Dit heil Gods

Dit heil Gods

Deze woorden zijn genomen uit - wat door velen, ook door schrijver dezes - genoemd wordt, de slotconclusie van het boek Handelingen. U vindt ze in Handelingen 28:28.

Waar de één grote nadruk op dit vers legt als een 'stelling die staat', als 'een mijlpaal' of zelfs als een 'grens', zeggen anderen: 'Och, het heil Gods is al zo vaak naar de heidenen gegaan in het boek Handelingen (denk bijvoorbeeld aan de plaatsen Antiochië en Korinte), dus om aan zo'n tekst zoveel op te hangen...?!' Neemt Handelingen 28:28 nu een speciale plaats in binnen het voortschrijden van Gods plan of niet? En zegt de tekst nu iets bijzonders, zoals vaak beweerd is, of niet?

Iets van de achtergrond van Handelingen 28:28

Voor we wat meer ingaan op deze vragen, eerst nog iets over Handelingen 28. Wat is de context van vers 28?
Of we het nu willen of niet, Handelingen 28 is het laatste hoofdstuk van het boek Handelingen. Nu zal dit door de meesten van ons niet meteen een nieuwe openbaring zijn. Toch is het belangrijk dit eens op te merken!
De beschrijving van Paulus' bediening in het boek Handelingen komt in hoofdstuk 28 tot een afronding. Daarbij is vers 28 de laatste, in dit boek op schrift gestelde, uitspraak van de apostel. Hoewel vers 29 niet in alle griekse handschriften voorkomt, is dit vers als vervolg op vers 28 heel typerend: "En nadat hij dit gezegd had, gingen de Joden al redetwistende heen..."
Hierdoor worden aan het einde van Handelingen twee gebeurtenissen (of eigenlijk: bewegingen) beschreven: het heil Gods gaat heen en de Joden gingen heen.
Feitelijk zijn beiden op dezelfde plaats terechtgekomen, namelijk: onder de heidenen.

Alles wat in Paulus' bediening voorafgaat aan de uitspraak van Handelingen 28:28, vinden we beschreven in het boek Handelingen (vanzelfsprekend), maar ook in de brieven, die hij gedurende die tijd schreef.
Eén van die brieven is de Romeinenbrief, waar in hoofdstuk 11:13, 14 een prachtige omschrijving staat van Paulus' taak vóór de uitspraak in Handelingen 28:
"Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees mocht opwekken, en enigen uit hen behouden".
In Romeinen 11:11 gaat het over 'het heil' dat tot de heidenen gekomen is, om hen (Israël) tot naijver op te wekken. Nadat aanvankelijk de Twaalven een tijdlang aan 'inwendige zending' hadden gedaan, overeenkomstig de woorden van Handelingen 1:8, komt in Handelingen 9 het moment, waarop de apostel Paulus 'gegrepen' wordt door Christus, waarna zijn loopbaan begint.
In alle plaatsen waar hij kwam, zocht hij eerst joodse mensen op, om tot hen te prediken. Waar deze prediking door de joodse gemeenschappen afgewezen werd, wendde Paulus zich tot de heidenen. We zien dit bijvoorbeeld in Antiochië (zie Hand.13). In vers 46 staat: "Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen”.
In vers 47 vervolgt Paulus dan met de belangrijke uitspraak: "Want zo heeft de Here ons geboden: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij tot heil zoudt zijn tot aan het uiterste der aarde".
Hier vinden we het woord 'heil' weer terug, maar ook 'tot aan het uiterste der aarde' (zie opnieuw Hand.1:8).

Handelingen 13:47 toont ons in ieder geval drie dingen:

  1. Paulus staat in de bediening, die al door de Here voorzegd is in Handelingen 1:8.
  2. Zijn taak als zodanig wordt reeds in de profetieën beschreven. Hij haalt immers de tekst uit één van de profetieën, notabene die aangaande de knecht des HEREN, aan (Jes.49:6). Met die tekst heeft de Here hem en de zijnen iets geboden, een opdracht gegeven.
  3. De Handelingen-periode is een tijd, waarin profetieën aangaande Gods handelen met Israël in vervulling gaan.

Het 'gaan tot de heidenen' staat dus volledig in de lijn van het profetische handelen van God met Israël. Dit laat Romeinen 11:11-14 ook duidelijk zien: De heerlijkheid van Paulus' bediening (het opwekken van naijver bij het volk, opdat enigen uit hen behouden worden), is een vervulling van de profetie! Zie Deuteronomium 32: "Daarom zal Ik hen tot naijver verwekken door wat geen natie is, door een dwaas volk zal Ik hen krenken" (vs.21b). Gedurende de Handelingen-tijd deed God dat door middel van de apostel Paulus. (Het is overigens God Zelf, Die tot naijver verwekt, niet gelovigen! Zij zijn slechts het middel).

In Handelingen vinden we nog steeds de tijd, waarin God Israël ziet als 'Ammi' (= Mijn volk). Het was de tijd van 'eerst de Jood en ook de Griek'. De tijd waarin Joden, maar ook heidenen ingevoegd werden in het, in de profetie genoemde, 'Ammi' (zie bijvoorbeeld: Rom.9:24-26 en 1 Petr.2:10).
De tijd waarin God een volk voor Zijn Naam uit de heidenen vergaderde (Hand.15:14), en hen behandelde als Ammi, om Zijn andere Ammi tot jaloersheid te verwekken. Dit alles zolang het 'heil Gods' nog niet naar de heidenen gezonden was...

Met Handelingen 28:30, 31 eindigt de 'geschiedschrijving' van Lucas, wiens historisch verslag begon in Lucas 1:1, vrij abrupt. Uiterst summier wordt de periode van twee jaren genoemd. Gedurende deze tijd predikte Paulus en gaf onderricht met alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering.
In de brieven, die Paulus in deze twee jaren en daarna schreef, vinden we de betekenis van 'dit heil Gods is aan de heidenen gezonden' uitgewerkt in de openbaring van het geheimenis aangaande het Lichaam van Christus. Het heilsgeheim, dat aan Christus in Zijn positie als Hoofd boven al wat is, een Lichaam verbonden is in diezelfde positie, wordt bekendgemaakt.

Het zij u dan bekend...

Met de woorden 'het zij u dan bekend' luidt de apostel zijn uitspraak in Handelingen 28 in. Wanneer we de verschillende keren, dat Paulus op een wat 'officiële' manier verklaart, dat het heil naar de heidenen gaat, optellen, komen we in totaal op drie keren. Drie keer vindt er zo'n overgang, vergezeld gaande van een nadrukkelijke verklaring van Paulus, plaats. In Antiochië (Hand.13:46), Korinte (Hand.18:6) en in Rome (Hand.28:28). Zo wordt het volk driemaal, zij het op verschillende plaatsen, door Paulus gewaarschuwd. Bij de derde keer was - volgens goed Bijbels gebruik - de maat vol! Want: "op de verklaring van twee getuigen of drie zal iedere zaak vaststaan", zegt het Woord.
Zo'n Schriftwoord erbij halen lijkt misschien wat vergezocht, maar als Paulus op het punt staat voor de derde maal naar de Korintiërs te gaan, gebruikt hij het op deze zelfde wijze en zegt: "op de verklaring van twee getuigen of drie zal iedere zaak vaststaan". Met die 'twee getuigen of drie' bedoelde hij alleen zichzelf (zie 2 Kor.13:1-3).

In Rome stond de zaak van de verwerping van 'dit heil Gods' door de Joden vast. Het was een feit. Zolang 'dit heil Gods' zich nog (in de eerste plaats) onder de Joden bevond, was het volk: Ammi. Maar in Rome was het zover: "de Joden gingen al redetwistende heen..." Israël was - ondanks de dienst van Paulus - niet naijverig of jaloers geworden.

Dit heil Gods

Het zal u zijn opgevallen dat zowel in Handelingen 13: 47 als in Romeinen 11: 11 gesproken wordt over 'heil', dat tot de heidenen gezonden wordt c.q. gekomen is. Gemakkelijk zou de conclusie nu kunnen luiden: "Zie je wel: Handelingen 28: 28 zegt eigenlijk niets bijzonders!"
Dat dit vers wel degelijk 'iets bijzonders' zegt, is al in het voorgaande naar voren gekomen. Daar komt nog iets bij!
Het woord 'heil' in Handelingen 28:28 is weliswaar nauw verwant met 'heil' in de andere aangehaalde schriftplaatsen, toch is er enig verschil. Voor de woorden heil, behoudenis, redding, zaligheid, wordt over het algemeen het griekse 'sooteeria' gebruikt. Dit is een vrouwelijk woord en komt 45 keer voor en wordt door bijna alle Nieuwtestamentische Bijbelschrijvers gebruikt (zo ook in Hand.13: 47 en Rom .11: 11). In Handelingen 28: 28 staat voor 'heil' het griekse 'sooteerion'. Dit is een onzijdig woord en komt slechts 4 keer voor (Lucas gebruikt het driemaal, Paulus éénmaal, in Efe.6:17).

Lucas gebruikt aan het begin van zijn historisch verslag dit (onzijdige) woord heil, in Lucas 2. Daar wordt de oude Simeon beschreven, die door de Heilige Geest een godsspraak ontvangen had, dat hij nog - eer hij zou sterven - de Christus des HEREN zou zien. Zo verwachtte hij de vertroosting van Israël. Simeon wordt door de Geest in de tempel geleid (vs.25-27). Onze Heiland, de Christus des HEREN, de vertroosting van Israël, was op dat moment een kind van circa veertig dagen oud. Hij neemt het Kind in zijn armen en zegt:
"Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw Woord, want mijn ogen hebben Uw Heil gezien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor Uw volk Israël" (vs.29-32; vgl. Jes.49:6).

Toen Simeon dat kindje in zijn armen zag, zei hij: "... mijn ogen hebben Uw Heil gezien..." Johannes de Doper zegt in Lucas 3: "... alle vlees zal het heil Gods zien" (vs.6), waarbij hij Jesaja aanhaalt.
Aan het einde van zijn geschiedschrijving tekent Lucas dan de woorden op uit de mond van de apostel Paulus: "... dit Heil (dit is dus voor het eerst in het boek Handelingen dat dit woord gebruikt wordt) Gods is aan de heidenen gezonden; die zullen dan ook horen!" Zij zullen horen, zoals 'Simeon' betekent: 'horende'... De heidenen waaronder de Joden ook terecht gekomen zijn, zullen horen.

De heidenen tot wie later door Paulus gezegd wordt: “Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid" (Kol.1:27).

Met dit artikel is natuurlijk nog lang niet alles gezegd, maar één ding is wel duidelijk(er) geworden: Handelingen 28:28 is belangrijker dan de meesten van ons denken!

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'