De twee naturen van het kind van God (1)

De twee naturen van het kind van God (1)

De ervaring van het kind Gods wordt in Galaten 5:17 in de volgende woorden beschreven: “Want het begeren van het vlees gaat in tegen de geest en dat van de geest tegen het vlees - want deze staan tegenover elkaar - zodat gij niet doet wat gij maar wenst.” Ieder kind van God heeft een blijvende ervaring van strijd in zijn binnenste, zoals beschreven in in dit vers. Maar niet ieder kind van God begrijpt wat de Schrift ons hier over leert.

De ervaring te hebben zonder het onderwijs van de Schrift er over te kennen, is een bron van verwarring, onrust en ontmoediging. Te weten wat de Schrift leert en de ervaring niet te hebben, is fataal en betekent een volledige ramp. De enige oplossing hiervoor is regelrecht uit het Woord van God alles te leren begrijpen wat er gezegd wordt over de natuur zoals overgeërfd door afstamming van Adam, en de natuur die geschonken wordt door de inwerking van God. Alleen dit kan de gelovige de juiste kennis geven betreffende 'Gods handwerk', alsmede de sleutel tot zijn ervaringen die anders voor hem onbegrijpelijk zijn. Wanneer het onderwijs betreffende de twee naturen duidelijk wordt begrepen, dan wordt niet alleen uit de weg geruimd wat eens een bron van twijfel was, maar wordt het een bron van zekerheid. En het is inderdaad de grootste zekerheid die iemand ooit kan hebben dat hij Gods handwerk is en dat God inderdaad een goed werk in hem begonnen is, dat Hijzelf zal voortzetten en volmaken (Fil. 1:6).

Onderwijs

“Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest.” - Johannes 3:6.
We horen tegenwoordig veel over wat het 'onderwijs van Jezus' genoemd wordt en er worden pogingen gedaan het boven en tegenover het onderwijs van de apostel Paulus te stellen. Daarbij wordt dan vergeten dat zowel de Evangeliën als de Brieven gegeven zijn door inspiratie van dezelfde Heilige Geest. De mensen spreken zo, niet omdat zij het onderwijs van de Here Jezus wensen te kennen of te gehoorzamen, maar om los te komen van wat zij Paulinische theologie believen te noemen. Confronteer hen met wat de Here Jezus nu werkelijk leerde, en ze willen er niets mee te maken hebben. Zij zullen zich afkeren en niet langer met Hem gaan (Joh. 6:66). Of ze zullen “vervuld worden van toorn” en trachten Hem van zich af te zetten (Luk. 4:28, 29). In Johannes 3:6 lezen wij hoe de Here Jezus denkt over een kwestie die van fundamenteel belang is. Hij zegt daar iets dat voor alle tijden geldt. Maar dit is nu juist iets waar de natuurlijke mens niets van wil weten. De Here Jezus zegt dat wij van nature afstammen van de gevallen Adam, naar zijn gelijkenis verwekt zijn (Gen. 5:3), en deelgenoten zijn van zijn gevallen natuur. Geboren uit het vlees, bezitten we de natuur van de verwekker en zijn vlees. Het vlees, zegt het onderwijs van Jezus, “doet geen nut” (Joh. 6:63) en er “woont geen goed in” (Rom. 7:18). Maar, we zeiden het reeds, dit is het onderwijs dat de mens niet wil aanvaarden. Kansel, spreekgestoelte en pers verkondigen eenstemmig het tegenovergestelde en verklaren dat er nog wel enig goed is in de mens en dat we het moeten ontdekken, verbeteren en ontwikkelen.

Het is tegen deze leugen van de duivel dat de bijl van de Goddelijke waarheid werd geheven, toen de Here Jezus zei dat wat uit het vlees geboren is, vlees is, dat het vlees geen nut doet en dat er geen goed in woont. Indien er ook maar het minste goed in de mens gevonden kan worden, moet het er eerst door God ingebracht worden. Het moet 'uit de Geest geboren' worden. En wanneer dit 'goede' op deze wijze geboren en in de mens gevonden wordt, blijkt dit deel te hebben aan de natuur van de Verwekker. Het is geest. Het is Goddelijk. Nu zijn deze twee naturen zo aan elkaar tegengesteld in oorsprong en aard, dat elk van hen verschillende namen heeft. En iedere naam openbaart weer een ander aspect en verstrekt verdere inlichtingen. Laten we dus de namen onderzoeken waarmee de mens, zoals hij van nature is, aangeduid wordt.

De namen en eigenschappen van de oude natuur

'Het vlees'

We lezen in Johannes 3, vers 6: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees.” Het onstaat door geboorte en wordt verwekt door een gevallen mens. Van dit vlees wordt gezegd: het “kan God niet behagen” (Rom. 8:8). Het “doet geen nut” (Joh. 6:63). Er “woont geen goed in” (Rom. 7:18). Dit nu is een hoogst belangrijke en principiële waarheid. De vraag is: geloven we het? Geloven we God of de mens? Indien we God geloven, zullen we inzien dat veel van wat onder de naam 'openbare eredienst' doorgaat, ijdelheid is. Ware eredienst moet geheel die van de geest zijn, of van de nieuwe natuur. We moeten in staat zijn met Maria te zeggen: “Mijn ziel maakt groot de Here, en mijn geest heeft zich verblijd over God.”

Alleen als verlosten kunnen wij in waarheid aanbidden. Indien het vlees van zichzelf “geen nut doet”, dan is het duidelijk dat wij God niet kunnen dienen met de zintuigen (die alle deel uitmaken van het vlees). We kunnen niet aanbidden door met onze ogen te kijken naar een sacrament, of door met onze neuzen wierook te ruiken. We kunnen niet aanbidden door met onze oren te luisteren naar muziek. Alles wat van het vlees afkomstig is doet geen nut. God ziet het niet aan en het is vergeefse moeite. Protestantse christenen zullen het met ons eens zijn als we spreken over het staren naar een sacrament, of het ruiken van wierook; maar hoe staat het met de andere zintuigen van het vlees? Hoe staat het met de oren en de kelen? De kerken schijnen allemaal enthousiast over muziek te zijn. Gelet op de kerkkoren, solo's en koorzang, gezangen, en zelfs stringbands en andere moderne ritmiek en muziek, en niet te vergeten de 'prediking van het woord in lied', zijn we in een tijd terecht gekomen, waarin het 'vlees' oppermachtig schijnt te zijn in alles wat nog de naam draagt van eredienst en verkondiging. Maar helaas! Het 'doet geen nut'. Deze vloedgolf rukt op, zij aan zij met een andere waarvan de leuze is: 'wordt vervuld met de Geest'. Maar het Woord der Waarheid wordt verkeerd gesneden, want er wordt een punt gezet achter het woord Geest. En zodoende ziet men niet dat, als we vervuld worden met de Geest, dit in het resultaat te zien is, nl. “...en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt in uw hart (en niet alleen maar in uw keel, en ook niet voor een of ander publiek of vergadering, maar) den Here.” Een 'muzikaal gehoor' wordt niet verlangd, maar een muzikaal hart! Uit deze naam voor de oude natuur leren we dat 'het vlees geen nut doet'. Dit belangrijke feit is principieel voor het christelijk geloof, terwijl het tegendeel waar is voor godsdienst. Godsdienst is een zaak van het vlees, christelijk geloof is een zaak van Christus en de nieuwe natuur (die pneuma-Christou, of Christus-geest, is).

'De natuurlijke mens'

We lezen: 'Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden.” (1 Kor. 2:14).

AMEN 44 - roos(1) - 300 x 391 In de structuur van dit gedeelte van 1 Korinthiërs correspondeert vers 14 met vers 8, waar we lezen dat “niemand van de oversten dezer eeuw van de verborgen wijsheid Gods wist”, want dan zouden zij Hem niet gekruisigd hebben. En zelfs nu deze 'geopenbaard' is (1 Kor. 2:10), kan de natuurlijke mens er geen weet van krijgen omdat deze wijsheid alleen onderscheiden wordt door de geest, ofwel de nieuwe natuur in ons, geschapen en verlicht door de Heilige Geest. Dit is beslissend wat betreft aard, invloed, neiging en toestand van 'de natuurlijke mens': een mens van nature, zoals hij in de wereld geboren wordt.

'De oude mens'

En wat wordt er van hem gezegd? We leren dat hij “ten verderve gaat door zijn misleidende begeerten.” (Efe. 4:22) De oude mens is vol begeerten en lusten. Deze begeerten zijn vol bedrog en misleiding. Zij zijn in elk opzicht in strijd met God, in strijd met Zijn Geest en Zijn Woord, en met de nieuwe natuur - de geest - wanneer deze eenmaal in ons ingeplant is. In verband hiermee wordt hij genoemd:

'De uitwendige mens'

Hij is dat wat gezien wordt en wat in feite aan verval onderhevig is (2 Kor. 4:16) en dit van dag tot dag. Dit leert ons dat wij, zolang wij in het vlees zijn, deze 'last' moeten dragen; en dat geen instelling die verband houdt met wat vervalt zelfs maar van het geringste nut kan zijn op het gebied waar alles is en moet zijn: geestelijk, d.w.z. van de Geest.

Aard en einde van de oude natuur

'Het hart'

Dat wil zeggen: het natuurlijke hart, dat “arglistig is boven alles, ja, verderfelijk” (Jer. 11:9), zo arglistig dat het ons voortdurend bedriegt en verraadt: zo arglistig dat alleen God het werkelijk kan kennen. In Mattheüs 15:19 leert de Here Jezus ons ook het een en ander aangaande het hart van de natuurlijke mens: “Want uit het hart komen de slechte gedachten, de moorden, echtbreuken, diefstallen, valse getuigenverklaringen en godslasteringen.”
Men spreekt wel eens over 'verandering van hart', maar dit wordt niet veranderd. Er moet een 'nieuw hart' gegeven worden. Men mag dan al spreken over verbetering van het hart of de natuur van de mens, maar het oude hart kan niet verbeterd worden. En het nieuwe hart heeft geen verbetering nodig. Spiritisten en theosofen spreken over 'het goddelijke in de mens' en tonen hoe deze oude gedachte uit het Oosten, de wieg van alle wijsheid, doordringt in de godsdiensten van het Westen. Dit is maar al te waar, maar het is een leugen van de Satan, waar we Gods waarheid tegenover willen stellen. Zelfs de mens is soms gedwongen deze te beamen en te erkennen dat al zijn pogingen om 'het hart' van de mens te verbeteren tot mislukking gedoemd zijn.

'De gezindheid van het vlees'

Dit aspect van de oude natuur is zelfs nog ernstiger. Dit heeft betrekking op de gedachten, op de verstandelijke bezigheden, de overleggingen en verbeelding van de natuurlijke mens (Rom. 8:7). Dat deze tegengesteld zijn aan Gods gedachten bleek reeds heel vroeg: “...al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten was te allen tijde slechts boos.” (Gen. 6:5) En God heeft van deze overleggingen van het vlees duidelijk gezegd dat “Mijn gedachten niet uw gedachten zijn en uw wegen niet Mijn wegen.” (Jes. 55:8) Deze 'gezindheid van het vlees' is 'vijandschap tegen God'. 'Want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens het kan dat ook niet.' En het kan 'God niet behagen'.
De 'gezindheid' 1 is de bron van de gedachten, en de gedachten zijn de bron van de daden.
'De gezindheid van het vlees' is dan ook dat deel van het vlees dat denkt - en de gedachten er van zijn altijd tegengesteld aan God en hebben de 'aard van zonde'. Dit brengt ons tot de laatste van de namen die in de Schriften aan de oude natuur gegeven worden:

'Zonde'

We moeten onderscheid maken tussen 'zonde' en 'zonden'. 'Zonde' is de wortel, 'zonden' zijn de vruchten. In Romeinen 1:16 tot hoofdstuk 5:11 wordt gesproken over 'zonden', beschouwd als het resultaat van de oude natuur; en de apostel toont ons hoe zij weggedaan worden en hoe God rechtvaardig kan zijn en toch de zondaar kan rechtvaardigen die behouden is op grond van geloof in plaats van op grond van wetsbetrachting. Van Romeinen 5:12 tot 8:39 wordt over 'zonde' gesproken: de oude natuur. Want hoewel de zondaar in Christus gerechtvaardigd wordt, ervaart hij nog altijd de werking van de oude natuur, en ondergaat hij de strijd tussen de oude natuur en de nieuwe natuur. Het doel van dit gedeelte van Romeinen is ons te leren dat we, al zien we nog altijd de vruchten, de oude boom moeten beschouwen alsof hij dood was en het er voor te houden dat we in Christus' dood gestorven zijn. Er heeft geen verandering plaats gevonden. De wortel blijft nog altijd staan. De verandering ligt in onze positie ten opzichte van God. We leven op een hoger plan: 'we wandelen door geloof'. En door geloof houden wij het er voor dat we, hoewel het vlees nog in ons is, 'niet in het vlees' zijn; en ondanks de vruchten die we van tijd tot tijd zien, geloven we God wanneer Hij ons zegt dat de boom, in Zijn ogen, verdoemd is. Een nieuwe loot is ingeënt, die slechts vruchten 'Gode waardig' kan voortbrengen, terwijl alles wat door de oude stam voortgebracht wordt (onder de plaats waar de nieuwe loot is ingeënt) waardeloos is en door de hand van de grote Landman weggesnoeid wordt. Wij zijn Zijn 'kweek'. Hij ent de nieuwe natuur op ons in; en wij geloven Hem als Hij ons vertelt over alle grote dingen van het werk dat Hij gewrocht heeft.

Aard en einde van de oude natuur

Nadat we de verschillende namen gezien hebben die in de Schriften aan de oude natuur gegeven worden, zullen we nu zien wat over de natuur zelf en over het einde er van gezegd wordt.

Hij kan niet veranderd worden

'Wat uit het vlees geboren is, is vlees' en blijft vlees. Geen macht ter wereld kan het in geest veranderen. De mensen praten over verandering van de gezindheid, maar dat is ijdel gepraat. Het verandert niets aan het feit. De mensen worden nooit moe pogingen tot verbetering te ondernemen, maar ze krijgen alleen maar teleurstellingen te verwerken: het blijkt overduidelijk dat noch beter onderwijs, noch godsdienst de oude natuur kan veranderen, of een nieuwe kan geven. Het vlees kan buitengewoon beschaafd en ontwikkeld worden. Dit is de verfijnde 'wil van de gedachten', maar ook de grove 'begeerten van het vlees': beide zijn evenzeer 'verre van' (vers 13) God, en in gelijke mate voorwerp van Zijn 'toorn' (vers 3). Het vlees kan heel godsdienstig gemaakt worden, want godsdienst bestaat uit voorschriften, plechtigheden en ceremoniën. Al deze dingen zijn uitwendig en dienen het vlees. Al deze dingen kan het vlees verrichten. Het kan dagen, feesten en vasten houden (Kol. 2:16, 20, 21; Rom. 14:5, 6). Het verlustigt zich in 'regels voor het dagelijks leven', het schept behagen in voorschriften. Al deze dingen dienen het vlees, en godsdienstig vlees is erg gesteld op deze dingen, net zo als ongodsdienstig vlees op andere genoegens gesteld is. Vandaar het gevaar van ieder soort zogenaamde eredienst, waarin iets is dat vlees dient. Meeslepende muziek, aangrijpende verhalen, vurige smeekbeden kunnen allemaal 'bekeerlingen' maken, maar kunnen die niet vasthouden, als ze eenmaal gemaakt zijn. Dat is de oorzaak dat er zoveel bezorgdheid is over hoe velen van zulke 'bekeerden' zullen kunnen stand houden. Misschien houden ze stand voor enige dagen, voor enige maanden of zelfs voor enige jaren, maar zullen ze stand kunnen blijven houden? Al deze uitwendige dingen 'gaan door het gebruik teloor' (Kol. 2:22). Zij zijn geboren uit het vlees. Alleen “wat uit de Geest geboren is, is geest.” (Joh. 3:6) “Al wat God doet, is voor eeuwig.” (Pred. 3:14). En: “Elke plant die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden.” (Matth.15:13)


Deze woorden werden door de Heer gesproken tot hen wier godsdienst uit het vlees was en bestond uit wassingen en lange gebeden uitspreken; tot hen die God met de lippen eerden en meenden dat de mens verontreinigd werd door 'wat de mond binnengaat' (vers 11 ). Zij werden gesproken betreffende Farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem, de plaats waar de godsdienst in acht genomen werd (vers 1). Ze worden ook nu gesproken tot allen die 'leringen leren die geboden van mensen zijn', die de mensen godsdienstig willen maken door te werken op gevoelens van het vlees en trachten hen heilig te maken door te zeggen 'raak niet, smaak niet, roer niet aan' (Kol. 2:21). Die meer rekening houden met 'wat de mond binnengaat' (Matth. 15:11) dan met wat 'uit het hart voortkomt', alsof het één bovennatuurlijke macht bezat die het ander zou kunnen beïnvloeden. Neen! de natuur van de oude mens kan niet veranderd worden. Deze “...onderwerpt zich niet aan de wet van God, kan dat trouwens ook niet.” Dit doet de zaak eens en voor altijd af voor hen die zich onderwerpen aan het Woord van God in Romeinen 8:7.


Wanneer we dit eenmaal goed beseffen, wordt het ons onmogelijk om te bidden: ‘Reinig onze harten', want dan rijst vanzelfsprekend de vraag: welk hart? Het oude of het nieuwe? Het oude kan niet gereinigd worden en het nieuwe behoeft niet gereinigd te worden. David kon bidden: “Schep mij een rein hart, o God.” (Ps. 51:12), maar dat is iets heel anders. Dit simpele feit en waarheid uit Gods Woord is een bijl die aan de wortel gelegd is van alle 'reine-harten'-leringen van hen die, hoewel gerechtvaardigd uit genade, geheiligd willen worden uit de werken. Al deze mensen vallen onder de terechtwijzing van Galaten 3:3: “Zijt gij zó onverstandig? Gij zijt begonnen in de geest (of: de nieuwe natuur), wordt gij nu volmaakt (of: volmaakt gij u zelf nu) in het vlees?” Het is dit belangrijke onderwijs aangaande de twee naturen in het kind van God, dat al het onderwijs van deze tijd waardoor zo velen in geestelijke nood komen, terecht wijst. In plaats van in de strijd waar zij over treuren nu juist een bron van zekerheid te zien, pogen zij er van af te komen door te trachten dat tot stand te brengen dat absoluut onmogelijk is, door de oude natuur te reinigen en te verbeteren. Over al zulk onderwijs en al zulke pogingen luidt de doodsklok de plechtige woorden: “...kan dat trouwens ook niet.”

Het tweede dat wij leren is dat de oude natuur maar één einde heeft:

Het einde is de dood!

Het vlees en alles wat daartoe behoort, zijn godsdienst en zijn zondigheid, zijn deugden en zijn ondeugden, alles loopt uit in de dood. Alles is maar van tijdelijke aard en houdt geen stand. “In Adam sterven allen.” (1 Kor. 15:22) “De gezindheid van het vlees is de dood.” (Rom 8:6) Daar dit verband houdt met het lichaam, wordt het genoemd: “Dit lichaam van (of: bestemd voor) de dood.” (Rom. 7:24) 2 Niets anders dan de dood kan het einde zijn van alles wat uit het vlees is. Het is geboren uit het vlees. De 'eerste Adam' werd geformeerd uit het stof der aarde en al zijn nakomelingen 'keren terug' tot stof (Gen. 3:19).
Het derde feit is een gevolg van het tweede:

Het oogst verderf

“Want wie op (de akker van) zijn vlees bouwt, zal uit zijn vlees verderf oogsten.” (Gal. 6:8) Alle pogingen het vlees te verbeteren, alle voorschriften die betrekking hebben op het vlees, elke voorziening die voor het vlees gemaakt wordt, alles eindigt in verderf en dood: alles 'gaat door het gebruik te loor' (Kol. 2:22). Maar ons onderwerp heeft een gelukkiger en gezegender kant. Er is zoiets als een nieuwe natuur, zoals we de volgende keer zullen zien.

Voetnoten:

  1. De 'gezindheid' hier is phronem, niet nous, dat gebruikt wordt van de nieuwe natuur in Romeinen 7:23. Het woord 'begeerten', 'wil' wordt ook gebruikt voor de oude natuur in Efeze 2:3, maar is daar dianoia, gedachten.
  2. Vgl. Rom. 8:36. Genitivus re!ationis (betrekking, verhouding).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'