Het Oude en Nieuwe Verbond - Het Oude en Nieuwe Verbond (2)

Het Oude en Nieuwe Verbond

Het Oude en Nieuwe Verbond (2)

In de sluiting van het Oude Verbond –met de bijbehorende heerlijkheid van God, Zijn grote genade en barmhartigheid– zien we een afspiegeling, een schaduw, van de sluiting van het Nieuwe Verbond. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat God deze verbonden niet sluit met de Gemeente, het Lichaam van Christus, maar met het volk Israël, zoals de Bijbel ook zegt in Romeinen 9, vers 4: “… hunner (= Israël) zijn de verbonden …”

De beginwoorden van God in de geschiedenis van de verbondssluiting waren: “Gij hebt gezien, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen gedragen en tot Mij gebracht heb” (Exod. 19:4). Zie ook Openbaring 12, vers 14: “En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven om naar de woestijn te vliegen…” God begint met een liefdesverklaring, en verwijst ook naar Zijn daden, die getuigen van Zijn liefde. Nu, in deze tijd waarin God buiten Israël als volk om werkt, is dat ook zo. Paulus zegt (2 Kor. 5:19) “…dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was (het is geschied!), door hun hun overtredingen niet toe te rekenen…” Ook Johannes (1 Joh. 1:2) zegt: “…en Hij is een verzoening voor onze (Israël) zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.” In 2 Korintiërs 5:20 zegt Paulus: “… in de naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen.” Bij God zijn geen beletselen meer; we staan als het ware voor open doel. En als wij dan tot God genaderd zijn, zegt Paulus: “…gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.” Dan zijn we genaderd, zelfs tot ín God. Dichterbij kan niet. Dit is: overweldigende rijkdom van genade.

De wet komt erbij

We keren terug tot de loop der gebeurtenissen. Toen de HERE neergedaald was op de berg, riep Hij Mozes naar de bergtop (Ex. 19:20). Vervolgens kwam het gesprek over het naderen. Daarna zegt God tot Mozes (Ex. 19:24) “Ga, daal af en klim met Aäron naar boven, maar de priesters en het volk mogen niet opklimmen (naderen).” Vervolgens zien we dat in vers 25 gebeuren: “Toen daalde Mozes af tot het volk en zeide het hun.” Dan volgt er een soort intermezzo in Exodus 20:1-21 in verband met de Tien Geboden en een nabeschouwing van het niet naderen van het volk tot God. De draad wordt weer opgepakt in Exodus 20:22: “Toen zeide de HERE tot Mozes: Zó zult gij zeggen tot de Israëlieten: gij hebt gezien, dat Ik van de hemel met u gesproken heb.” Daarna volgt de inhoud daarvan. Dit gaat door tot Exodus 24. Daar gaan dan de gebeurtenissen met betrekking tot de sluiting van het Verbond weer verder. In dat intermezzo van hoofdstuk 20 lezen we dan dat God toen, in die situatie, de Tien Geboden sprak. Er staat niet zozeer vermeld in het verloop van de gebeurtenissen op welk moment God precies gesproken heeft. Paulus drukt dat als volgt uit in Romeinen 5:20,21: “Maar de wet is erbij gekomen, zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig geworden, opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here.” Paulus zegt in Romeinen 3:20 ook over de functie van de wet: “de wet doet zonde kennen.” De wet is dus geen doel om na te streven, wel een norm, de hoogste zelfs: Gods norm, maar onbereikbaar voor de natuurlijke mens. Het doel is dat de genade zou heersen door Jezus Christus, onze Here.
Hoe gezegend zal een volk zijn dat genaderd is tot God, en waarin niemand doodslaat, niemand echtbreekt, niemand steelt, niemand liegt, en waarin geen afgunst is! Vooral in deze tijd moet dit tot de verbeelding spreken. Het moet heerlijk zijn om in zo’n samenleving te leven: zonder grendels of sloten, zonder gevangenissen … Onmogelijk bij mensen, mogelijk bij God, echter niet in deze eeuw, maar in de toekomende, die begint bij de wederkomst van Christus.

Na de Tien Geboden wordt in Exodus 20:18-21 nogmaals vastgelegd dat het volk van verre bleef staan, ondanks dat Mozes zegt: “Vreest niet, want God is gekomen om u op de proef te stellen, en opdat er vrees voor Hem over u kome, dat gij niet zondigt.”

Alleen de middelaar nadert tot God

Dan staat er in Exodus 20:21: “Het volk nu bleef van verre staan, maar Mozes naderde tot de donkerheid waarin God was.” God, Die een Verbond wil sluiten met zijn volk, en alleen Mozes, de middelaar nadert! Mozes was hierin alleen, maar ook Christus, bij de sluiting van het Nieuwe Verbond, was alleen in het naderen tot God, in het gemeenschap hebben met Zijn hemelse Vader. We zullen enige teksten citeren waaruit dat blijkt.
Mattheüs 8:19,20. “Er kwam een schriftgeleerde tot Hem en zeide: Meester ik zal u volgen, waar Gij ook heen gaat. En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen.” Er was geen huis waar Hij thuis was, en gemeenschap kon hebben over de dingen die Hem na aan het hart lagen. Het huis van Zijn Vader hadden zij tot een rovershol gemaakt (Matt. 21:13).
Mattheüs 13:12-14. “Want wie heeft, die zal gegeven worden en hij zal overvloed hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft zal hem ontnomen worden. Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken.” Ook toen hoorde en zag het volk niet. Als we vragen: wat hééft diegene dan, aan wie het gegeven zal worden, dan is het antwoord: geloof. Er is altijd een gelovig overblijfsel: “Maar uw ogen zijn zalig omdat zij zien, en uw oren omdat zij horen” (Matt. 13:16).
Mattheüs 14:23. “En toen Hij de scharen weggezonden had, ging Hij de berg op om in de eenzaamheid te bidden.” In de andere evangeliën kunnen we ook dergelijke citaten vinden, zoals Johannes 6:66-69.
Tot slot Mattheüs 26:40, in Gethsémané: “En Hij kwam bij zijn discipelen en vond hen slapende, en Hij zeide tot Petrus: waart gijlieden zó weinig bij machte één uur met Mij te waken?”

God gaat evenwel door met Mozes te spreken, de genade wint!
In de volgende hoofdstukken van Exodus ontvangt Mozes voorschriften voor de eredienst en regels voor de samenleving, de verhouding tot God en de medemens. Aan het einde hiervan zegt God ook weer wat Hij zal gaan doen. We citeren Exodus 23:20-22: “Zie, Ik zend een engel vóór uw aangezicht, om u te bewaren op de weg en om u te brengen naar de plaats, die Ik bereid heb. Neem u voor Hem in acht en luister naar Hem, wees tegen Hem niet wederspannig, want Hij zal uw overtreding niet vergeven, want Mijn naam is in Hem. Maar indien gij aandachtig naar Hem luistert, en alles doet, wat Ik zeg, zal Ik uw vijanden vijandig bejegenen, en benauwen die u benauwen.”
Het is een bijzondere Engel. Ik ben geneigd om het woord Engel met een hoofdletter te schrijven, zoals de Statenvertaling ook doet. Hij treedt in de plaats van God Zelf. Wat God gezegd had dat Hij zou doen, zal de Engel gaan doen. Israël moest naar Hem luisteren, en niet weerspannig zijn, want “Hij zal uw overtredingen niet vergeven, want Mijn naam is in Hem.” Een engel waarin de naam van God is, Ik ben, Die Ik ben, is natuurlijk DE Engel des HEREN: Christus, de Zoon. We ontdekken hier dus dat Hij bij de sluiting van het Oude Verbond wezenlijk betrokken is. Daarom mogen we daarin ook een afspiegeling, een schaduwbeeld, van het Nieuwe Verbond zien, of, met andere woorden een type, een vorm van profetie. Dit is ook een aanwijzing van de diepgang van het Woord van God. Dus ook, dat wij goed moeten zoeken om te vinden wat God er in gelegd heeft.
Is Christus als mens Zijn volk niet voorgegaan in luisteren en naderen tot God bij de sluiting van het Nieuwe Verbond? Als we nagaan wat Hij gezegd heeft hierover, hoe Hij niets gezegd heeft wat Zijn hemelse Vader niet eerst gezegd had, hoe Hij dus absoluut niet buiten het Woord van God ging, hoe Hij tot Zijn Vader naderde, in de nachtelijke uren, dan moeten we erkennen dat we heel ver achterblijven. Hij was inderdaad de Voleinder van het geloof.
Bij Zijn tweede komst in heerlijkheid zal Hij het dan luisterende en naderende (gelovende) volk in het land brengen voor Zijn aangezicht. Zou Hij dan geen recht hebben hun Koning te zijn? Zijn tweede komst is ook in gerechtigheid: wees tegen Hem niet weerspannig, want Hij zal uw overtredingen niet vergeven. Kus de Zoon, opdat Hij niet toorne, Psalm 2. In de bergrede heeft Hij ook uitleg gegeven over de wet: “Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied” (Matt. 5:17,18).
Deze Engel zou hen voorgaan naar het beloofde land en de vijanden vernietigen. Een beginsel van oordeel voor de wereld en zijn afgoden. Israël mocht zich niet neerbuigen voor hun goden, maar moest hen volkomen vernielen (vs. 23-24). In vers 25 en 26 staat dan: “Maar gij zult de HERE, uw God dienen; dan zal Hij uw brood en uw water zegenen, en Ik zal ziekte uit uw midden verwijderen. Geen vrouw in uw land zal een misgeboorte hebben of onvruchtbaar zijn. Het getal uwer dagen zal Ik volmaken.” Let wel: dit wordt gezegd tot Israël. Dit zijn duidelijk aardse zegeningen. Zegeningen die in verband staan met het Koninkrijk dat in de toekomst op aarde openbaar zal worden. Als wij ons daar nú in deze tijd naar uitstrekken, en bijvoorbeeld zeggen dat een christen niet ziek hoeft te zijn, gaan we dan niet voorbij aan Gods plan? God heeft ons nu, als hemelburgers, gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemel!
Het laatste gedeelte van Exodus 23:27-33 kunnen we ook weer zien als profetie van hoe het zal gaan bij de tweede komst van Christus.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'