Het hoofdschap van Christus - Deel 3 - slot

Het hoofdschap van Christus

Deel 3 - slot

De Bijbel, het Woord van God, spreekt over twee boodschappen, twee evangeliën, die elk gedurende een bepaalde tijd geldig zijn. Voor beide tijden geldt: er is geen ander evangelie. In de volheid van deze tijden zal alles weer in Christus bijeengebracht worden, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.

We vervolgen met de woorden uit Efeze 1.

In Hem

  • “(7) In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, (8) die Hij ons overvloedig geschonken heeft, in alle wijsheid en bedachtzaamheid, (9) toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij in Zichzelf voorgenomen had, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte, (10) om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.”

“In Hem”: dat is in Jezus Christus. De woorden “in alle wijsheid” in vers 8 spreken over de wijsheid van God in Christus, zoals beschreven in 1 Korinthe 1, vers 24: “Maar voor hen die geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, prediken wij Christus, de kracht van God en de wijsheid van God” (zie ook 1 Kor. 1:30). Het hierna volgende woord bedachtzaamheid is een eigenschap. Dit wordt hier niet bedoeld. Het gaat hier over wat God inhoudelijk bedacht heeft: Zijn Raad, Zijn Raadsbesluiten, wat we in het vervolg ook vinden in de woorden “dat Hij in Zichzelf voorgenomen had” (vs. 9). Naast het zelfstandige naamwoord, hier vertaald met bedachtzaamheid, bestaat ook een werkwoord. We vinden dit bijvoorbeeld in Kolossenzen 3:2, met als vertaling bedenken: “bedenk de dingen die boven zijn”.
Het woord ‘bedeling’ in vers 10 is de vertaling van het Griekse oikonomia, dat in Lukas 16 vertaald is door rentmeesterschap. Het gaat daar over het rentmeesterschap van Israël. Een rentmeester is iemand die het voor het zeggen heeft namens de eigenaar. De vertaling ‘rentmeester’ zou hier ook bijzonder goed passend zijn, omdat de rentmeester namens God hier ook genoemd wordt: Christus. Hij regeert nu in de hemel en zal bij Zijn wederkomst ook de regering over de aarde overnemen (van satan). De letterlijke vertaling van de woorden “om alles in Christus bijeen te brengen” is: om in de Christus (dat is: de Gezalfde, de Aangewezene - in de grondtekst staat duidelijk het lidwoord) alles te hoofden, d.i. alles onder één Hoofd samen te brengen... Christus is nu reeds in de hemel als Hoofd gegeven aan de Gemeente die Zijn lichaam is (Efe. 1:20), de Gemeente die ook daar haar domicilie heeft. Dit is niet de bruidsgemeente, die thuis hoort in de boodschap vanaf Abraham, maar de Gemeente die Zijn eigen lichaam is.
“Wat in de hemel is” betreft de nieuwe boodschap van(af) Paulus, en “wat op de aarde is” zijn de dingen die behoren tot de boodschap vanaf Abraham. “De volheid van de tijden” is de volheid of de vervulling van de tijd met de boodschap vanaf Abraham, en de volheid of vervulling van de tijd met de boodschap van Paulus in zijn late brieven. Alle beloften met betrekking tot beide tijden zijn dan tot vervulling gekomen. De volheid van tijden is de zevende dag van duizend jaar van Gods herstelplan na de zondeval van de mens, zoals Petrus in grote lijnen beschrijft in 2 Petrus 3.

Wij ook

  • “(11) In Hem zijn wij ook een erfdeel geworden, wij, die daartoe voorbestemd waren, naar het voornemen van Hem Die alle dingen werkt overeenkomstig de raad van Zijn wil, (12) opdat wij tot lof van Zijn heerlijkheid zouden zijn, wij, die al eerder onze hoop op Christus gevestigd hadden. (13) In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, (14) Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing die ons ten deel viel, tot lof van Zijn heerlijkheid.

Na de voorgaande verzen 1-10, met de verkondiging van Christus Jezus aan de heiligen en gelovigen na de Handelingentijd, en alle geestelijke zegen in de hemel in Hem, gaat Paulus in de verzen 11-14 nog eens samenvatten over welke heiligen en gelovigen het gaat, met name na de vergadering in Jeruzalem, beschreven in Handelingen 15, waar besloten is dat het evangelie van de verlossing in Christus ook aan de heidenen gebracht moest worden, echter zonder de wetgeving die slechts voor Israël was. 
In de woorden ‘wij ook’ begint Paulus hier te spreken over wij, Israëlieten, zoals rechtstreeks is af te leiden uit de laatste woorden van deze zin in vers 12: “… wij, die al eerder onze hoop op Christus gevestigd hadden”, dat is vóór het visioen van Petrus. Paulus refereert hier aan de boodschap waarmee God begon te spreken tot Abraham en daarna tot zijn nageslacht, met name over Christus, hun Verlosser, slechts gezonden tot Israël, opdat zij de Zoonplaats op aarde zouden ontvangen. Hij spreekt in de voltooid verleden tijd. Het gaat hier over de “wij ook” in de “ons” van vers 4 en 5: Paulus en de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, sinds Handelingen 15 uit Israël én de volken, en wel in verband met de nu geopenbaarde uitverkiezing van God vóór de grondlegging van de wereld, in feite vanaf het begin van de schepping. Paulus verwijst daar ook naar: “naar het voornemen van Hem, Die alle dingen (dat is de schepping, de kosmos) werkt naar de raad van Zijn wil, om tot lof van Zijn heerlijkheid te zijn.” Dit voornemen werkt Hij nu, op de vijfde en zesde dag van duizend jaar, uit in de nieuwe schepping: de Gemeente die Zijn lichaam is, de ‘ons’ in vers 5, met als hemelse bestemming: de Zoonplaats in God Zelf. Dit zou in deze dagen de gedachten van de gelovigen moeten vullen. Dit betreft ten diepste ons bestaan in Gods bestaan (vgl. Kol. 3:3).
Vervolgens gaat Paulus in vers 13 spreken over ‘ook u’. Nadat hij eerst gesproken heeft over wij, Israëlieten, gaat hij nu expliciet ook spreken over het andere deel van de heiligen en gelovigen: de gelovigen uit de overige volken, tot wie sinds Handelingen 15 het woord van de waarheid gekomen is. Zij zijn, nadat zij tot geloof gekomen zijn, ook verzegeld met de Heilige Geest van de belofte. Hierna sluit Paulus dit intermezzo af en gaat in vers 14 weer spreken over ons, zoals hij de brief begon, aansluitend op de verzegeling met de Heilige Geest: “Die het onderpand is van onze erfenis”, dat is de vervulling van de Zoonplaats in de hemel.
Daarna komen nog de woorden: “tot de verlossing die ons ten deel viel.” We hebben wel reeds een verlossing ontvangen: de verlossing van onze zonden, maar daar gaat het hier niet over. Het gaat hier over de verlossing in verband met onze erfenis, die we nog moeten ontvangen: de verlossing van ons lichaam, het lichaam van onze vernedering, zie Filippenzen 3:20 en 21: “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam (dat is ons opstandingslichaam, een geestelijk lichaam), overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.” Dit gebeurt bij ons sterven. Daarna staan we op en bereiken we onze bestemming, de Zoonplaats, door Jezus Christus, in God Zelf, dat is waar Christus Jezus nu is, nog verborgen voor de aardbewoners, maar als Hij verschijnt Die ons leven is, zullen ook wij met Hem verschijnen, in heerlijkheid, zoals Paulus schrijft in Kolossenzen 3:3 en 4.
De letterlijke vertaling van “die ons ten deel viel” is: “van het bezit”. Het hele zinsdeel wordt dan: “tot verlossing van het bezit.” In de NBG-’51 vertaling luidt deze zin: “tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft.” De Statenvertaling (SV) heeft hier: “tot de verkregen verlossing.” Deze vertaling is niet juist: deze verlossing ligt in het verleden en wijst daarom op de verlossing van de zonden. Hierdoor zijn de vertalers van de HSV op het verkeerde been gezet.
Ook in de NBV is de bedoeling van de grondtekst goed weergegeven: “opdat allen die Hij Zich verworven heeft verlost zullen worden.” We behoren nu geestelijk tot de Gemeente die Zijn lichaam is. We zijn nu reeds Zijn eigendom, maar we moeten wat betreft ons lichaam nog verlost worden, tot lof van Zijn heerlijkheid. We leren hieruit dat de SV ook een vertaling is door mensen met beperkte inzichten. Teruggaan tot de grondtekst blijft altijd noodzakelijk om het volle profijt te hebben van het onderwijs door de Heilige Geest, Die ons gegeven is.

Bede
Na deze fundamentele waarheden lezen we nu verder, met een aantal aanvullende verklaringen (cursief weergegeven).

  • “(15) Daarom, omdat ook ik gehoord heb van het geloof in de Heere Jezus onder u, en van de liefde voor alle heiligen (de liefde voor alle heiligen houdt ook in de liefde tussen de gelovigen uit Israël en de gelovigen uit de overige volken, beiden: in Christus Jezus), (16) houd ik niet op voor u te danken, als ik in mijn gebeden aan u denk, (17) opdat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, u de Geest van wijsheid en van openbaring geeft in het kennen van Hem (Christus Jezus, zoals hierna blijkt), (18) namelijk verlichte ogen van uw verstand, om te weten wat de hoop van Zijn roeping is, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis (de Zoonplaats) in de heiligen, (19) en wat de alles overtreffende grootheid van Zijn kracht is aan ons die geloven (in Christus Jezus), overeenkomstig de werking van de sterkte van Zijn macht, (20) die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte (Christus is eerst opgewekt in Zijn menselijke lichaam, en kort daarna opgevaren naar Zijn Vader in de hemel - Joh. 19:17), Die Hem weer in de goddelijke positie bracht die Hij had voor Zijn vernedering. Daarbij heeft Hij als eerste mens het nieuwe geestelijke lichaam ontvangen - ) en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten, (21) ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt (zie ook Fil. 2:9-11), niet alleen in deze wereld (zie kanttekening hieronder), maar ook in de komende. (22) En Hij heeft alle dingen (alles van vs. 10) aan Zijn voeten onderworpen (dit is echter nu nog niet zichtbaar - Heb. 2:8b) en heeft Hem als Hoofd over alle dingen gegeven aan de Gemeente, (23) die Zijn lichaam is (dit overtreft al ons denken: als wij straks, na de verlossing van ons lichaam, met Hem verenigd zijn, zullen we ook delen in Zijn hoogste positie) en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult”.

Nu geldt reeds wat Paulus zegt in Kolossenzen 3, vers 11b: “alles en in allen is Christus”, en uiteindelijk wordt het: “God, alles in allen”, 1 Korinthe 15:28. Deze erfenis gaat werkelijk alles te boven!

Kanttekening bij ´wereld´ in vers 23
‘Wereld’ is hier de vertaling van het Griekse aioon, het Bijbelse begrip eeuw. Deze eeuw is een periode van tijd met een begin en een einde. De vertaling ‘wereld’ ondergraaft waar het hier feitelijk om gaat: de positie van Christus nu in de hemel, de woonplaats van God. De tegenwoordige eeuw loopt vanaf de vloed van Noach – het oordeel na de vorige eeuw - tot de komst/aanwezigheid van Christus. Het Griekse aioon en het Hebreeuwse olam in het Oude Testament zijn vaak vertaald door eeuwigheid, tijd zonder begin en einde. Door deze definitie (uit de menselijke filosofie) moet deze vertaling gediskwalificeerd worden. De komende wereld is geen andere wereld, met name de aarde, dan de onze, maar het is dan beslist wel een andere eeuw. In de komende eeuw wordt echter wel dezelfde aarde weer een gezegende aarde, waarover Petrus schrijft in 2 Petrus 3, vers 7: “Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord (Genesis 1) als een schat weggelegd”, en wel voor de rechtvaardigen. Bij het oordeel aan het einde van deze eeuw, niet door water, zullen alle onrechtvaardigen (ongelovigen) van de rechtvaardigen worden afgezonderd door de engelen, zie Mattheüs 13. Daarna wordt de aarde nog een lange tijd bewaard, de volgende eeuw, de zevende dag van duizend jaar, de dag van het koninkrijk op de aarde. Pas daarna komen het laatste oordeel over de doden en de nieuwe hemelen en aarde. Bij ons spreken over het Woord van God zouden we het woord eeuwigheid, en ook eeuwig, niet meer moeten gebruiken. We zouden het moeten hebben over eeuw en eeuwbetrokken. De eeuwen zijn onderdeel van Gods plan van de eeuwen (Zie de Everreaduitgave: ‘Gods plan van de eeuwen’, ISBN 978-90-6694-280-6). Door de vertalingen eeuwigheid en eeuwig, en ook wereld, wordt dit plan verduisterd, een werk van satan, waar we niet aan mee moeten werken. We moeten hier dus lezen: “niet alleen in deze eeuw, maar ook in de volgende.”

In de volheid van de tijden (van beide boodschappen) zullen alle dingen, te weten: de hemelse, die ons aangaan, en de aardse, het koninkrijk met het wedergeboren Israël op de aarde, samengebracht worden onder één Hoofd; dat is de bij Zijn komst geopenbaarde Christus. Alles tot lof van Zijn heerlijkheid in de volgende eeuw, of ook: de zevende dag!

Meer artikelen in de serie "Het hoofdschap van Christus":

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'