Opgenomen in heerlijkheid

Opgenomen in heerlijkheid

"En buiten alle twijfel, groot is het geheimenis van de godsvrucht: God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in de Geest, is verschenen aan de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid" (1 Tim. 3:16).

Van lijden naar heerlijkheid
Wat meteen opvalt, is dat deze tekst bestaat uit zes punten die met de aardse bediening van de Heere Jezus te maken hebben. Het eerste luidt (lett.): 'God (of Die) is verschenen in vlees' en het laatste punt is: 'werd opgenomen in heerlijkheid'. Zijn komst in het vlees was om te lijden. Maar het gaat van lijden naar heerlijkheid en deze opsomming eindigt dan ook met heerlijkheid.
Er zijn acht teksten in het Nieuwe Testament waarin de woorden 'lijden' en 'heerlijkheid' staan. Van die acht gaan er vier over de Heere Jezus en vier over gelovigen.
Een voorbeeld dat betrekking heeft op de Heere Jezus vinden we in de geschiedenis in Lukas 24:13-35 die zich afspeelt op de dag waarop de Heere Jezus is opgestaan. Op die eerste dag van de week wandelen twee discipelen (mogelijk een echtpaar, vgl. Joh. 19:25) naar Emmaüs. Ze hadden het met elkaar over wat er in die dagen was gebeurd in Jeruzalem. Op een gegeven moment voegt de opgestane Heer Zich bij hen en wandelt met hen mee. Vers 16 zegt dat hun ogen gesloten werden gehouden, zodat zij Hem niet herkenden. De Heere vraagt waar ze het over hebben. Ze zeggen: Weet u dat dan niet? Maar Hij vraagt: Wat dan? De Heere was nota bene Zelf letterlijk het 'Lijdend Voorwerp' van wat er plaatsgevonden had en toch vraagt Hij waar ze het over hebben: "Welke dan?" (vs. 19). Ze beginnen te vertellen over Jezus van Nazareth, machtig in woord en werken. Dat Hij door de leiders van het volk overgeleverd, gekruisigd en gedood was. Maar ook dat er vrouwen waren die diezelfde ochtend hadden gezegd dat Hij was opgestaan. Terwijl ze dit allemaal aan de Heere Jezus vertellen, herkennen ze Hem dus niet. Daarop zegt Hij tegen hen: "O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? En Hij begon bij Mozes en al de profeten en legde hun uit wat in al de Schriften over Hem geschreven was" (vs. 25-27). Vers 26 bevat de woorden 'lijden' en 'heerlijkheid'.

Paulus gebruikt deze woorden ook, in Romeinen 8:18, waar hij schrijft vanuit zijn rotsvaste vertrouwen: "... ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden". Dit is voor ons als gelovigen een mooi houvast. Al hebben wij nog niet veel te klagen in ons deel van de wereld, toch leven we in een wereld die niet volmaakt is en gekenmerkt wordt door lijden. Het lijden dat ons overkomt - en dat letterlijk omschreven kan worden als het lijden van het 'nu tijdstip' - weegt niet op tegen de heerlijkheid waar we naar uitzien. De wereld in het algemeen is een tranendal, maar zal deel krijgen aan de heerlijkheid, wanneer Christus zal regeren. Paulus is er in ieder geval van overtuigd dat heerlijkheid datgene is waarop we als gelovigen hopen en hij bemoedigt ons hiermee.

In zowel Hebreeën 2:9 als in 2:10 staan de woorden 'lijden' en 'heerlijkheid': "... maar wij zien Jezus met heerlijkheid en eer gekroond, Die voor korte tijd minder dan de engelen geworden was, vanwege het lijden van de dood, opdat Hij door de genade van God voor allen de dood zou proeven. Want het paste Hem, om Wie alle dingen zijn en door Wie alle dingen zijn, dat Hij, om veel kinderen (= zonen) tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman van hun zaligheid door lijden zou heiligen".

Tot slot wil ik nog als voorbeeld wijzen op de woorden in 1 Petrus 1:

  • 8 "Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem toch lief. Hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde,
  • 9 en verkrijgt u het einddoel van uw geloof, namelijk de zaligheid van uw zielen.
  • 10 Naar deze zaligheid hebben de profeten, die geprofeteerd hebben over de genade die aan u bewezen is, gezocht en gespeurd.
  • 11 Zij onderzochten op welke en wat voor tijd de Geest van Christus, Die in hen was, doelde, toen Hij tevoren getuigde van het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna".

Het laatste vers is indrukwekkend! De Geest van Christus doelde in de profeten op het verlossingswerk van de Heere Jezus Christus, zodat al eeuwen bekend was wat er met Hem zou gebeuren. Sta hier even bij stil! Christus voorzegde door Zijn Geest het lijden dat Hij Zelf zou ondergaan. Maar ook in Zijn geval ging het van lijden naar heerlijkheid.

De historische achtergrond van de hemelvaart
Wanneer Paulus in 1 Timotheüs 3 schrijft dat Christus is opgenomen in heerlijkheid, verwijst hij daar niet naar een bepaalde beeldspraak, maar naar een historisch moment in de tijd. We nemen God serieus, dus nemen we ook het Woord serieus en letterlijk. "De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God, maar zij gingen overal heen om te prediken, en de Heere werkte mee en bevestigde het Woord door de tekenen die erop volgden. Amen" (Mark. 16:19 en 20). Markus schrijft: "opgenomen in de hemel"; Paulus: "opgenomen in heerlijkheid". Hemel en heerlijkheid hebben dus met elkaar te maken. "Hij leidde hen naar buiten tot bij Bethanië. En Hij hief Zijn handen op en zegende hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel" (Luk. 24:50 en 51). Het oorspronkelijke woord voor 'opnemen' dat hier gebruikt wordt, is overigens bij uitzondering een ander woord dan wat in de overige teksten staat, waar het over 'opnemen' gaat. 'Opnemen' in Lukas 24:51 wordt ook gebruikt voor 'offeren' of 'opheffen'. Je zou kunnen zeggen dat de 'ten hemel opneming' van de Heere Jezus een opheffing als offer was.
De aardse bediening van de Heere Jezus eindigde bij Bethanië, op de helling van de Olijfberg. 'Bethanië' betekent: huis van ellende. Het was dus de laatste plaats waar de Heere was, voordat Hij naar de hemel - het huis van God, Bethel - ging. Vers 52 vermeldt dat de discipelen met grote blijdschap teruggingen naar Jeruzalem. Je zou wellicht verwachten dat ze juist bedroefd waren, maar toch wordt dat hier niet gezegd. Het begin van het boek Handelingen overlapt deze laatste woorden uit het Lukasevangelie. In Handelingen 1 lezen we namelijk dat de Heere Jezus na veertig dagen werd opgenomen "terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. En toen zij, terwijl Hij van hen wegging, hun ogen naar de hemel gericht hielden, zie, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, die ook zeiden: Galilese mannen, waarom staat u omhoog te kijken naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan" (Hand. 1:9-11). De discipelen konden dus blij zijn, omdat ze hoorden dat de Heere weer terug zou komen.
Met de woorden van deze twee mannen werd de hoop op de wederkomst gewekt en konden ze met blijdschap uitzien naar die komst. Zoals de hemelvaart letterlijk en historisch gebeurd is, zo zal de wederkomst dat ook zijn. Hij zal op de Olijfberg terugkeren (Zach. 14:4). Hij zal komen op de wolken van de hemel (Matt. 26:64). Hij vertrok en liet een gelovig overblijfsel van Israël achter en wanneer Hij terugkomt, komt Hij in de eerste plaats naar een gelovig overblijfsel.

Petrus legt het traject naar de wederkomst uit
In Handelingen 2 wordt de (eerste) uitstorting van heilige geest beschreven. Deze vindt plaats op een groep van ongeveer honderdtwintig mensen (Hand. 1:15) en ze beginnen te spreken in de talen van het geboorteland van de mensen die op dat moment in Jeruzalem woonden: "Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn (...) en hoe kunnen wij hen dan horen, eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?" (Hand. 2:5 en 8). Degenen op wie de geest was uitgestort, spraken al die verschillende talen door elkaar, waardoor sommige toehoorders dachten dat ze dronken waren. Maar dan zegt Petrus het volgende:

  • 15 "... deze mensen zijn namelijk niet dronken, zoals u vermoedt, want het is pas het derde uur van de dag.
  • 16 Maar dit is wat gesproken is door de profeet Joël:
  • 17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen zullen dromen dromen.
  • 18 En ook op Mijn dienaren en op Mijn dienaressen zal Ik in die dagen van Mijn geest uitstorten en zij zullen profeteren.
  • 19 En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed, vuur en rookwalm.
  • 20 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en ontzagwekkende dag van de Heere komt".

Petrus haalt hier de profeet Joël aan, waarbij hij niet zegt dat de profetie van Joël werd vervuld, maar dat deze gebeurtenissen ermee overeenstemmen. Tussen hemelvaart en wederkomst (zie Hand. 1:11) moet dus nog het een en ander gebeuren en Petrus geeft aan de hand van Joëls woorden de volgorde van die gebeurtenissen weer.
Eerst zal geest uitgestort worden met alle gevolgen van dien (vs. 17 en 18). Daarna zullen er wonderen zijn in de hemel en tekenen op de aarde. In het boek Openbaring lezen we hierover in de beschrijving van wat er tijdens de laatste jaarweek - en dan met name in de tijd van grote verdrukking voor Israël - zal plaatsvinden. De Heere Jezus vertelde al: "En meteen na de verdrukking (= de tijd met de tekenen en wonderen) van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden" (Matt. 24:29). In Handelingen 2:20 beschrijft Petrus vervolgens dat na de tekenen aan zon en maan, de grote en ontzagwekkende dag van de Heere komt: de wederkomst van Christus. Na een periode van 6000 jaar van menselijk kunnen, komt de dag van de Heere. Daarna breekt er voor de aarde heerlijkheid aan en komt er een eind aan het lijden van nu.

De betekenis van de hemelvaart voor Israël
Wanneer de Heere terugkeert, is dat in de eerste plaats voor Israël. In Handelingen 3 lezen we over een kreupele man die bij de tempel zit. Hij mag de tempel niet in, omdat hem wat mankeert. De Heere Jezus had eerder al de tempel gereinigd van alle kooplui en dergelijke, die blijkbaar wél de tempel in mochten met hun handel, maar deze man mocht dat niet.
Wanneer Petrus en Johannes 's middags de tempel ingaan, kunnen ze de man geen goud of zilver geven. Wat ze wel kunnen, in de kracht van de Heere, is hem genezen. Waarna de man lopend en springend de tempel ingaat.

Petrus gebruikt het herstel van deze man als beeld van het herstel van Israël. Door geloof wordt de man genezen. "En Zijn Naam heeft deze man, die u ziet en kent, sterk gemaakt door het geloof in Zijn Naam. En het geloof dat er is door Hem, heeft hem in aanwezigheid van u allen deze volkomen gezondheid gegeven" (Hand. 3:16). Deze man had volkomen gezondheid ontvangen. Het grondwoord voor ‘volkomen gezondheid’ kan ook vertaald worden met 'een compleet erfdeel' of 'een compleet lot'. Het is dus veel meer dan alleen gezondheid. Petrus roept het volk op tot geloof: "Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere, en Hij Jezus Christus zal zenden, Die tevoren aan u verkondigd is. Hem moet de hemel ontvangen tot de tijden waarin alle dingen worden hersteld, waarover God gesproken heeft bij monde van al Zijn heilige profeten door de eeuwen heen" (Hand. 3:19-21). Het gaat hier over tijden van herstel, de wederoprichting van alle dingen (denk aan de volkomen gezondheid van de man). Het volk krijgt een geweldige hoop en die hoop wordt verwezenlijkt op het moment van de terugkeer van de Heere Jezus Christus.

De hemelvaart is vervulling van profetie
In het Oude Testament is er geen tekst te vinden die zo duidelijk spreekt over de hemelvaart van Christus als Psalm 110: "De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten" (vs. 1). We lazen al: "De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God" (Mark. 16:19). Het zitten aan de rechterhand betreft positie en volmacht. Denk aan de geschiedenis van Efraïm en Manasse, die door hun opa Israël gezegend worden. Hij legde zijn handen zodanig op hun hoofden, dat de jongste zoon de zegen van de rechterhand ontving en de oudste die van de linkerhand. Jozef wil ingrijpen, maar Israël zegt dat hij weet wat hij doet (Gen. 48:13-19). De zegen via de rechterhand is de grootste en belangrijkste zegen. Hierdoor werd Efraïm - hoewel de jongste - gesteld tot eerstgeborene. Daarom spreken we over 'Efraïm en Manasse' en niet andersom. Zo hebben we het ook over Jakob en Ezau, terwijl Ezau de oudste was.
Ook David werd, ondanks 7 broers boven hem, tot een eerstgeboren zoon gemaakt (Ps. 89:28). Het zitten aan de rechterhand heeft te maken met de voorrangspositie. Bij het oordeel van de volkeren staan de schapen aan de rechterhand en de bokken aan de linkerhand. "Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld" (Matt. 25:34). De rechterhand is de plek van zegen. 
Betekent één en ander nu dat de Heere letterlijk aan de rechterzijde van God zit? We lezen in Hebreeën 10:11 en 12: "En iedere priester stond wel dagelijks te dienen en bracht vaak dezelfde slachtoffers, die de zonden toch nooit zouden kunnen wegnemen, maar deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God". Tot in eeuwigheid betekent: tot in het toekomende tijdperk dat samenvalt met de dag van de Heere. Zit de Heere Jezus dus tot in de toekomende eeuw aan de rechterzijde van de Vader? Is er dan in de hemel een grote troon met daarop een oude man (de Vader) met daarnaast een iets kleinere troon voor de Zoon? We weten dat Christus het (uiterlijke) "Beeld is van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping" (Kol. 1:15). En dat in Hem "heel de volheid van de Godheid lichamelijk" woont (Kol. 2:9). Er staan niet twee tronen. De rechterhand heeft te maken met de voorrangspositie en het eerstgeboorterecht. De Heere Jezus Christus is gezet boven al wat is. Vergelijk het met een directeur van een bedrijf die iemand heeft die alles voor hem regelt. Deze persoon noemen we dan de 'rechterhand' van de directeur. Dat wil niet zeggen, dat die persoon altijd naast de directeur zit, loopt of zelfs slaapt. De Heere zit aan de rechterhand totdat al Zijn vijanden aan het einde van de toekomende eeuw gemaakt zijn tot een voetbank.
Allen zullen in Adam sterven (inclusief Adam) en allen worden in Christus levend gemaakt (inclusief Christus). "Ieder echter in zijn eigen orde: Christus als Eersteling, daarna wie van Christus zijn, bij Zijn komst. Daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht heeft tenietgedaan. Want Hij moet Koning zijn, totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd" (1 Kor. 15:23-25). De woorden "bij Zijn komst" (vs. 23b) luiden letterlijk: in Zijn aanwezigheid. Deze aanwezigheid heeft betrekking op de toekomende eeuw. Aan het einde daarvan zijn alle vijanden onderworpen. "De laatste vijand die tenietgedaan wordt, is de dood" (1 Kor. 15:26). Het gaat hier om de dood die door Adam kwam (vgl. Rom. 5:12). "Immers, alle dingen heeft Hij aan Zijn voeten onderworpen. Wanneer Hij echter zegt dat aan Hem alle dingen onderworpen zijn, is het duidelijk dat Hij Die Zelf alles aan Hem onderworpen heeft, hiervan is uitgezonderd" (1 Kor. 15:27). Op het moment dat de Vader alles heeft onderworpen aan de Zoon, onderwerpt de Zoon Zich aan de Vader.

Wat het 'opgenomen zijn in heerlijkheid' voor ons betekent
Paulus schrijft over de sterkte van Gods macht, "die Hij gewerkt heeft in Christus, toen Hij Hem uit de doden opwekte en aan Zijn rechterhand zette in de hemelse gewesten" (Efe. 1:20). Christus heeft de voorrangspositie ontvangen. De werking van de sterkte van Zijn macht heeft Hem uit de doden opgewekt en in de hemelse gewesten geplaatst "ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze eeuw (Gr. aioon) maar ook in de komende" (Efe. 1:21). Aan het eind van de komende eeuw is alles aan Christus onderworpen. Het geheimenis van de godsvrucht is een groot (letterlijk: mega) geheimenis (1 Tim. 3:16). De eenwording tussen Christus en Zijn lichaam is het enig andere grote geheimenis (Efe. 5:32). Dat verbindt beide geheimenissen aan elkaar. Wij hebben deel aan Christus. Alles wat ons geschonken wordt, heeft te maken met de positie die Christus nu heeft in heerlijkheid. De betekenis van de hemelvaart voor Israël is de hoop op Zijn wederkomst en voor ons is het dat wij in Hem zijn opgenomen in heerlijkheid. "En Hij heeft alle dingen aan Zijn voeten onderworpen en heeft Hem als Hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is en de vervulling van Hem Die alles in allen vervult" (Efe. 1:22 en 23). Door genade maken wij deel uit van Zijn lichaam. In Efeze 2:6 staat dat God ons mede opgewekt en mede in de hemelse gewesten heeft gezet in Christus Jezus. Wij zijn nu nog op aarde en moeten nog door het lijden heen en toch zijn wij nu al gezet met Christus in de hemelse gewesten. Dat Christus is opgenomen in heerlijkheid (1 Tim. 3:16) geldt ook voor ons, het is een geloofsfeit.
"In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden" (Kol. 1:14). Buiten Christus is er geen verlossing! Ook onze groei en opbouw zijn in Hem, je kunt het niet buiten Hem om proberen. "En u bent volmaakt geworden in Hem ..." (Kol. 2:10). Zo zijn er tal van teksten, die ervan getuigen dat wat ons 'overkomen' is, altijd ín of mét Hem heeft plaatsgevonden. Zie ook: "... u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God" (Kol. 3:3). God ziet ons aan in Christus. "Wanneer Christus verschijnt, Die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid" (Kol. 3:4, N.B.G.-'51-vertaling). We zijn opgenomen in heerlijkheid en we zullen met Hem verschijnen in heerlijkheid. Dát is onze persoonlijke verwachting. Ook voor ons gaat het dus van lijden naar heerlijkheid!

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Het Getuigenis van de Sterren - 3e druk

Dit is een opmerkelijk boek! Het geeft een schitterende uiteenzetting van Bijbelse waarheden aan de hand van de sterren en de sterrenbeelden. Daar waar door astrologie en horoscopen een sluier is komen te liggen over de werkelijke betekenis van deze hemellichamen, gaat dit boek uit van het heldere feit dat God de Schepper ervan is!

We zijn blij met de verschijning van deze derde druk. De eerste druk verscheen in 1999 als vertaling van de Engelse uitgave The Witness of the Stars, die stamt uit 1893. Dit boek is een standaardwerk dat als basis is gebruikt voor vele later verschenen boeken over de sterren(beelden).
Een mooi boek om erbij te hebben tijdens je vakantie, wanneer je op een heldere avond de sterrenhemel bekijkt! "De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen ..." (Ps. 19:2; N.B.G.-'51-vertaling).

Meer info & bestellen 'Het Getuigenis van de Sterren'