11:18. In 12:24, 24 staat voor de overste der demonen de naam Beëlzebul. Niet door hem, maar door de Geest van God wierp Christus ze uit, 12:27, 28. Een maanzieke had ook een demon, 17:18.

Markus - De demonen die Christus uitwierp, mochten niet spreken, 1:34, 34, 39. Verder vinden we de herhaling van Mattheüs 9, 10 en 12 in 3:15, 22, 22 en 6:13. De Here wierp ook een demon uit bij de dochter van de Syro-Fenische vrouw, 7:26, 29, 30. Ook anderen wierpen demonen uit, 9:38. Maria Magdalena had 7 demonen gehad, 16:9. Zij die geloofden, konden later ook demonen uitwerpen, 16:17.

Lukas - In de synagoge te Nazaret was een mens met de geest van een onreine demon, 4:33. Deze voer uit, vs. 35. Ook bij anderen, vs. 41. 7:33 (als Matt. 11:18, 8:2 als Mark. 16:9). In 8:27, 30, 33, 35 en 38 wordt gesproken van het legioen demonen (hs. 9:1 als Mark. 3:15).
In 9:42 wordt een jongen genezen die bezeten was (9:49 als Mark. 9:38). De discipelen waren er over verblijd, dat de demonen hun onderworpen waren, 10:17. Christus genas een stomme met een demon, 11:14, 14 11:15, 15, 18, 19 en 20 (als Matt. 12) Verder nog 13:32.

Johannes - Hier vindt men het woord 6 maal. Telkens zei men van de Here , dat hij een demon had, 7:20, 8:48, 49, 52; 10:20, 21.

In andere Nieuwtestamentische boeken - Paulus was een verkondiger van vreemde demonen (Vert. 'goden'), Handelingen 17:18. Hij schrijft echter dat de heidenen aan de demonen offeren, 1 Korinthiërs 10:20. Dat moesten de Korinthiërs niet (meer) doen, vs. 20. Er is een drinkbeker en een tafel der demonen, vs. 21. In de laatste tijden zullen sommigen zich begeven tot verleidende geesten en leringen van demonen, 1 Timotheüs 4:1. De demonen geloven ook en sidderen, Jakobus 2:19. Velen aanbidden de demonen, Openbaring 19:20.

Het tweede woord, daimon: Komt 5 maal voor. Demonen vroegen de Here in iets, Mattheüs 8:31, Markus 5:12. Een man werd door een demon in de woestijnen gedreven, Lukas 8:29. Uit de mond van draak, beest en valse profeet komen eenmaal onreine geesten, het zijn geesten der demonen, Openbaring 16:14, d.i. ze zullen zich openbaren als drie groepen demonen. Babylon zal eenmaal de woonstede van de demonen zijn, Openbaring 18:20.

Demonisch, van demonen bezeten, geesten: Het bijvoeglijk naamwoord 'demonisch' vinden we in Jakobus 3, vers 15: wijsheid kan aards, natuurlijk (ziellijk), demonisch zijn.
Het werkwoord: 'van demonen bezeten' vinden we in Mattheüs 4:24; 8:16; 28, 33; 9:31; 12:22; 15:22; Markus 1:32; 5:15, 16, 18; Lukas 8:36; Johannes 10:21.
Het woord "geesten" voor: "onreine of boze geesten" vindt men in Mattheüs 8:16; 10:1; 12:43; 45; Markus 1:23, 26, 27; 3:11, 30; 5:2, 8, 13; 6:7; 7 : 25; 9:17, 20, 25; Lukas 4:33, 36; 6:18; 7:21; 8:2, 29; 9:39, 42; 10:20; 11:24, 26; 13:11; Handelingen 5:16; 8:7; 16:26, 18; 19:12, 13, 15, 16; 1 Timotheüs 4:1; Openbaring 16:13, 14; 18:2. In Handelingen 23:2 (engel noch geest) is het neutraal, kan het goede of boze geest betekenen.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'