Psalm 41 - Deel 1

Psalm 41

Deel 1

Psalm 41 is een zogenaamde Messiaanse psalm. Dit zijn psalmen die in belangrijke mate betrekking hebben op het werk en het leven van de Here Jezus Christus; zowel in Zijn hoedanigheid als mens, als van de verhoogde Christus, de Allerhoogste.

Psalm 41 is - evenals vele andere psalmen - door David geschreven (vs. 1). De apostel Petrus noemt David een profeet (Hand. 2:30). Zijn psalmen moeten dus in eerste instantie niet zozeer gezien worden als persoonlijke ontboezemingen van David, waarin we onszelf soms kunnen herkennen, maar als profetie, als Woord van God, waardoor de psalmen ver uitstijgen boven de menselijke context: ze openbaren de gedachten en wegen van God.
De Messiaanse psalmen zijn dus profetieën, die in het bijzonder handelen over de Here Jezus Christus in al Zijn aspecten (de Schriften zijn het die van Mij getuigen, Joh. 5:39) en over Israël. Ze gaan niet over de Gemeente, het Lichaam waarvan Christus het Hoofd is. Hierover werd pas door Paulus geschreven en was dus op het moment dat de psalmen geschreven werden verborgen (Efe. 3:9).
We gaan vers voor vers door Psalm 41.

Letten op de geringe is verstandig

Vers 2a: "Welzalig hij die acht slaat op de geringe ..."
De Statenvertaling zegt: "Welgelukzalig is hij, die zich verstandig gedraagt jegens een ellendige ..." Het woord in de grondtekst, vertaald met 'acht slaan op' / 'zich verstandig gedragen' komt van een werkwoord dat betekent: verstandig zijn, voorzichtig zijn, aandacht schenken. Je zou ook kunnen zeggen: ergens verstandig mee omgaan. Het Hebreeuwse woord dat vertaald is met 'geringe' / 'ellendige' betekent ook 'arm, zwak'. Zoals we al gezegd hebben, gaat het in deze psalm met name over Christus. De eerste betekenis van de geringe is daarom de Geringe, met een hoofdletter. Een bekende tekst in het Nieuwe Testament geeft dit ook aan: "Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm geworden is, terwijl Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede rijk zoudt worden." (2 Kor. 8:9) Het gaat dan over Zijn menswording, Zijn vernedering. Ten opzichte van deze Persoon is het dus aan te raden om zich verstandig te gedragen! Zo niet, dan komen we beschaamd te staan bij Zijn openbaring en missen we de rijkdom van Zijn genade.
Behalve op de Here Jezus kunnen we dit ook betrekken op het Israël in de eindtijd. De Here Jezus spreekt daarover in Mattheüs 25:31-46. Gezeten op de troon Zijner heerlijkheid, zal Hij de volken van elkander scheiden, de schapen en de bokken. In vers 40 staat dan: "En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze Mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan." Zefanja 3:12 zegt over die tijd: "En Ik zal in uw midden overlaten een ellendig en gering volk, en wie schuilen bij de Naam des HEREN." En vergelijk Jesaja 25:4: "Want Gij zijt voor de geringe een sterkte geweest, een sterkte voor de arme toen hij benauwd was." Het gaat dan over het gelovig overblijfsel. Paulus zegt in 1 Korintiërs 15:9: "Want ik ben de geringste der apostelen." Daarom is het verstandig, om ook van Paulus goede nota te nemen. We moeten dit niet opvatten als een opmerking van Paulus, om zich niet op de voorgrond te dringen, maar als een aanwijzing van God in Zijn Woord! Juist omdat God acht slaat op de geringe (in de ogen van mensen) wordt hij voor God de belangrijkste der apostelen. Laten wij dus goed letten op wat hij schrijft!
Naast Christus en Israël als betekenis van de geringe, is er ook de algemene betekenis: God let op de armen, waarom zouden wij het dan niet doen? In de Bijbel vinden wij de voorschriften over de omgang met armen: Deuteronomium 15:7-11 en Jesaja 58:7-11. Enkele gedachten: De zaligheid komt van God; wat wij geven, is ook van Hem (God is de eigenaar van alles, Ps. 24:1, "des HEREN is de aarde ..."); het wijst naar Gods einddoel: alles in allen zijn. Ook Job dacht aan de armen: Job 31:16-22. Veelzeggend zijn ook: "Hij deelt uit, Hij geeft de arme ..." (Ps. 112:9);
"Wie de behoeftige verdrukt, smaadt diens Maker; maar wie zich over de arme ontfermt, eert Hem" (Spr. 14:31);
"Wie zich over de arme ontfermt, leent de HERE; Hij zal hem zijn weldaad vergelden" (Spr. 19:17); "Het is zaliger te geven dan te ontvangen" (Hand. 20:35) en
"Komt op voor de zwakken ..." (1 Thes. 5:14)

Onheil en uitkomst

Vers 2b: "... ten dage des onheils zal de HERE hem uitkomst geven."
Het tweede deel van vers 2 gaat over onheil en uitkomst. Indrukwekkend is de uitkomst die aan de Here Jezus Christus gegeven wordt na Zijn offerdood! Hij is opgewekt en opgestaan en verhoogd boven alles, en in die positie gegeven als Hoofd aan de gemeente, die Zijn (Eigen) lichaam is. Ook Israël, dat al vele uitkomsten heeft gezien, zal nog een keer een grote uitkomst zien uit de benauwdheid. Een belangrijke tekst in dit verband is Psalm 37:39 en 40: "Doch het heil der rechtvaardigen is van de HERE, hun schutse ten tijde der benauwdheid. De HERE helpt hen en doet hen ontkomen, Hij doet hen ontkomen aan de goddelozen, en verlost hen, want zij schuilen bij Hem." Wat een Evangelie! Wie zijn toevlucht neemt tot God, zal een uitkomst boven elke verwachting ontvangen. Het heil der rechtvaardigen stijgt uit boven elke aardse rijkdom.

Door God bewaard

Vers 3a: "De HERE zal hem behoeden en hem in het leven behouden ..."
Als God ons beschermt, zijn we onaantastbaar: Hij houdt ons in het leven. Dat is natuurlijk niet het aardse leven, want daarvan heeft God gezegd: stervende zult gij sterven. Christus heeft gezegd: Ik ben de weg, de waarheid, en het leven. Het gaat ten diepste om Zijn leven. In Psalm 33:18 en 19 staat: "Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen, om hun ziel van de dood te redden, en hen in het leven te behouden in hongersnood." Dit gaat in eerste instantie over het gelovig overblijfsel van Israël in de benauwdheid. Nog kleurrijker is Psalm 91:7-9a: "Al vallen er duizend aan uw zijde, en tienduizend aan uw rechterhand, tot u zal het niet genaken; slechts zult gij het met uw ogen aanschouwen en de vergelding van de goddelozen zien. Want Gij, o HERE, zijt mijn toevlucht". Wonderlijk, dat Israël dit alles nog mee zal maken om tot het Koninkrijk in te gaan, terwijl wij in deze tussentijd reeds overgebracht zijn in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde (Kol. 1:13)! Israël komt nog in de benauwdheid, maar de gelovigen zullen gered worden, en de ongelovigen zullen geoordeeld worden, ook alle volken van de wereld, terwijl wij het oordeel reeds voorbij zijn: ons leven is met Christus verborgen in God (Kol. 3:3)!

Gezegend door God

Vers 3b: "... hij zal geprezen worden op aarde ..."
Het tweede deel van dit vers: "hij zal geprezen worden op aarde", of zoals de Statenvertaling zegt: "hij zal op aarde gelukzalig gemaakt worden", lijkt beter vertaald met: "hij zal gelukkig geprezen (gezegend) worden op aarde." Woorden van gelijke strekking vinden we in Psalm 128. Deze woorden hebben overigens betrekking op Israël gedurende het Koninkrijk. Israël zal pas gezegend worden (zijn), als zij ingegaan zullen zijn in het Koninkrijk. Zij waren al eerder in de gelegenheid, maar konden niet ingaan vanwege hun ongeloof (Hebr. 4). Zij hadden de vaderen als voorbeeld, en ook Mozes heeft gesproken van zegen en vloek; het is de vloek geworden. Later kruisigde Israël z'n Koning en wees het ook de prediking tijdens de Handelingenperiode af. De vervulling van Lucas 16:31: "Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen." Christus is opgestaan, en zij hebben Hem niet geloofd. En wij: geloven wij de Schriften, geloven wij de laatste - en voor ons belangrijkste - boodschapper van God? Dat wij overgezet zijn in het Koninkrijk van de Zoon Zijner liefde? Of bidden wij nog "Uw Koninkrijk kome", dat is het Koninkrijk voor Israël? Dan verwaarlozen wij iets veel heerlijkers, wat God reeds gegeven heeft. Paulus had daar zelfs al mee te maken. Nadat hij de brieven aan de gemeenten van Efeze en Kolosse (beide in Klein-Azië) gestuurd had, schreef hij circa vier jaar later aan Timotheüs (2 Tim. 1:15), dat allen in Asia (Klein-Azië) zich van hem hadden afgekeerd. Dit is wellicht de belangrijkste kerkscheiding, en ook: Paulus verlaten is feitelijk gelijk aan het verlaten van wat God wil voor de huidige tijd! Want de wijze waarop God wil dat we Hem in deze tijd kennen en gehoorzamen, staat in de boodschap van Paulus, en wel in de zogenaamde gevangenisbrieven. Daarin is geen sprake meer van de 'goederen' van Israël. Aan dit punt zijn opwekkingen of hervormingen niet of nauwelijks toegekomen.
Het bestuderen en geloven van de Bijbel is dus erg belangrijk om te groeien in de kennis van God, en in datgene waarmee we gezegend zijn (1 Tim. 4:8; Fil. 1:9-11 en Kol. 1:9-14).

Onaantastbaar in God

Vers 3c: "... aan de lust van zijn vijanden geeft Gij hem niet prijs."
Tot slot zegt dit vers, dat onze positie in God onaantastbaar is. Twee teksten met iets andere woorden zijn Psalm 27:12 ("Geef mij niet prijs aan de lust van mijn tegenstanders, want valse getuigen staan tegen mij op, en hij die geweld blaast") en Psalm 37:32 en 33a ("De goddeloze loert op de rechtvaardige en zoekt hem te doden; de HERE geeft hem in zijn hand niet over ...") We vinden vaak een geloofsuitspraak over iets, en daarnaast ook gebed voor hetzelfde. We mogen dus ook bidden om wat God beloofd heeft te geven.

In ziekte is God nabij

Vers 4: "De HERE steunt hem op het ziekbed, in zijn ziekte verandert Gij geheel zijn legerstede." Hier zien we hoe God is voor degene, die ziek is, maar op God vertrouwt. God steunt hem, Hij is hem nabij. Wij kunnen nu (in tegenstelling tot David) zeggen: Hij is ook mens geweest en ons in alle dingen gelijk geworden, dus ook in ziekte. Van gelovigen hoor je vaak, dat een ziekbed een zegenrijke tijd is. Ziekte behoort bij de menselijke natuur. God zei tegen Adam: "stervende zult gij sterven." Sommigen zeggen: "Een christen behoeft niet ziek te zijn. Deze stelling als algemene waarheid is niet in overeenstemming met Gods Woord. Ook de Here Jezus heeft ziekte gekend (zie bijvoorbeeld Jes. 53). Alleen tijdens de verkondiging van het Koninkrijk der Hemelen, dat is tijdens de omwandeling van de Here Jezus op aarde, en daarna in de Handelingenperiode, hadden met name de twaalf apostelen, en ook de apostel Paulus, de opdracht om allen te genezen. Het is dan in feite een kracht van de toekomende eeuw (van vrede en gerechtigheid). Sinds de uiteindelijke verwerping van het Koninkrijk door Israël aan het einde van de Handelingenperiode, is deze prediking opgehouden. God heeft nu andere prioriteiten. In deze tijd worden niet allen genezen. Er worden wel mensen genezen, en er mag ook voor gebeden worden (vgl. vs. 5), maar er is geen opdracht of belofte dat God altijd verhoort. Bovendien blijft het "stervende zult gij sterven" in meer en mindere mate gelden gedurende deze eerste schepping, die aan de vruchteloosheid onderworpen is (Rom. 8). Maar: we weten ook dat alle dingen medewerken ten goede!
Er is nog zo'n periode met wonderen geweest: tijdens de uittocht uit Egypte en de reis naar het beloofde land. We lezen in de Schrift dat ook de satan vóór de uittocht wonderen deed! Daarom moeten we er ook nu rekening mee houden, dat de satan mensen kan genezen. De zaak ligt dus gevoelig.
Het bijzondere van de hier behandelde tekst is dat God steunt in de ziekte. Een rijke boodschap dus, juist als men ziek is. Ook hierin laat God Zijn liefde zien. Het is echter goed om met betrekking tot genezing het initiatief bij God te laten, want dat ligt nu bij Hem. Wel mogen wij moeite en verdriet in Zijn hand leggen (Ps. 10:14), en we behoeven ook niet bezorgd te zijn. Filippenzen 4:6 zegt: "Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God." Ook genezing mag dus een wens zijn.
Het is goed om in dit verband stil te staan bij Paulus' woorden in 2 Korintiërs 4:7-18. Hij ziet daarbij niet naar het zichtbare, bijvoorbeeld de lichte last der verdrukking (waartoe ook de ziekte behoort, die soms ook niet licht genoemd kan worden), of genezing (behoort ook tot de zichtbare dingen), maar op het onzichtbare. Paulus zegt dit, hoewel hij kon genezen (hij had ook de opdracht daartoe) en dat ook deed (bijv. Hand. 28:8 en 9).

Ziekte en zonde

Vers 5: "Ik zeide: HERE, wees mij genadig, genees mij, want tegen U heb ik gezondigd."
Hier wordt ziekte in verband gebracht met zonde! Behalve dat ziekte deel uit maakt van het menselijk elven en sterven, behoort ziekte ook tot de vloek, die Israël - naast de zegen - is voorgehouden. We vinden dat terug in Psalm 32:3-5 en ook in Psalm 6:2 en 3, waar geschreven staat: "O HERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid. Wees mij genadig, HERE, want ik kwijn weg; genees mij, HERE, want mijn gebeente is verschrikt." Zonde moest dus "om gezondheidsredenen"(!) beleden worden. Ook bij de wonderen en tekenen van Christus wordt een aantal malen het verband gelegd tussen zonde en ziekte, oftewel vergeving en genezing. Het is dan toch niet verwonderlijk dat de Here Jezus ziek was van onze zonden, die Hij op Zich genomen heeft. Zelf heeft Hij evenwel niet gezondigd, want Hij was uit God geboren en kon dus niet zondigen. Als hier staat "want tegen U heb ik gezondigd", moet dat dus op Israël slaan en kan dat niet over de Here Jezus gaan.
Ook Jakobus 5:15 en 16 staat in verband met zonde, ziekte, vergeving en genezing! We bevinden ons hier op Joodse grond, zoals de aanhef van de brief van Jakobus ook zegt, als prediking en komst van het Koninkrijk der hemelen weer actueel zijn.

Vijandschap

Vers 6: "Mijn vijanden spreken boosaardig over mij: wanneer sterft hij, en zal zijn naam vergaan?"
Wat de vijanden zeggen, lezen we bijvoorbeeld in Psalm 22:8 en 9: "Allen die mij zien bespotten mij, zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd: wentel het op de HERE - laat Die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers een welgevallen aan hem?" Zij spreken boosaardig. Dat wil zeggen dat zij spottend de waarheid zeggen, maar het tegenovergestelde bedoelen. Ze meenden zelfs dat hij (Hij) van de duivel bezeten was. Daarom ook verwachtten zij, dat hij (Hij) sterft, en dat zijn (Zijn) naam zal vergaan. Zie bijvoorbeeld Job 18:5a en 17: "Toch zal het licht der goddelozen uitgeblust worden (...) Zijn nagedachtenis vergaat van de aardbodem, zijn naam wordt op straat niet gehoord." En Job 20:7b, dat over dezelfde goddelozen gaat: "... wie hem gezien hebben, zeggen: Waar is hij?"

Vals getuigenis

Vers 7: "Komt iemand mij bezoeken, hij spreekt valsheid, zijn hart verzamelt boosheid, hij gaat het op straat vertellen."
Bij lezing van deze tekst zou je kunnen denken aan een journalist van een boulevardblad! Er is niets nieuws onder de zon! Het gaat echter dieper. Het is immers een Messiaanse psalm, dus gaat het in eerste instantie over de Here Jezus Christus. Op twee plaatsen in Lucas vinden we deze tekst terug. Lucas 11:53 en 54: "En toen Hij van die plaats vertrok, begonnen de schriftgeleerden en de Farizeeën Hem heftig aan te vallen en Hem uit te vragen over vele dingen, Hem een strik spannende om Hem te vangen in iets, dat Hij Zich zou laten ontvallen". En Lucas 20:20, vermeldt: "En om Hem na te gaan zonden zij spionnen uit, die zich voordeden als vrome mensen, om Hem op een woord te vatten, teneinde Hem te kunnen overleveren aan het gezag en de beschikking van de stadhouder."
Iets dergelijks vinden we ook met betrekking tot Israël in de grote verdrukking: "Help toch, HERE, want er zijn geen vromen meer; ja, de getrouwen zijn schaars onder de mensenkinderen. Zij spreken valsheid tegen elkander, zij spreken dubbelhartig, met gladde lippen." (Ps.12:2 en 3) Het is wonderlijk om deze dingen zo haarscherp in het Woord te vinden! Maar dezelfde psalm zegt dan ook in vers 7: "De woorden des HEREN zijn zuivere woorden, gedegen zilver, in een smeltoven in de aarde, zevenvoudig gelouterd."
In Micha 7:1-13 lezen we: "De dag uwer wachters, uw bezoeking, komt! Dan zal er voor hen ontzetting wezen. Vertrouwt de metgezel niet, verlaat u niet op de vriend; behoedt de deuren van uw mond voor haar die aan uw boezem ligt." (vs. 4b en 5) In het Hebreeuwse woord vertaald met 'bezoeking' zit ook de betekenis toezicht. Ook in onze taal verstaan we onder 'bezoeken' kijken / nagaan hoe het met iemand gaat.
In Psalm 41:5b komen haatgevoelens naar voren, die we bijvoorbeeld ook bij Jeremia vinden: "Want ik heb gehoord het gemompel van velen - schrik van rondom! -: brengt iets aan, opdat wij hem aanbrengen. Alle lieden met wie ik bevriend ben, loeren op mijn val: wellicht zal hij zich laten verlokken, zodat wij hem overmogen en wraak op hem kunnen nemen." (Jer. 20:10)
Ten slotte zegt Paulus: "... telkens op reis, in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar door volksgenoten, in gevaar door heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders." (2 Kor. 11:26)

Meer artikelen in de serie "Psalm 41":

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'