Wat moeten wij met de Jakobusbrief aan?

Wat moeten wij met de Jakobusbrief aan?

In de Jakobusbrief staat onder andere geschreven dat een mens niet alleen uit geloof, maar ook uit werken gerechtvaardigd wordt. Dit lijkt haaks te staan op wat Paulus in de Romeinenbrief schrijft, als hij stelt dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken van de wet. Hoe moeten wij deze schijnbare tegenstrijdigheid plaatsen?

Paulus versus Jakobus
In de vorige editie van AMEN hebben wij stil gestaan bij de vraag of het goed is om goede werken te doen of dat wij deze juist behoren te laten. Wij kwamen tot de conclusie dat geen mens zichzelf kan rechtvaardigen op basis van werken, maar dat de gelovige op het fundament van de rechtvaardiging door Jezus Christus wel mag bouwen met goede werken. Het is zoals wij in Efeze 2:8-10 kunnen lezen: “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen. Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.” Wat hier in de Efezebrief geschreven staat, is gebouwd op het fundament dat Paulus eerder in met name de Romeinenbrief heeft gelegd. Zo stelt de apostel in Romeinen 3:28: “Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet.”

Tot zover is het allemaal goed te volgen. Eén en ander wordt echter een stuk onduidelijker en lastiger wanneer wij de Jakobusbrief er naast leggen. Jakobus stelt namelijk in Jakobus 2:24: “U ziet dus nu dat een mens uit werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit geloof.” Jakobus stelt hier dat de mens toch zelf wat aan zijn behoud moet toevoegen en niet alleen op grond van genade gered wordt, zoals Paulus leert. Paulus en Jakobus lijken zodoende lijnrecht tegenover elkaar te staan.

Dat laatste werd ook ervaren door één van de belangrijkste Reformatoren uit de 16e eeuw, Maarten Luther. Hij bracht de rechtvaardiging door het geloof weer terug op de agenda van de kerk, gegrepen als hij was door met name de boodschap van de Romeinenbrief. Hij had hierdoor wel zeer veel moeite met de Jakobusbrief en vond zelfs dat deze misschien maar uit de Bijbel geschrapt moest worden. Hij maakte onder andere de volgende opmerkingen over dit Bijbelboek: “Wie Paulus en Jakobus met elkaar in overeenstemming kan brengen, krijgt mijn doctorsbaret cadeau”; “Vandaag of morgen zal ik met Jaapje m'n kachel aanmaken”; “Hier in Wittenberg hebben we Jakobus uit de theologie gegooid, we hebben hem bijna uit de Bijbel gegooid”, en: “Jakobus raaskalt.” Het zijn pittige uitspraken die Luther heeft gedaan, die wij overigens wel moeten plaatsen binnen de tijd en omstandigheden van zijn optreden. Maar wat moeten wij nu met de Jakobusbrief aan?

Context van de Jakobusbrief
Om meer duidelijkheid te krijgen over de boodschap van de Jakobusbrief is het goed om eerst eens te kijken naar de context waarbinnen deze geschreven is.
Het opschrift van de Jakobusbrief laat ons direct al zien dat er een verschil bestaat tussen de doelgroep van Paulus (gelovigen uit Israël en de volken) en Jakobus: “…aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn…” (Jak. 1:1). Jakobus is dus een brief specifiek gericht aan gelovigen uit Israël. Dit zien wij even verderop ook als er (in de grondtekst) gerefereerd wordt aan de synagoge: “Want als in uw samenkomst (Grieks: synagoge)…” (Jak. 2:2). Daarnaast zien wij dit indirect aan de wijze waarop er aan Abraham gerefereerd wordt (Jak. 3:21-24). Dit wordt gedaan door te verwijzen naar een gebeurtenis uit Genesis 22 die plaatsvond toen Abraham zich in besneden staat bevond (Gen. 17:9 e.v.): “Is Abraham, onze vader, niet uit de werken gerechtvaardigd, toen hij Izak, zijn zoon, op het altaar offerde?” Paulus gebruikt daarentegen in Romeinen 4 een geloofsfeit dat plaatsvindt als Abraham zich nog in onbesneden staat bevindt: “Wij zeggen immers: Het geloof werd Abraham tot gerechtigheid gerekend. Hoe werd het hem dan toegerekend? Was hij toen besneden of onbesneden? Niet besneden, maar onbesneden” (Rom. 4:9b-10). Wij kunnen stellen dat de Jakobusbrief is gericht aan gelovigen uit Israël, besnedenen, die leven uit de verbonden en de wetgeving.

Ook belangrijk is dat wij beseffen in welke tijd de Jakobusbrief geschreven is. De oudste en meest betrouwbare verklaring is dat het Bijbelboek geschreven is door de halfbroer van de Heere Jezus, die volgens Flavius Josephus in 62 na Christus de marteldood gestorven is. Jakobus was – volgens de overleveringen – een belangrijke oudste van de gemeente te Jeruzalem. Het meest waarschijnlijke is dat hij zijn brief ten tijde van Handelingen 12 geschreven heeft. Daarmee zou zijn brief het oudste geschrift van het Nieuwe Testament zijn. Hiermee wordt gelijk duidelijk dat Jakobus geschreven is voordat het apostelconvent plaats vond (ten tijde van Hand. 15) en dus ook voordat Paulus de Romeinenbrief schreef (ten tijde van Hand. 20). Het is belangrijk om op te merken dat wij bij het verklaren van de Bijbelse boodschap, er niet omheen kunnen dat er sprake is van voortgang van openbaring, waarbij de apostelen steeds meer inzicht krijgen in de essentie, en ook in de schakering van Gods handelen. Wij moeten bedenken dat op het moment dat Jakobus zijn brief schreef, gelovigen uit Israël zich nog gewoon aan de wet hielden en dat dit in bepaalde gevallen ook van de gelovigen uit de volken werd verwacht (zie Hand. 15:1 e.v.). Vanuit onze optiek is de Jakobusbrief dan misschien heel wettisch, bezien vanuit de tijd waarin de brief geschreven is, is deze juist zeer vooruitstrevend. Jakobus laat namelijk in het tweede hoofdstuk van zijn brief zien, dat het niet gaat om de letterlijke naleving van de wet, maar om het handelen naar de geest van de wet. Dit noemt hij de wet van de vrijheid (Jak. 2:12) die zich uit in het naleven van de koninklijke wet: “U zult uw naaste liefhebben als uzelf, dan handelt u goed” (Jak. 2:8).

Het is belangrijk om nog eens op te werken dat het goed is dat wij ons blijven realiseren dat Jakobus aan gelovigen uit Israël schrijft, aan wie de wet gegeven was. Het leven en denken vanuit de wet kent een heel andere beleving dan de wijze waarop wij in deze tijd uiting geven aan ons geloof. Onze wijze van geloven kent doorgaans de volgorde horen, overdenken en dan doen. In het Joodse denken ligt dit toch wat anders. Dit wordt het beste geïllustreerd door wat in Exodus 24:7 staat: “Hij nam het boek van het verbond en las dit ten aanhoren van het volk voor. En zij zeiden: Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en Hem gehoorzamen (horen).” Wij zien hier dat het doen voor het horen komt. Bij de Joden is het zo dat het werkelijk horen (verstaan) van de Schrift pas gebeurt als zij de wetten/wegen van de HEERE naleven. Dit is in wezen ook wat wij terugzien in Jakobus 1:23: “Hij echter die zich in de volmaakte wet verdiept, die van de vrijheid, en daarbij blijft, die zal, omdat hij niet een vergeetachtig hoorder geworden is, maar een dader van het werk, zalig zijn in wat hij doet.” Wie alleen hoort, vergeet uiteindelijk de essentie van de boodschap en leeft daarmee de wet niet na.

Tot slot is het ten aanzien van de context van de Jakobusbrief ook belangrijk dat wij ons realiseren dat de schrijvers van de Nieuwtestamentische boeken altijd een bestaande doelgroep op het oog hadden met ieder zo hun eigen geestelijke toestand. De Joodse doelgroep van de Jakobusbrief lijkt toch vooral bezig te zijn met de letter van de wet en niet met het praktisch leven uit de wet. Hiertoe roept Jakobus hen dan ook op. De wet was voor deze gelovigen in hun situatie nog zeker actueel en van toepassing. De doelgroep van de Romeinenbrief bestond uit gelovigen uit Israël en de volken, waarbij de eerste groep zich beter achtte dan de tweede, omdat zij de besnijdenis en de wet hadden. Paulus wil hen echter duidelijk maken dat er wat behoud betreft geen onderscheid tussen beide groepen is, omdat beiden slechts gerechtvaardigd worden door het geloof van Jezus Christus, buiten de wet om (Rom. 3).

Niet tegenover, maar naast elkaar
Bij het vorige punt hebben wij kunnen zien dat de Jakobusbrief op een heel ander moment en aan een heel andere doelgroep geschreven is dan de Romeinenbrief. De brief is gericht aan gelovigen uit Israël voor wie de wet – niet zo lang na Christus’ dood, opstanding en hemelvaart – nog actueel was. Overigens zien wij dat zelfs Paulus zich na Handelingen 15 nog aan de wet hield. Zo lezen wij in Handelingen 18:18 dat hij zijn hoofdhaar liet afknippen omdat hij onder een gelofte stond (zie Num. 6). Tegelijkertijd horen wij dezelfde Paulus in Romeinen wel verkondigen dat er buiten de wet om gerechtigheid van God openbaar geworden is door (het geloof van) Jezus Christus. Er is hier sprake van een overgangsfase, waarbij enerzijds door de gelovigen uit Israël de wet nog gehouden wordt en anderzijds steeds meer het inzicht komt dat het zich houden aan de wet geen noodzaak is om gered te worden. Daarbij zien wij ook dat de verkondiging van het evangelie aan de volken een steeds prominentere rol krijgt.

In deze overgangsfase kunnen wij de Jakobusbrief en de Romeinenbrief beter niet tegenover, maar na elkaar plaatsen. De Jakobusbrief lijkt sterk een situatie te beschrijven waarin de gelovigen uit Israël Jezus Christus al wel kennen, maar ergens nog wel rekening moeten houden met de wet. Er is sprake van een situatie waarin geloof en werken samengaan: “U ziet dus nu dat een mens uit werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit geloof” (Jak. 2:24). Daarbij gloort aan de horizon wel het einde van de wet als leermeester (Gal. 3:24-25), wat wij terugzien in het refereren aan de wet van de vrijheid: “Spreek zó en handel zó als mensen die geoordeeld zullen worden door de wet van de vrijheid” (Jak. 2:12). Wij zouden misschien zelfs kunnen zeggen dat de Jakobusbrief een soort opstapje vormt tussen de verkondiging van de wet en de verkondiging van de genade. Als wij de zaken zo zien, dan is er tussen de Jakobusbrief en de Romeinenbrief geen sprake van tegenstrijdigheid maar sluiten ze in de heilsverkondiging op elkaar aan.

De praktijk
De vraag is nu hoe wij in de praktijk van leer en wandel deze informatie een plaats kunnen geven. Vrij kort door de bocht genomen mogen wij wel stellen dat de Jakobusbrief niet over de gelovigen in deze tijd gaat. De meesten van ons behoren niet tot de twaalf stammen en wij mogen allemaal deel hebben aan de boodschap van genade zoals die door Paulus wordt verkondigd in zijn brieven. Toch wil dit niet zeggen dat wij de Jakobusbrief maar links moeten laten liggen. Net zoals uit het Oude Testament (wat over Israël gaat) zijn er ook voor ons geestelijke lessen te leren uit de Jakobusbrief. Zoals wij heel veel troost kunnen ontlenen aan de Psalmen, zo kan ook de Jakobusbrief ons een spiegel voorhouden. Want heeft Jakobus niet ergens gelijk wanneer hij zegt dat een geloof zonder werken dood is? Wij zagen in het artikel over goede werken (AMEN 142, pag. 18) al dat de gelovige weliswaar in juridische zin geen verplichting heeft om goede werken te doen, maar in morele zin wel. En dat de gelovige zijn geestelijk leven kan verwaarlozen door er geen onderhoud op te plegen. En zegt Paulus in Efeze 4:30 niet dat wij er voor moeten waken dat wij de Heilige Geest niet bedroeven? En zo zijn er meer lessen te leren vanuit de Jakobusbrief. Zo wordt in Jakobus 2:22 gesteld dat men niet alleen hoorders, maar ook daders van het Woord dient te zien. Dit komt qua boodschap heel sterk overeen met wat in 2 Timotheüs 3:16-17 staat. Daar lezen wij dat de Schrift nuttig is om uit te leren, maar wel met als doel dat de gelovigen het geleerde omzetten in goede werken. Uiteindelijk kunnen wij in algemene zin vanuit de Jakobusbrief leren dat geloof zich behoort te uiten in daden.

Maar wij kunnen er ook nog op een alternatieve manier naar kijken. Wij zagen net dat de Jakobusbrief een soort opstapje vormt tussen de verkondiging van de wet en de verkondiging van de genade. In dat opzicht zou de Jakobusbrief voor net tot Christus bekeerde Joden die eerst naar de wet leefden, kunnen voorzien in een soort tussenvoorziening op weg naar de volle genade zoals die door Paulus verkondigd wordt.

Toch is het – misschien ten overvloede – wel belangrijk om nog eens op te merken dat wij alert blijven in het met onderscheid lezen van de Jakobusbrief. Daarbij is het bijvoorbeeld goed om oog te hebben voor de uitgesproken toekomstverwachting op moment van schrijven: “…want de komst van de Heere is nabij” (Jak. 5:8). En ook voor de aardse sfeer van zegening: “En het gelovig gebed zal de zieke behouden en de Heere zal hem weer oprichten” (Jak. 5:15). En boven alles blijft natuurlijk staan dat wij uiteindelijk niet Jakobus volgen in rechtvaardiging op basis van geloof en werken, maar Paulus in rechtvaardiging enkel op basis van het geloof.

“Wij komen dus tot de slotsom dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder werken van de wet” (Rom. 3:28).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'