De geschiedenis van Saul

De geschiedenis van Saul

In het leven van Saul is ons een voorbeeld gegeven hoe de Geest van God in die tijd in een mens (Israëliet) werkte, en hoe die mens kan tegenwerken. Sauls godsdienstigheid wordt ontmaskerd.

Koningschap
Sauls leven neemt een bijzondere wending als hij tot koning over Israël gezalfd wordt. We lezen dat in 1 Samuël 10:1: "Toen nam Samuël de oliekruik, goot hem over zijn hoofd, kuste hem en zei: Is het niet zo, dat de HEERE u tot een vorst over Zijn eigendom gezalfd heeft?"
Nu wordt dus in plaats van God Zelf een mens tot koning aangesteld over Zijn volk. God kiest een persoon uit en Hij begeleidt hem en ook Samuël daarbij met tekenen, zodat zij beiden weten dat het Zijn werk is en zó wordt Saul gezalfd. Daarna lezen we in 1 Samuël 10:5-10 waar Samuël tot Saul zegt: "Daarna zult u op de heuvel van God komen, waar garnizoenen van de Filistijnen liggen. En het zal gebeuren, als u daar in de stad komt, dat u een groep profeten tegen zult komen, die van de hoogte afkomt. Zij hebben luiten, tamboerijnen, fluiten en harpen bij zich, en zijn aan het profeteren. Dan zal de Geest van de HEERE over u vaardig worden en u zult samen met hen profeteren; u zult in een ander mens veranderd worden. En het zal gebeuren als deze tekenen u overkomen, doe dan wat uw hand vindt, want God zal met u zijn. Ga voor mij uit naar Gilgal; zie, ik zal naar u toe komen om brandoffers te brengen en om dankoffers te brengen. Zeven dagen moet u daar wachten, totdat ik bij u kom en u bekendmaak wat u moet doen. En het gebeurde, toen Saul zich omkeerde om bij Samuel weg te gaan, dat God zijn hart in een ander veranderde; en al die tekenen overkwamen hem op die dag. Toen zij daar bij de heuvel kwamen, zie, een groep profeten kwam hem tegemoet; en de Geest van de HEERE werd vaardig over hem, en hij profeteerde in hun midden”.
God geeft leiding aan de instelling van dit koningschap, zodat alles in goede orde verloopt. Saul ontvangt een nieuw hart, wordt wedergeboren en ontvangt de gave van de Geest, zodat hij in vervoering geraakt en gaat profeteren: spreken namens God. Woord en Geest zijn onafscheidelijk.
Als Saul profeteert, zeggen de mensen: "Toen ieder die hem sinds jaar en dag kende, zag dat hij - zie! - met de profeten profeteerde, zei het volk, de een tegen de ander: Wat is er toch gebeurd met de zoon van Kis? Is Saul ook onder de profeten? Toen antwoordde iemand daarvandaan: wie is hun vader?" (1 Sam. 10:11b en 12a). Saul noemde zijn geslacht het geringste van alle geslachten van de stam Benjamin (1 Sam. 9:21). De Heere Jezus had dat probleem ook, als zoon van Jozef, uit Nazaret! Hoe kan uit Nazareth iets goeds voortkomen? De vaderkwestie is toen ook aan de orde geweest. Christus sprak van Zijn Vader in de hemel, terwijl de Farizeeën Hem een heel andere ‘vader’ toekenden.

Saul krijgt, vóór hij van Samuël weggaat, nog één cruciale opdracht in het geciteerde uit hoofdstuk 10:8, nadat Samuël gezegd had "want God zal met u zijn". Saul moest in zijn loopbaan als koning voor Samuël uitgaan naar Gilgal en daar moest hij zeven dagen wachten totdat Samuël bij hem kwam om brandoffers (het offer van Christus) en vredeoffers (voor het avondmaal) te slachten. Dan zou Samuël zeggen wat hij moest doen.
Voordat het zover is, wordt Saul in de volksvergadering aangewezen en bevestigd als koning van Israël en als hij naar huis gaat, staat er (1 Sam. 10:26 en 27): "... en uit het leger gingen zij met hem mee van wie God het hart had aangeraakt. Maar verdorven lieden zeiden: Hoe zou deze man ons verlossen? Zij verachtten hem en brachten hem geen geschenk. Hij hield zich echter doof”. Dit doet denken aan Jesaja 53:3: "Hij was veracht ...” en vers 7: "... en deed zijn mond niet open".

Saul ging dus gewoon naar zijn huis in Gibea en ging verder als landbouwer. Totdat de Ammonieten Jabes in Gilead belaagden. Zij wilden alle mannen één oog uitsteken. Jabes zond boden hierover naar heel Israël: "Toen de boden in Gibea kwamen, waar Saul woonde, en deze woorden ten aanhoren van het volk spraken, begon heel het volk luid te huilen. En zie, Saul kwam van achter de runderen van de akker, en Saul zei: Wat is er met het volk, dat zij huilen? Toen maakten zij hem de woorden van de mannen van Jabes bekend. De Geest van God werd vaardig over Saul toen hij deze woorden hoorde, en hij ontstak in hevige woede. Hij nam een span runderen, hakte ze in stukken, en stuurde ze naar alle gebieden van Israël door de hand van de boden, die zeiden: Wie niet uittrekt achter Saul en achter Samuel aan, met diens runderen zal net zo gedaan worden. Toen viel grote vrees voor de HEERE op het volk, en zij trokken als één man uit” (1 Sam. 11:4-7). Dit is het werk van de Geest van God: een héél volk staat op scherp! En Saul profeteert en laat de boden tot Jabes zeggen: "... morgen, als de zon heet wordt, zal er verlossing voor u komen" (vs. 9). En de mannen van Jabes verheugden zich op het horen van deze boodschap. De volgende morgen, vóór het heetst van de dag, werden de Ammonieten verslagen! Als het volk dan de mensen die het koningschap van Saul niet zagen zitten, wil doden, profeteert Saul: "Er zal op deze dag gedood worden, want de HEERE heeft Israël vandaag verlossing geschonken" (vs. 13). Dan krijgt Saul nog een les met betrekking tot Gilgal, de plaats waar hij zeven dagen moet wachten op Samuël om te horen wat hij moet doen. We lezen in 1 Samuël 11: 14 en 15: "En Samuël zei tegen het volk: Kom, laten wij naar Gilgal gaan en het koningschap daar vernieuwen. Toen ging heel het volk naar Gilgal en stelde Saul daar in Gilgal aan tot koning, voor het aangezicht van de HEERE; en zij brachten daar dankoffers voor het aangezicht van de HEERE. En Saul verheugde zich daar buitengewoon, met al de mannen van Israël". Samuël houdt dan een toespraak waarin hij aantoont dat het volk onder zijn richterschap niets tekort gekomen is en dat ook het bestuur van God vanaf hun bevrijding uit Egypte rechtvaardig geweest is, maar dat zij de HEERE, hun God, steeds vergaten. Hij echter gaf richters. Nu hadden zij een koning gevraagd, terwijl toch de HEERE, hun God, hun Koning was. Wat God betreft, blijft alles bij het oude: zij moeten Hem vrezen, vooral de koning moet dit doen en ook het volk. Hem dienen, naar Hem luisteren en tegen Zijn bevelen niet weerspannig zijn. Samuël brengt het volk tot schuldbelijdenis voor het kwaad dat zij om een koning gevraagd hadden, nadat hij God om een teken gevraagd had: donderslagen en regen op het rijpe koren. Samuël bevestigt de trouw van God aan Zijn volk en hun verkiezing, mits zij Hem vrezen en van ganser harte dienen, anders zullen zij weggevaagd worden.

Filistijnen
Saul is dan één jaar koning geweest. Nu volgt het tweede jaar. De verlossing van de Filistijnen staat op het programma. Aan het einde van dat jaar kiest hij drieduizend man uit Israël, tweeduizend onder hemzelf en duizend onder Jonathan. Jonathan verslaat de bezetting van de Filistijnen te Geba. Het gevolg is dat de Filistijnen zich in slagorde gaan opstellen. Saul laat in geheel Israël de hoorn blazen en riep hen op om hem te volgen naar Gilgal. Daar moest Saul volgens de opdracht van Samuël zeven dagen wachten, dan zou hij horen wat hij moest doen. De Filistijnen hadden inmiddels een groot leger verzameld en trokken op. Het volk van Israël werd angstig, zij verborgen zich, sommigen vluchtten zelfs over de Jordaan. "Saul bleef zelf nog in Gilgal, en al het volk kwam bevend achter hem aan", zegt 1 Samuël 13:7. We lezen dan in vers 8 en 9: " En Saul wachtte zeven dagen, tot het tijdstip dat Samuel bepaald had. Toen Samuel echter niet naar Gilgal kwam, begon het volk zich te verspreiden, bij hem vandaan. Toen zei Saul: Breng een brandoffer bij mij, en dankoffers; en hij offerde het brandoffer".
Dit is het cruciale punt in het koningschap van Saul. Hij wachtte niet op de Heere! Hij verwachtte het niet van de Heere, maar van de wet, de ceremonie. Hij dacht dat hij daarmee het tij kon keren. Hij ondernam zelf actie in plaats van stil te zijn, want God zou voor hem strijden. Samuël zegt dat hij dwaas gehandeld heeft: hij heeft het gebod van de Heere, zijn God, niet in acht genomen. Hij heeft zijn eigen plan getrokken. Hij heeft niet geluisterd. Samuël kondigt aan dat zijn koningschap niet bestendig is. Er zal een eind aan komen, maar nog niet. Samuël gaat weg naar Gibea, waar het allemaal begon en Saul gaat door met waar hij mee bezig was: de strijd tegen de Filistijnen.
Hij krijgt nog een prachtige les. Hij heeft nog ongeveer zeshonderd man, maar zonder zwaarden of speren, behalve Saul en Jonathan zelf. De overmacht van de Filistijnen is enorm. Het is wonderlijk hoe de Heere gaat verlossen. Het begint met een verkenningstocht van Jonathan en zijn wapendrager. Jonathan heeft een volkomen vertrouwen op God, wat blijkt uit de woorden in 1 Samuël 14:6: "Jonathan nu zei tegen de knecht die zijn wapens droeg: Kom, laten wij oversteken naar de wachtpost van deze onbesnedenen; misschien zal de HEERE voor ons werken, want het is voor de HEERE niet te moeilijk om te verlossen, door veel of door weinig mensen”. En zo gebeurt het ook: hun actie leidt de nederlaag van de Filistijnen in. Saul met zijn zeshonderd man (‘6’ is het getal van de mens) hoeft alleen maar te gaan kijken om te zien dat God de vijand in verwarring gebracht had, zodat zij elkaar bestreden. Saul krijgt ook nog een les van Jonathan. Saul had het volk zover gebracht dat het niet zou eten vóór de avond en vóór de overwinning zou zijn bereikt. Een soort van collectief vasten. Alsof dat zou helpen! Jonathan wist hier niets van. God werkte door hem de overwinning uit, hij leverde strijd, raakte vermoeid en nam van de honing, waaraan het volk voorbij gelopen was. Daarna stonden zijn ogen weer helder. De diepere betekenis van ‘honing’ is, dat het een type is van het Woord van God. In het gebruik daarvan moeten we nooit vasten en als we het gebruiken, ‘zien we het weer goed!’ Let op wat Jonathan zegt als het volk hem confronteert met de afspraak om niet te eten (1 Sam. 14:28-30). "Mijn vader heeft het land in het ongeluk gestort; ziet eens, hoe helder mijn ogen staan, nu ik een weinig van deze honing geproefd heb. Hoeveel te meer, wanneer het volk heden vrij had kunnen eten van de buit van zijn vijanden, die het behaald heeft! Maar nu is de slachting onder de Filistijnen niet groot".

We zien dat Jonathan uit ander hout gesneden is dan Saul, hetgeen ook later blijkt uit zijn omgang met David. Saul volgt meer zijn eigen gedachten in plaats van alles te verwachten van God. Hij is wel godsdienstig: hij brengt de offers, hij kondigt een vastenactie af. Als het volk zich als gevolg van deze verkeerde actie te buiten gaat aan het eten van vlees, met bloed en al, van de buit op de Filistijnen, regelt hij dat ze dat niet eten met bloed. Hij is wel onder de indruk van de overwinning op de Filistijnen: hij bouwt voor het eerst een altaar voor de Heere. Dan bedenkt hij om deze nacht de Filistijnen verder te achtervolgen tot de volgende morgen. Het volk laat het aan Saul over, maar de priester stelt dan voor om eerst tot God te naderen. God antwoordt niet. Saul laat zijn gedachte nog niet varen en bedenkt dat er een schuld ontstaan moet zijn en gaat dat onderzoeken en vindt dan dat Jonathan de ‘schuldige’ is van zijn onzinnige vastenactie. Terwijl Jonathan juist in geloof op de vijand afgegaan was en God daarop de overwinning schonk! Het volk weerhoudt dan Saul om Jonathan te doden. Waar godsdienstigheid al niet toe kan leiden!

Amalek
Toch gaat God nog verder met Saul, vanwege de trouw aan Zijn volk. Saul zegevierde over al zijn vijanden, behalve de Filistijnen. Saul krijgt nog een laatste test en wel met de aartsvijand van Israël: Amalek. Wat een geduld heeft God met mensen!
In 1 Samuël 15:1-3 lezen we de opdracht: "Ga nu heen, en versla Amalek, en sla alles wat hij heeft met de ban. Spaar hem niet...". Saul gaat met tweehonderd man op oorlogspad en wint, maar hij luisterde niet naar wat God gezegd had: "Maar Saul en het volk spaarden Agag, de beste schapen en runderen, en wat bijna het beste was, de lammeren en alles wat goed was. Zij wilden die niet met de ban slaan. Maar elk gebruiksvoorwerp dat waardeloos en vergaan was, sloegen zij met de ban" (1 Sam. 15:9).

Einde van Sauls koningschap
God stelt Samuël op de hoogte dat Zijn geduld met Saul op is: "Ik heb er berouw over dat Ik Saul tot koning aangesteld heb, omdat hij zich van achter Mij afgekeerd heeft en Mijn woorden niet uitgevoerd heeft. Samuel was hierdoor diep geschokt en hij riep de hele nacht tot de HEERE" (1 Sam. 15:11). Samuël weet dan dat het met Saul inderdaad afgelopen is. Hij gaat vroeg in de morgen op weg naar Saul om hem op de hoogte te brengen van het besluit van God, in Gilgal, waar het met Saul begon fout te gaan.
Als zij elkaar ontmoeten, is Saul in de beste stemming na de overwinning (1 Sam. 15:13b-15). Maar Samuël legt dan uit dat hij zich niet gehouden heeft aan de opdracht om de Amalekieten met de ban te slaan. Saul zegt dat hij wel naar de Heere geluisterd heeft, maar de reactie van de profeet is: “Omdat u het woord van de HEERE verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat u geen koning meer zult zijn " (vs. 21-23).

Sauls godsdienstigheid wordt ontmaskerd. Het is de weg van Kaïn, eigendunkelijkheid, het vrome vlees. Dit is een groot kwaad binnen het christendom en we zien het vaak niet eens. De verdeeldheid wordt aan alle kanten goedgepraat, terwijl er toch maar één Geest is en één Waarheid.
Saul heeft nu berouw, maar het is te laat. Saul en Samuël zien elkaar niet meer. Samuël heeft het er moeilijk mee, maar moet naar de toekomst kijken. Hij moet David tot koning zalven. David is de achtste zoon (!) op wie de geslachtslijn naar Christus doorgaat.
Als Samuël David gezalfd heeft, lezen we van David: "En de Geest van de HEERE werd vaardig over David vanaf die dag en voortaan" (1 Sam. 16:13b). Van Saul lezen we: “De Geest van de HEERE was van Saul geweken, en een boze geest bij de HEERE vandaan joeg hem angst aan" (vs. 14). In het vervolg lezen we met betrekking tot Saul (op één uitzondering na) alleen maar over deze boze geest en we zien vijandschap ontstaan bij Saul ten opzichte van David, zelfs een dodelijke vijandschap (denk aan Kaïn).

Wat leert de geschiedenis van Saul ons?
God kiest Saul om koning te zijn over Israël en geeft hem daartoe een nieuw hart. De Geest van God gaat Saul aandrijven, zodat hij in geestvervoering raakt en gaat profeteren. Profeteren is het spreken van woorden van God, spreken namens God. Vol worden van de Geest van God en het spreken van Zijn woorden gaat dus samen. Dit wordt ook gezegd door de profeet Joël, als hij spreekt over de bekering en wedergeboorte van Israël als volk en dat dan God Zijn Geest zal uitstorten op al wat leeft en dat hun zonen en dochters zullen profeteren. Deze belofte (aan Israël!) is gedeeltelijk vervuld (aan Israël) in Handelingen 2. De volledige vervulling (aan Israël) moet nog komen, in de dag des HEEREN (want daar spreekt Joël over), bij de wederkomst van Christus.
We moeten ons goed bewust zijn van wat profeteren is. Het wezenlijke is dat God spreekt door de mond van mensen. Hij openbaart daardoor Zijn gedachten. We moeten dus goed beseffen dat het God is Die spreekt, de Heilige, de Almachtige, de Waarachtige, de Barmhartige, de Genadige. Dan is het dus gepast dat wij zwijgen en luisteren, ons geheel richten op wat Hij te zeggen heeft. Wij zijn als het ware een en al antenne. Vervolgens moeten we de woorden opnemen met ons hart, met ons verstand (voor zover mogelijk). De Bijbel spreekt in dit verband wel van ‘opeten’, om uit te drukken dat het één wordt met ons wezen. Het spreekt vanzelf dat wij onze eigen gedachten en theorieën daarbij op nul zetten. Als we met onze ‘eigen-wijsheden’ bezig zijn, komt de boodschap van God niet goed over, kan ons in het ergste gevel zelfs geheel ontgaan, zodat we er dan niets van leren. Het nieuwe leven met God is een relatie, dat is: Hem vrezen en Hem de eer geven. Bij Saul was deze instelling niet aanwezig. Hij zocht zijn eigen eer. Na de vernietiging van de Amalekieten maakte hij voor zichzelf een gedenkteken in plaats van een altaar voor de Heere (1 Sam. 15:12). En hij had weer niet geluisterd en niet uitgevoerd wat God gezegd had. Zijn leven was geen getuigenis van de boodschap: ‘Vreest God, en geeft Hem eer’. Het vrezen van God is het begin van alle wijsheid. De Eer van God en de Wijsheid van God, zijn Christus! God beëindigde de relatie met Saul en ook zijn bediening. Hij nam Zijn Geest weg en gaf hem een boze geest. Als Gods Geest Saul verlaat, komt er een ander in ‘huis’. In dit geval een boze geest, ook van God. God kan ook een geest van dwaling, of zelfs een leugengeest geven. Zo iemand is dan niet meer bereikbaar voor het Woord van God, voor de Waarheid. Dit zijn ernstige lessen.
In de tijd van Saul, onder het oude verbond, met Israël in de voorrangspositie (later alleen Juda), werkte de Geest van God op de gehele mens, dus ook op het lichaam. Iemand kan bovennatuurlijke krachten ontvangen. Saul sloeg een rund in stukken. Met name bij Simson vinden we deze buitengewone lichamelijke krachten. Ook bij Jonathan zagen we het. Israël is het volk dat God verkoren heeft, een aards volk, bedoeld om een volk van koningen en priesters te zijn, onder leiding van God Zelf, op weg naar het koninkrijk der hemelen. Een volk, geheel toegewijd aan en gericht op God, wandelend in Zijn wegen, gezegend met aardse zegeningen zoals gezondheid, een lang leven voor iedereen, geen miskramen voor mens en dier en goede oogsten (Exod. 23:25 en 26). Zij verkozen evenwel vaak andere goden, zodat God hen moest kastijden in plaats van zegenen.
God bleef trouw aan Zijn volk en werkzaam met Zijn Geest. Er is altijd een gelovig overblijfsel geweest, resultaat van Zijn werk. De geslachtslijn naar Christus ging door, op de meest onmogelijke wijze soms, zodat we dat zeker als het werk van de Heilige Geest kunnen zien. Uiteindelijk gaat hij, in de volheid van de tijd, Zijn beloofde Messias zenden, Die ook Zijn Eigen, Zijn eniggeboren Zoon is. Dit is bij uitstek het werk van de Heilige Geest, een culminatie ervan! De Geest van God is de Geest van herstel. Hij zoekt het verlorene en gaat het verlorene redden. Hij komt Zijn volk redden van z’n zonde.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'