Discipelschap in deze tijd - Deel 2 (slot)

Discipelschap in deze tijd

Deel 2 (slot)

Het woord ´discipelschap´ is alom bekend in kerken en kringen. De meest vanzelfsprekende betekenis ervan is voor velen: het volgen van Jezus. Maar… is dat wel zo vanzelfsprekend? Althans in deze tijd? Deze definitie mag dan onder veel christenen gemeengoed zijn, de vraag is: Wat zegt de Bijbel erover?

Vorige keer (AMEN 106) stonden we stil bij de betekenis van discipelschap zoals dat in (de tijd van) de Evangeliën en Handelingen naar voren komt. Op grond daarvan kwamen we tot de conclusie dat waarachtig discipelschap, zoals dat in deze boeken wordt beschreven, in deze tijd schier onmogelijk is en in de praktijk vrijwel niet wordt uitgeoefend. De betekenis van discipelschap is in de loop der tijd gekerstend ofwel christelijk gemaakt.
We citeerden Rick Warren uit zijn boek Doelgericht Leven: “Wanneer u zich werkelijk toewijdt aan het Grote Gebod (Matt. 22:38 – red.) en de Grote Opdracht (Matt. 28:19 – red.), dan wordt u een uitmuntend christen”.
Welnu, zo ongeveer wordt discipelschap tegenwoordig door velen ingevuld. En dat zal hoofdzakelijk met de beste bedoelingen gebeuren, de vraag is alleen of dat in overeenstemming is met Gods plan voor deze tijd?

Grote Gebod

Hierover lezen we in Mattheüs 22:34-40: “Toen de Farizeeën gehoord hadden dat Hij de Sadduceeën de mond gesnoerd had, kwamen zij bijeen. En een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: Meester, wat is het grote gebod in de wet? Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.”
Opvallend is dat de Heere aan de Wet ook de Profeten verbindt, terwijl dat niet in de vraag lag opgesloten. Ook in Lukas 10:25 en volgende lezen we over een wetgeleerde die Jezus een vraag stelt: “En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken, en zei: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Hij zei tegen hem: Wat staat er in de Wet geschreven? Wat leest u daar? Hij antwoordde en zei: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf. Hij zei tegen hem: U hebt juist geantwoord. Doe dat en u zult leven.”
De onderhouding van het Grote Gebod leidt dus tot het beërven van eeuwig leven. Er is echter één probleem. De Heere zegt: Doe dat en u zult leven… maar er is geen mens die dat voor honderd procent kan doen. In het Grote Gebod is de eis van Gods gerechtigheid neergelegd en geen mens kan aan die eis voldoen, vanwege de zonde die in hem/haar is. Dit is dus een onbegaanbare weg! De apostel Paulus laat in de Romeinenbrief zien hoe de Heere God dat probleem heeft opgelost: “Maar nu is zonder de Wet gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de wet en de profeten is getuigd: namelijk gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God, en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus” (Rom. 3:21-24).
Met zoveel woorden zegt Paulus dat de Wet en de Profeten eigenlijk een getuigenis zijn van Gods gerechtigheid, die zichtbaar geworden is door het geloof van Jezus Christus. In de vertalingen wordt meestal gesproken over het ´geloof in Jezus Christus´, maar het moet zijn: van (vgl. de oude Statenvertaling).
Er is slechts één Mens die het Grote Gebod, ja de ganse Wet en de Profeten heeft vervuld, en dat is Jezus Christus, de Zoon van God. Hij heeft het ´doe dat en u zult leven´ helemaal vervuld. Zie voor een uitgebreide behandeling hiervan het boekje ´Het geloof VAN Christus´ (Everread Uitgevers, zie www. everread.nl).

Grote Opdracht

Hierover lezen we in Mattheüs 28: “En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen” (vs. 18-20).
Allereerst even een kanttekening bij deze vertaling. In de Herziene Statenvertaling lezen we: ´Ga dan heen, onderwijs al de volken…´ (zo ook in de oude Statenvertaling). In de grondtekst staat hier het woord ´matheteuoo´, verwant aan ´mathetes´, discipel, leerling. Het gaat dus om discipelschap. De NBG-´51 geeft dit nog het beste weer: “Gaat dan henen, maakt al de volken tot (Mijn) discipelen…” Letterlijk staat er: discipel al de volken, alleen, wij kennen het woord discipel niet als werkwoord, vandaar de omschrijving: ´tot discipelen maken´, ´onderwijzen´.
Het is dus de bedoeling dat al de volken, waaronder Israël de eerste plaats inneemt, komen tot discipelschap, oftewel overtuigd-aanhanger-zijn van de Meester, de Heere Jezus Christus.
Als we de eerder genoemde redenering van Rick Warren serieus nemen, dan moeten we constateren dat er in de afgelopen 2000 jaar bitter weinig ´uitmuntende christenen´ geweest zijn, want tot op heden is nog geen enkel volk, zelfs Israël niet, tot discipelschap gebracht.
Anders gezegd: De Heere God is nu 2000 jaar bezig met de Grote Opdracht en er is nog niets van terecht gekomen… Dit zou wel heel vreemd zijn, ware het niet, dat deze opdracht ook helemaal niet bedoeld is voor deze ´2000 jaar´!

Onderbreking

De woorden van de Heere staan in de context van de ´voleinding der wereld´ (Gr.: aioon = eeuw). Dat is de tijd van oogst, waarin ook engelen betrokken zullen zijn (Matt. 13:39,40 en 49). Het is de tijd van de komst (Gr.: parousia = aanwezigheid) van de Zoon des mensen en de laatste van de 70 jaarweken van Israël (Matt. 24:3 e.v.). Het is de tijd van de (hernieuwde) aankondiging en vestiging van het Koninkrijk op aarde. Dit ligt nog in de toekomst!
In de tijd die beschreven wordt in de Evangeliën en Handelingen werd de boodschap van het Koninkrijk verkondigd en onderwezen. Maar als gevolg van de verwerping van de Messias-Koning is de openbaring van het Koninkrijk uitgesteld naar een later tijdstip. Er is van Godswege een onderbreking gekomen in het profetische programma. De Koning is teruggekeerd naar de hemel en verblijft daar totdat de draad van de geschiedenis van Israël en het Koninkrijk weer wordt opgepakt. Dan zal de grote Afwezige weer aanwezig zijn en Zijn koningschap openbaren. In het laatste Bijbelboek ´Openbaring van Jezus Christus´ (1:1) lezen we daarover het volgende:

“En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid” (Opb. 11:15).

“En de grote draak werd neergeworpen, namelijk de oude slang, die duivel en satan genoemd wordt, die de hele wereld misleidt. Hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is gekomen de zaligheid, de kracht en het koninkrijk van onze God en de macht van Zijn Christus, want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is neergeworpen” (Opb. 12:9-10).

“En ik hoorde zoiets als een geluid van een grote menigte en als een gedruis van vele wateren en een geluid als van zware donderslagen: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden. Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt” (Opb. 19:6-7).

De vervulling van deze woorden ligt nog in de toekomst en zolang ze nog niet vervuld zijn, is de Koning en Zijn Koninkrijk nog altijd verborgen in de hemel.
Aan het einde van de Handelingen-periode, als de afwijzing van de zaligheid (d.i. de Zaligmaker!) definitief is vastgesteld, maakte Paulus bekend “…dat de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is” (28:28). Hij zei dat terwijl hij zich als gevangen in Rome bevond. In de brieven die hij daar schreef, komt hij op de betekenis van deze uitspraak terug als hij schrijft over het geheimenis “…dat dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen. Aan hen heeft God willen bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheimenis onder de heidenen: Christus onder u, de hoop op de heerlijkheid” (Kol. 1:27). Letterlijk staat er: Christus in u… Voor Israël en de rest van de wereld is Hij afwezig, verborgen namelijk, maar Hij woont door Zijn Geest in de harten van gelovigen.
Dit geheimenis heeft betrekking op de uitroeping van de Gemeente, het Lichaam van Christus. In die tijd (deze tijd dus!) is de Heere God niet bezig met de verkondiging en oprichting van het Koninkrijk. En alles wat daarmee te maken heeft, dus ook het discipelschap, e.d., is evenmin aan de orde. Zoals ook de Grote Opdracht, die niet vandaag, maar in de toekomst –in betrekkelijk korte tijd- zal worden vervuld.

Leraar van de heidenen

Gelovigen in deze tijd bezitten hun burgerschap in de hemel (Filipp. 3:20). Zij zijn door de Vader “…getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde “ (Kol. 1:13). De zegen die zij In Christus hebben ontvangen, heeft niets te maken met aardse, stoffelijke zaken, want zij zijn gezegend “…met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus…”, daartoe al uitverkoren vóór de grondlegging der wereld (Efe. 1:3-4).
Een totaal andere situatie dus. Al deze heerlijke waarheden hebben betrekking op deze tussen-tijd en worden vermeld in de zgn. late brieven van Paulus (= geschreven tijdens zijn gevangenschap in Rome aan het einde van zijn loopbaan en leven).
Daarin komt het woord discipelschap niet voor. Dit is enigszins opvallend, omdat er wel degelijk over een leraar, een meester wordt gesproken, en wel de apostel Paulus!

In Efeze 3.1 e.v. zegt hij, dat de ´uitdeling van de genade van God´ aan hem gegeven is. Het woord ´uitdeling´ wordt in de Statenvertaling vertaald met ´bedeling´. Het komt van het Griekse ´oikonomia´: huishouding. Ook schrijft hij, dat God hem door openbaring het geheimenis bekendgemaakt heeft. In de Kolossenzenbrief lezen we dat hij een dienaar van de Gemeente is geworden “…overeenkomstig de beheerstaak (Gr.: oikonomia) van God, die mij met het oog op u gegeven is om het Woord van God te vervullen, namelijk het geheimenis…” (1:25).
Welnu, zoals Mozes eertijds de Wet ontving en onderwees aan het volk, en de Heere Jezus in Zijn dagen discipelen maakte en hen onderwees in de dingen van het Koninkrijk, zo is Paulus door God aangesteld als huishouder, beheerder van de genade. Hij mocht (lees: moest) het geheimenis bekend maken en de gelovigen daarin onderwijzen.

Als het gaat om de vraag wie onze meester c.q. leraar is, zijn twee Bijbelgedeelten belangrijk:

1 Timotheüs 2:5-7
“Want er is één God. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen. Dit is het getuigenis op de door God bestemde tijd. Daartoe ben ik aangesteld als prediker en apostel (ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet), als een leraar van de heidenen in geloof en waarheid”.

2 Timotheüs 1:8-11
“Schaam u dan niet voor het getuigenis van onze Heere, en ook niet voor mij, Zijn gevangene, maar lijd met mij verdrukking om het Evangelie, overeenkomstig de kracht van God. Hij heeft ons zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping, niet overeenkomstig onze werken, maar overeenkomstig Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen, maar nu is geopenbaard door de verschijning van onze Zaligmaker, Jezus Christus, Die de dood tenietgedaan heeft, en het leven en de onvergankelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie, waarvoor ik aangesteld ben als prediker, apostel en leraar van de heidenen”.

Timotheüs werd opgeroepen zich niet te schamen. Hij moest zich niet schamen voor onze Heer, noch voor Zijn getuigenis. Ook moest hij zich niet schamen voor Paulus. Zich schamen voor Paulus was zich schamen voor de Heer! Paulus is de door God Zelf aangestelde vertegenwoordiger en woordvoerder voor het Lichaam van Christus in deze ´bedeling van de genade van God´. Hij moedigt Timotheüs aan zich niet voor hem te schamen, ook al verbleef hij in de gevangenis als ware hij een boosdoener (1:8; 2:9). Paulus schaamde zich niet voor de vernederende omstandigheden waarin hij gevangen werd gehouden. Integendeel, hij had geleerd waarvoor deze gevangenschap diende (Efe. 3:1) en beschouwde zich voor alles een ´gevangene in de Heere´ (Efe. 4:1). Hij kon zich er zelfs verblijden, omdat hij wist waar het voor was en voor wie (Kol. 1:24 e.v.).

In deze twee Bijbelgedeelten noemt Paulus zich: prediker, apostel en leraar van de heidenen. Daarmee plaatst hij zich buiten de groep van de Twaalf en het kader van de Grote Opdracht:

  • Paulus was niet een van de twaalf apostelen; hij had een uniek, speciaal apostelschap gekregen van God.
  • Paulus was niet gekozen tijdens de aardse bediening van Christus.
  • Paulus werd niet gekozen als vervanger van Judas; dat was Matthias (Hand. 1:24-26).
  • Paulus voldeed niet aan de vereisten om een van de twaalf te zijn; er waren zeer specifieke en gedetailleerde vereisten om een van de twaalf te kunnen zijn. Paulus voldeed niet aan deze vereisten.
  • Paulus ontving en predikte een ander evangelie dan dat van de twaalf (Gal. 2:7).
  • Paulus ontving zijn boodschap niet via de twaalf apostelen.
  • Paulus had een apostelschap dat anders was dan dat van de twaalf apostelen.
  • Paulus bracht een nieuwe bedeling; zijn goede nieuws was onderdeel van een onthulling van een geheel nieuwe goddelijke bediening voor de mensheid, de onbegrensde uitdeling van Gods genade (Efe. 3:2).
  • Paulus vervulde een nieuwe opdracht ten behoeve van de Gemeente (Kol. 1:24).

Deze prediker en apostel is de ´leraar van de heidenen´. Het woord ´leraar´ komt van het Griekse didaskalos. Dit woord vinden we in de Evangeliën terug als ´meester´. Zo werd de Heere Jezus aangesproken! Net als de Heere in zijn bediening op aarde Meester of Leraar voor Israël was, zo is Paulus aangesteld als meester of leraar van en voor de heidenen.
Nergens in de brieven van Paulus worden gelovigen discipelen genoemd, maar mocht iemand die uitdrukking willen gebruiken, dan wel in de juiste betekenis. Wij zouden dan geen discipelen van Jezus, maar discipelen van Paulus zijn! Leerlingen/navolgers van de apostel Paulus en daarmee ook navolgers van God, want Hij heeft Paulus aangesteld in deze bediening. Het zijn met name de gevangenschapsbrieven (ook wel late brieven genoemd, d.i. geschreven na de Handelingenperiode), waarin de apostel uitwijdt over zijn taak, zijn apostelschap, zijn rentmeesterschap, e.d. Daarin lezen wij over Gods bedoelingen (lees: plan) in deze tussen-tijd. Dat was een geheim, dat nu door Paulus bekendgemaakt en onderwezen wordt. Van daaruit worden wij als leden van het Lichaam van Christus toegerust tot dienstbetoon.

Toerusting

Dit onderwijs vindt plaats vanuit het Woord, uiteraard. In 2 Timotheüs 3:16 lezen wij daarover het volgende: "Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.”
De gerechtigheid is dat wat in overeenstemming is met Gods wil. Daarom bidt Paulus in Kolossenzen 1:9 e.v., dat Gods kinderen vervuld mogen worden met de "…de zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht…". Dit is: wandelen in overeenstemming met Zijn bedoeling in deze tijd; dat is gerechtigheid!
Daartoe moeten wij onderwezen worden, om te (leren) zien wat de wil van God is in deze huishouding der genade/geheimenis, want daar gaat het nu over.
Degenen, die zich geroepen weten als evangelisten, herders en leraars zullen zich daarvan rekenschap moeten geven, dat zij de heiligen prediken en leren wat God wil in deze tijd. Daarom dienen zij het Woord van de waarheid recht te snijden!

In de praktijk zien we dat dit lang niet altijd gebeurt. Sterker nog: vele ´leraren´ hebben zelf geen weet van Gods bedoelingen in deze tijd. Dat was in het verleden onder Israël precies zo: "Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis", klaagt de HEERE de priester aan in Hosea 4: 4-6. Want als de boodschap van God al niet goed wordt overgebracht, hoe zal het volk die boodschap dan goed kunnen verstaan!?
Het gevolg was, dat men in de dagen van de Heere Jezus totaal geen zicht meer had op de Messias! Slechts een klein overblijfsel heeft Hem herkend en ook erkend.
Het Christendom is dezelfde weg gegaan; allerlei leringen en dogma's verdrongen het onderwijs van Gods Woord. Ook vandaag wordt in brede Christelijke kring alles door elkaar gehaald, heeft men geen visie voor de verschillende fasen en bedelingen (huishoudingen) in Gods plan, en heeft men ook geen zicht op de onnaspeurlijke rijkdom van Christus die door Paulus is verkondigd. Gelukkig zijn er ook gelovigen die wel visie (gekregen) hebben voor deze rijkdom. Zij weten wat Gods plan is in deze tijd. Zij komen, zoals Paulus schrijft in Kolossenzen 2:2 "tot heel de rijkdom van de volle zekerheid van het inzicht..."
Toch zal het te midden van de Christenheid altijd een minderheid zijn, een overblijfsel, dat deze rijkdom kent. Het is niet anders. Feit is en blijft, dat de apostel Paulus onze leraar is en zijn onderwijs hebben we nodig om te weten wat Gods wil is in deze tijd, wat het betekent om christen te zijn vandaag, om lid te zijn van het Lichaam, wat onze roeping en bestemming is, wat onze rijkdom en onze toekomst is, enzovoort.
Luister tenslotte naar wat de meester zelf zegt:

“Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is, in alle nederigheid en zachtmoedigheid, met geduld, door elkaar in liefde te verdragen, en u te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is” (Efe. 4:1-6).

“Wees met elkaar mijn navolgers, broeders, en houd het oog gericht op hen die zó wandelen, zoals u ons tot een voorbeeld hebt” (Filipp. 3:17).

“Blijft u echter bij wat u geleerd hebt en waarvan u verzekerd bent, omdat u weet van wie u het geleerd hebt…” (2 Tim. 3:14).

Meer artikelen in de serie "Discipelschap in deze tijd":

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'