Zoveel ellende… en wanneer eindigt het?

Zoveel ellende… en wanneer eindigt het?

Deze vraag leeft bij veel mensen. In een tijdschrift zei iemand desgevraagd: “Dat is voor mij het bewijs dat er geen God is, want zoveel leed en ellende zou God nooit toelaten.” Zo kijken velen er tegenaan. Is daar nog iets over te zeggen?

Laten we eerlijk zijn: Er is gigantisch veel en verschrikkelijke ellende in deze wereld. Bloedige oorlogen, rampen, ongelukken, hongersnood, racisme, moord, verdovende middelen. Ze worden ons dagelijks getoond in de media. Het houdt niet op! Zo lijkt het tenminste. Waar is God en waarom grijpt Hij niet in? 
Planken vol boekwerken zijn aan het antwoord op deze vraag besteed. Zo schreef C.S. Lewis ten aanzien van het persoonlijk lijden een boekwerkje dat heet: ´Gods Megafoon´. Hierin zegt hij dat God in de natuur tot de mens fluistert, in Zijn Woord spreekt en in het lijden roept. Alsof Hij een megafoon gebruikt om de mens bij Zichzelf te bepalen.

Natuur
Er zijn een aantal vormen van rampspoed, dus moeten we onderscheid aanbrengen. Enerzijds zijn er natuurrampen, zoals aardbevingen, hongersnoden, watersnoden, orkanen, epidemieën, e.d. Voor zover deze voortkomen uit natuurverschijnselen is de rol van de mens daarin passief. De mensen kunnen er niets aan doen dat tektonische platen verschuiven of dat onderaardse krachten zich ontwikkelen tot een aardbeving of tsunami. Dat overkomt hen en bezorgt hen grote ellende.
Toch komen deze rampen ergens vandaan. Als we ervan uitgaan dat God de Schepper is, zoals de Bijbel dat leert, kan het toch niet zo zijn dat Hij een wereld voor Zich zag waarin Zijn schepselen constant bedreigd worden door zoveel ellende. Als deze rampspoed dus niet voortkomt uit Gods scheppingsorde, moet er wel een andere oorzaak zijn. Wat zou dat kunnen zijn?

In het begin
Nog voordat de mens geschapen is, bestond de wereld (lees: hemelen en aarde) al. Het scheppingswerk van God vond plaats ‘in het begin’, of ‘in den beginne’ (Hebr. beresjiet), zoals Genesis 1:1 zegt. In Psalm 90:2 lezen we: “Al vóór de bergen geboren waren en U de aarde en de wereld voortgebracht had, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U God.”
Om kort te gaan: God was er dus in het begin en ging volgens het eerste Bijbelvers op enig moment over tot de schepping van de hemel en de aarde. Het woord ‘hemel’ is in de Hebreeuwse tekst een zgn. dualis, een tweevoud, dus eigenlijk schiep God de (twee) hemelen en de aarde. Daarnaast (beter: daarboven) is er ook nog een derde hemel (vgl. 2 Kor. 12:2), de hemel der hemelen. Die twee hemelen worden ook wel het uitspansel (SV en NBG-’51) of gewelf (HSV) genoemd. Dus van bovenaf gezien heb je de hemel der hemelen, daaronder de twee (geschapen) hemelen, ofwel het uitspansel, en daaronder de aarde en alles wat onder de aarde is (zie voor een uitvoerige behandeling het boekje ‘Het universum’ – Everread Uitgevers). 

Het tweede vers van Genesis 1 zegt dan (letterlijk weergegeven): En de aarde was (of: werd) woestheid (tohoe) en leegheid (bohoe) en duisternis (choshek) op de verschijning (of: het aangezicht) van de vloed (tehom, ook: diepte, afgrond). Jesaja 45:18 verklaart nader: “Want zo zegt de HEERE, Die de hemel geschapen heeft, die God Die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft. - Hij heeft haar gegrondvest, Hij heeft haar niet geschapen opdat zij woest zou zijn, maar Hij heeft haar geformeerd opdat men erop zou wonen: Ik ben de HEERE, en niemand anders.”
Uit deze en nog andere teksten waarin woorden als tohoe en bohoe gebruikt worden, kunnen we afleiden dat er iets is gebeurd in die begintijd, waardoor er woestheid, leegheid en duisternis over de oorspronkelijke schepping gekomen is. Dit zou dan het gevolg zijn van een Goddelijk oordeel over de opstand (lees: zonde) van de morgenster c.s., later: ‘satan en zijn engelen’. Daarna is God begonnen met herstelwerkzaamheden en heeft de aarde gemaakt tot een woonplaats voor de eerste mens (Adam) en zijn afstammelingen (zie hiervoor uitvoerig het boekje ‘Schepping & Herstel’ – Everread Uitgevers).

Aangezien we ervan uit mogen gaan dat God de wereld niet als ‘woestheid en leegheid en duisternis’ geschapen heeft, maar wel een oordeel heeft voltrokken, zou het niet ondenkbaar zijn dat natuurrampen daarin (deels) hun oorsprong vinden. Dat er dus door dat oordeel van de toenmalige wereld geologische krachten los gekomen zijn, die nu nog altijd werkzaam zijn.
Kennelijk heeft God wel herstelwerkzaamheden verricht, zoals beschreven in de zes dagen van Genesis 1, en de mens op de aarde geplaatst (in een hof), maar de gevolgen van de ‘pre-Adamitische’ zonde en oordeel niet (geheel) weggenomen. Over het bestaan en de hoedanigheid van die toenmalige wereld, dus de wereld vóór Genesis 1:3, zegt de Bijbel maar heel weinig. Noch over de lengte van die periode, noch over de inrichting van de toenmalige samenleving, geeft de Bijbel voldoende details om ons een goed beeld te kunnen vormen.
In het boek Job zegt de HEERE: “Waar was u toen Ik de aarde grondvestte? Maak het bekend, als u echt inzicht hebt. Wie heeft haar afmetingen bepaald? U weet het immers wel. Of wie heeft het meetlint over haar uitgespannen? Waarop zijn haar pijlers neergezonken? Of wie heeft haar hoeksteen gelegd, toen de morgensterren samen vrolijk zongen, en al de kinderen (lett.: zonen) van God juichten?” (Job 38:4-7; zie ook de volgende verzen).
Als wij Genesis 1:1 lezen krijgen we de indruk dat hemel(en) en aarde zomaar in een ogenblik geschapen zijn. Johannes 1 zegt dat alle dingen door het Woord gemaakt (beter: geworden) zijn; denk daarbij ook aan de psalmist die zegt: “Want Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er” (Ps. 33:9).
Maar… hoelang de schepping van de hemel(en) en daarna de aarde (Gen, 1:1) duurde, is niet bekend. Anders gezegd: hoelang de tijdspanne van ‘in het begin’ was, weten we niet. In ieder geval waren er volgens Job 38 in de hemel al morgensterren en zonen van God aanwezig. In Psalm 33:6 lezen we: “Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht.” Het woord ‘legermacht’ komt van het Hebreeuwse tsaba (zie ook Gen. 2:1) en heeft betrekking op zon, maan en sterren, en ook op engelenmachten, oftewel dingen “… die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten …” (Kol. 1:16).

  • Jesaja 44:24 “Ik ben de HEERE, Die alles doet: Die de hemel uitspant, Ik alleen, Die de aarde uitspreidt door Mijzelf; 
  • Jesaja 45:12 “Ik ben het, Mijn handen hebben de hemel uitgespannen en aan heel zijn sterrenleger geef Ik Mijn bevelen. 

Het woord ‘sterren’ is cursief in de HSV, dus dat staat niet in de (Hebreeuwse) grondtekst! Er staat gewoon ‘leger’, tsaba. Dat kan, zoals gezegd, betrekking hebben op zon, maan en sterren, die gegeven zijn als tekenen aan het firmament, maar ook op engelen, machten, e.d. We kennen allemaal de worden van Lukas 2:13 “En plotseling was er bij de engel een menigte van de hemelse legermacht (Gr. stratia), die God loofde en zei: Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.”
In Jesaja 24:21 worden hemelse machten tegenover aardse koningen gesteld: “Op die dag zal het gebeuren dat de HEERE de legermacht (Hebr. tsaba) van de hoogte in de hoogte en de koningen van de aardbodem op de aardbodem zal straffen.” En in Daniël 4:35 tegenover de aardbewoners: “Al de bewoners van de aarde worden als niets geacht. Hij doet naar Zijn wil met de legermacht (Hebr. tsaba) in de hemel en de bewoners van de aarde. Er is niemand die Zijn hand kan wegslaan of tegen Hem kan zeggen: Wat doet U?”
En sinds er in de hemel ergens in die begintijd de hierboven al genoemde opstand heeft plaatsgevonden, vallen hieronder ook de “geestelijke machten van het kwaad”: overheden, machten wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk (Efe. 6:12). Ook een interessante tekst! Zonder in daar in dit artikel al té uitvoerig op in te gaan, toch dit: ‘wereldbeheersers’ komt van het Griekse kosmokratos, d.i. heersers van de kosmos (= de geschapen werkelijkheid). Die heerschappij wordt gekenmerkt door duisternis en zij heersen gedurende dit tijdperk (Gr. aioon), deze eeuw. Satan wordt in 2 Korinthe 4:4 genoemd: de god van deze eeuw. Dit bevestigt dus dat er in het (verre) verleden iets gebeurd is waardoor deze kosmos onder heerschappij van satan (en zijn engelen) is gekomen. En dat duurt voort tot het einde van deze aioon, eeuw, bij de wederkomst van Christus. En naarmate Zijn komst dichterbij komt, nemen de spanningen (ook de kosmische!) toe (zie Matt. 24:7, Mark. 13:8, Luk. 21:11). De Heere Jezus heeft het in dit verband over het ‘begin van de weeën’; de laatste weeën treffen we aan in het laatste Bijbelboek, Openbaring. 

Resumé: Kosmisch geweld, zoals orkanen, aardbevingen, e.d., kan te maken hebben met wat er ooit, in het begin, heeft plaatsgevonden. De mensen kunnen daar niets aan doen, het overkomt hen. Opmerkelijk is dat daar in de eindtijd nog (meer) hemelse ellende bij komt: “Er zullen ook verschrikkelijke dingen en grote tekenen vanuit de hemel plaatsvinden”(Luk. 21:11).

Cultuur
Als het gaat om de geschiedenis van de mens(heid) is er natuurlijk ook het een en ander gebeurd. God heeft de mens geschapen en in de Hof van Eden geplaatst, een omheind gedeelte op de aarde. De satan heeft zich daar gemanifesteerd in de hoedanigheid van de slang en de mens gebracht tot ongehoorzaamheid aan Gods gebod. Zo werd de zonde in de mens openbaar en het gevolg daarvan: de dood. Adam en Eva werden uit de Hof verdreven en moesten hun weg zoeken op een vanwege deze overtreding vervloekte aardbodem (Hebr. adamah).
Sinds die tijd is de mens geneigd tot het kwaad en dat blijkt al uit de moordpartij in de volgende generatie: Kaïn die zijn broer Abel om het leven bracht. Daarmee begon de ellende, die zich gaandeweg, samen met de toenemende zonde, heeft vermenigvuldigd.
De mensheid ontwikkelde zich en de zonde eveneens. Zodanig zelfs, dat de Heere God op een bepaald moment een oordeel over het mensdom moest voltrekken: de zondvloed.
De tijd voor de zondvloed werd gekenmerkt door verregaande zonde, wetteloosheid, geweld, noem maar op (zie Gen. 6). Om kort te gaan: “En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren” (Gen. 6:5). Ook het oordeel van de zondvloed en de latere verdeling van de aarde in de dagen van Peleg (Gen. 10:25) kunnen geologische gevolgen hebben gehad, die tot op vandaag hun uitwerking hebben.

De menselijke geschiedenis kenmerkt zich door zonde en ongerechtigheid: haat, jaloezie, ruzie, moord en doodslag, leugen en bedrog, samenzweringen en complotten, tot op de huidige dag. En ook dat heeft veel ellende veroorzaakt. Hongersnoden kunnen een bovennatuurlijke oorzaak hebben, maar ook gevolg zijn van slecht management. Epidemieën evenzo. Door natuurlijke verstoring kunnen ziekten ontstaan die bedreigend zijn voor de mens(heid). Maar... ze kunnen ook ontstaan door menselijk toedoen, zoals bijvoorbeeld inmiddels gebleken is met betrekking tot Covid-19.

Eigen weg
Er is dus (ook) veel rampspoed en ellende in de wereld die mensen niet zomaar overkomen, maar waarin ze wel degelijk verantwoordelijkheid hebben c.q. waaraan ze (mede)schuldig zijn.
Koning Salomo schreef zo'n 3000 jaar geleden deze spreuk: "De dwaasheid van een mens verdraait (of: verderft) zijn weg, en dan is zijn hart nog woedend op de HEERE ook!" (Spr.19:3).
De wijze koning heeft met veel dingen geworsteld die op deze aarde voorko¬men (zie bijv. het boek Prediker), zoals voor- en tegenspoed, recht en onrecht, rijkdom en armoede, et cetera.
In deze spreuk komt kernachtig naar voren dat God dikwijls de schuld krijgt van de ellende die door mensen wordt aangericht. In andere woorden zei Salomo: Door z'n eigen dwaasheid verpest de mens het voor zichzelf, met ellende als gevolg, en vervolgens is hij daarover kwaad op God!
Dwaasheid in de Bijbel betekent: Het zoeken van een eigen weg. Een weg zonder God. Alles in eigen kracht (willen) doen.
En doet de mens(heid) dat niet in het algemeen? Een eigen weg gaan? Dat begon al vroeg in de menselijke geschiedenis: "Kom, laten wij voor ons een stad bouwen, en een toren waarvan de top in de hemel reikt, en laten wij voor ons een naam maken..." (Gen. 11:4). En Jesaja zegt over eigenzinnige mensen: “De weg van de vrede kennen zij niet, er is geen recht in hun sporen. Zij gaan kromme paden; ieder die ze betreedt, kent de vrede niet” (59:8).
Zo is het ook in onze dagen: Velen ontkennen eerst het bestaan van God om vervolgens - als het zelf bouwen en maken verkeerd afloopt - de vraag te stellen: Als er dan een God is, waarom is er dan zoveel ellende in de wereld? Waarom doet God er niets aan?
Als het gaat om die laatste vraag zijn er een paar antwoorden mogelijk. Om een direct antwoord te geven op deze vraag, moeten we - vanuit het oogpunt van Gods genade gezien - eigenlijk zeggen: Omdat Hij genadig is en nog zoveel mogelijk mensen een kans wil geven de toevlucht tot Hem te nemen! Mensen die ontdekken dat ze het in eigen kracht niet kunnen en alles van Hem willen verwachten. Mensen, die eenvoudig op Hem hun vertrouwen stellen.

Gods plan
We zouden die vraag ook nog kunnen plaatsen in het licht van Gods plan. Wie de Bijbel kent, weet dat God daarin Zijn plannen ontvouwd heeft. Zo leven wij nu in de 'tussentijd', tussen de eerste komst van Christus en Zijn wederkomst. In deze tijd, in de Bijbel o.a. aangeduid als een jaar van welbehagen (dus nog niet de dag der wrake van onze God - Jes. 61:2), een "dag des heils", die uitmondde in "de bedeling der genade Gods" (Efe. 3:2 SV), houdt God Zijn aangezicht voor deze wereld verborgen (over de oorzaak daarvan zie Deut. 31:16-18 en 32:20).
De Heere is gezeten op de troon der genade en treedt niet (zichtbaar) op tegen de toestanden in de wereld. Hij zwijgt en grijpt niet in. De enige taal, waarin God nu spreekt is de taal van Zijn liefde en genade, verkondigd in het Evangelie. Het werk waar de Heere Zich nu mee bezighoudt, is de uitroeping van de Gemeente, het Lichaam van Christus. Zo lag het opgesloten in het eeuwig Raadsbesluit van God. Verder doet God dus niets en heeft de wereld in zekere zin aan zichzelf overgegeven (vgl. ook Rom. 1:18 e.v.). Er is echter (gelukkig!) een Goddelijk... totdat!
In Gods plan ligt alles vast: “Voor alles is er een vastgestelde tijd, en tijd voor elk voornemen onder de hemel”(Pred. 3:1). Zo is er ook "een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken" (Pred. 3:7).
Op de vastgestelde tijd (zie Gal. 4:4) zond God destijds Zijn Zoon uit om het werk der verlossing tot stand te brengen. Zo zal Hij eveneens op de vastgestelde tijd in Gods plan verschijnen in heerlijkheid. Dan zal de Heere Zich openbaren. Hij opstaan, (recht)spreken en handelen (zie o.a. Ps. 74:22; Jes. 2:12, 19 - vgl. Openb. 6; 13:9-13; 42:13-15; Sef. 1:14-18; Openb.10; 15:3, 4; 19).

Openbaring
Gods handelen in de toekomst zal leiden tot een geweldige verandering in de wereld. Dat zal ook het antwoord zijn op de vraag: Hoelang duurt die rampspoed en ellende? Of: Wanneer grijpt God in?
In het boek Openbaring lezen we de indrukwekkende aankondiging van die hemelse interventie: “En de engel, die ik zag staan op de zee en op de aarde, hief zijn rechterhand op naar de hemel, en zwoer bij Hem, die leeft tot in alle eeuwigheden, die de hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is en de aarde en hetgeen daarop is en de zee en hetgeen daarin is: er zal geen uitstel meer zijn, maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd” (hs. 10:5-7).
En dan blaast de (zevende) engel zijn bazuin: “…en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende: Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Heere en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden” (hs. 11:15).
Dat zal er in resulteren, dat God een einde maakt aan de onrechtvaardige en vaak corrupte regering van dwaze machthebbers in Oost en West. Dat de beestheerschappij waarin de wereld nog terechtkomt, zal ophouden en dat de ´verleider der volken´, de ´draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan´ gebonden zal worden (hs. 20).
Dan zal Hij de troon bestijgen, Die daarvoor het recht verworven heeft en het fundament gelegd in Zijn dood en opstanding, de Zoon van God, Jezus Christus: “Zie, Ik maak alle dingen nieuw!” (hs. 21:5).

Thuis
Dan maakt de huidige, boze eeuw plaats voor de toekomende eeuw waarin Christus Zijn gezegende heerschappij zal vestigen op aarde, dat wordt omgevormd tot een oord van gerechtigheid en vrede. Dan zullen rampen ophouden: geen aardbevingen meer, geen hongersnoden, orkanen, en andere ellende meer. En geen oorlog meer: “En zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren” (Jes. 2:4).
Dan zal de wereld een ´thuis´ worden voor de mensen, groot en klein. De profeten zeggen, dat de aarde vol zal worden van de kennis van Gods heerlijkheid, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken. Onvoorstelbaar! Je zou er alvast heimwee van krijgen, zoals iemand schreef, verlangen naar geborgenheid. “Maar…in heim zit 'thuis' en in wee zit 'pijn'. Het kost pijn om thuis te komen. Het geeft weeën. Het begin der weeën betekent: er gaat iets komen. Weeën zijn niet het einde, maar een begin. Daar hou ik mij maar aan vast als ik de wereld aanschouw”.
Uiteindelijk zal het zijn zoals God in Zijn Woord heeft beloofd: “Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan” (Opb. 21:3-4).

God is getrouw, Zijn plannen falen niet!

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'