Handelingen 28: Nieuwe fase in Gods plan

Handelingen 28: Nieuwe fase in Gods plan

De verandering in de bediening van de apostel Paulus aan het einde van het boek Handelingen was de voorbode van een nieuwe orde van dingen, die volgde op de terzijdezetting van Israël en het uitstel van het Koninkrijk.

Van Jeruzalem naar Rome

De eerste stap tot deze verandering wordt vermeld in Handelingen 19:8,9.
Dit is het laatste 'synagoge-getuigenis' van de apostel Paulus. Na de verharding maakte hij zich los van de Joden en zonderde zijn discipelen af en verzamelde hen als een afgescheiden gezelschap in de gehoorzaal van Tyrannus apart van de synagoge. Het motto in de Handelingentijd was: "eerst de Jood, en ook de Griek". Maar deze opdracht is na de Handelingen vervallen. "Eerst de Jood", is niet de opdracht voor de tegenwoordige tijd. Het is daarom niet correct om Romeinen 1:16 als argument te gebruiken om zending onder de Joden te rechtvaardigen. De hedendaagse Joden staan op dezelfde positie als alle heidenen. Er is in deze tijd geen onderscheid tussen Jood en Griek. Joden zijn net als Heidenen "zondaren" die gered kunnen worden. Maar hierbij heeft de Jood geen enkele speciale Messiaanse voorrangspositie of nationale privileges meer, zoals in de Handelingenperiode.
Handelingen 20 toont ons, dat boeien en verdrukkingen de apostel wachten in Jeruzalem. Paulus moet zijn bediening afbreken, omdat hij gebonden is geworden door de Geest (Hand. 20:22). Het is de Here die hem 'gevangen' neemt en zijn bediening terugtrekt. De gelovigen van Efeze zouden zijn aangezicht niet meer zien. In Handelingen 20:17-27 kijkt de apostel eerst terug op zijn bediening tot op heden in de Handelingen: het rentmeesterschap ten aanzien van het nieuwe verbond en de verzoening. Daarna kijkt hij vooruit naar een nieuwe bediening in de toekomst: het rentmeesterschap over de genade Gods: de verborgenheid. Het verleden vat hij samen in de verzen 20-21. "...hoe ik niets nagelaten heb van hetgeen nuttig was om u te verkondigen en te leren in het openbaar en binnenshuis, Joden en Grieken betuigende zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus."
Dit is deels dezelfde bediening als die van Johannes de Doper en als die van de apostel Petrus tot het volk van Israël. Johannes de Doper en Petrus richtten zich tot de Joden in het land. Paulus richtte zich hoofdzakelijk tot de Joden in het buitenland. Hiernaast predikte hij tot de heidenen als de Joden zijn getuigenis niet aannamen. Dit deed hij in Gods opdracht om Israël tot jaloersheid en naijver te prikkelen. Maar nu verklaart Paulus dat zij zijn aangezicht niet meer zullen zien, (vers 25). Hierbij benadrukt hij: "Daarom verklaar ik u op de dag van heden, dat ik rein ben van aller bloed; want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen."
Paulus heeft in zijn verkondiging niets achter gehouden ten aanzien van de prediking van het nieuwe verbond en de verzoening. Geheel de raad Gods heeft hij hen verkondigd. In Handelingen 26:22,23 voegt hij hieraan toe: "Als een getuige, die hulp van God heeft ontvangen tot op deze dag, sta ik dus hier voor klein en groot, zonder iets anders te zeggen dan wat de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zou, namelijk, dat de Christus zou lijden, en dat Hij als eerste uit de opstanding der doden het licht zou aankondigen en aan het volk en aan de heidenen." Paulus heeft in zijn eerste bediening niets anders gezegd, dan wat de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zou. Zijn toekomstige bediening introduceert hij met "En zie nu..." om verder te gaan met: "...reis ik, gebonden door de Geest, naar Jeruzalem, niet wetende wat mij daar overkomen zal, behalve dat de Heilige Geest mij van stad tot stad betuigt en zegt, dat mij boeien en verdrukkingen te wachten staan. Maar ik tel mijn leven niet en acht het niet kostbaar voor mijzelf, als ik slechts mijn loopbaan mag ten einde brengen en de bediening, die ik van de Here Jezus ontvangen heb om het evangelie der genade Gods te betuigen." Deze nieuwe bediening is verbonden met boeien en verdrukkingen, het gebonden zijn door de Geest. Het is goed op te merken dat de drie grote brieven, die ná Handelingen 28:28 geschreven zijn over de openbaring van de verborgenheid: Efeze, Filippenzen en Koloscenzen, vermelden dat Paulus "de gevangene des Heren" geworden was. Deze toekomstige bediening brengt hij in vers 24 onder woorden: "om het evangelie der genade Gods te betuigen". Dit is voor het eerst dat Paulus over deze boodschap spreekt. Het is een evangelie naar de rijkdom Zijner genade. De apostel zet hierna koers naar Jeruzalem, waar wij hem in levensgevaar vinden (Hand. 21-23). Maar al spoedig verdwijnt Jeruzalem uit het gezichtsveld en daarmee geheel Israël. Het hele beeld verandert, Rome komt in beeld (Hand. 28) en daarmee de 'heidenen'. Toch vinden wij nog in Handelingen 28 dat er sprake is van genezingen: "Nu geschiedde het, dat de vader van Publius met ingewandskoortsen te bed lag; en Paulus ging tot hem en deed een gebed, en hij legde hem de handen op en genas hem. En toen dit geschied was, kwamen ook de anderen op het eiland, die ziekten hadden, en werden genezen" (vers 8-9)

Van Israël naar de heidenen

De hoop van Israël is nog actueel in Handelingen 28: "Daarom heb ik verzocht u te zien en toe te spreken, want om de hoop van Israël draag ik deze keten" (vers 20).
Als Israël op de prediking van de apostelen was ingegaan, dan was de Paulus niet gebonden geworden door de Geest en droeg hij nu niet deze keten. Maar het Koninkrijk is nog steeds nabij. Het is nog steeds: "eerst de Jood en ook de Griek". Maar het is wel de allerlaatste mogelijkheid voor Israël om zich te bekeren, zodat Christus kan worden gezonden om het Koninkrijk op te richten (Hand. 3:19-21). Paulus spreekt met de voormannen der Joden een dag af en gedurende die hele dag stelde hij hen met nadruk het Koninkrijk Gods voor, (vers 23). De tegenstelling tussen Handelingen 28:23 en de verzen 30,31 is heel kenmerkend!

Handelingen 28:23 – i.v.m. de Joden: "En nadat zij een dag met hem hadden afgesproken, kwamen verscheidenen tot hem in zijn verblijf, wie hij met nadruk het Koninkrijk Gods voorstelde, pogende hen te overtuigen ten opzichte van Jezus, uit de wet van Mozes en de profeten, van de vroege morgen tot de avond toe.

Handelingen 28:30-31 – i.v.m. de heidenen en allen die tot hem kwamen: "En hij bleef de volle termijn van twee jaar in zijn eigen gehuurde woning, en ontving allen, die tot hem kwamen, predikende het Koninkrijk Gods, en onderricht gevende aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering."

Het contrast is duidelijk. Tot de Joden is het "ten opzichte van Jezus"; tot de heidenen is het "aangaande de Here Jezus Christus." Tot de Joden is het een Messiaans getuigenis "uit de wet van Mozes en de profeten"; daarna wordt Christus niet meer gepredikt als Koning, maar als Heer en Hoofd van het Ene Lichaam. Vrijmoedig sprak Paulus in zijn eigen gehuurde woning tot allen die hem bezochten over de verborgenheid en al zijn geestelijke waarheden. In Efeze 6:19-20 vraagt hij gebed: "En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken, ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken, waarvoor ik een gezant ben in ketenen. Dan zal ik daartoe vrijmoedig kunnen optreden, zoals ik behoor te spreken."
Het woord 'vrijmoedig' in Handelingen 28:31 is in het Grieks hetzelfde woord als in Efeze 6:19. Het laat ons zien, dat zijn gebed beantwoord werd. Als de "twee volle jaren" enige profetische betekenis hebben, dan slaan zij op de periode van Israëls terzijde zetting, zoals beschreven in Hosea 6:1-3 "Komt, laat ons wederkeren tot de Here! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. Ja, wij willen de Here kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit."
Deze periode van Israëls terzijde zetting begon in Handelingen 28:23-28, een paar jaar vóór de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Chr. Profetisch gezien, zal het "de volle termijn van twee jaar", (d.w.z. twee dagen van 1000 jaar) duren, voordat God de draad met Zijn volk weer opneemt en voor de vierde maal het zaad van het evangelie van het koninkrijk onder Israël zal zaaien (Matth. 13:8,23) door middel van de bediening van Elia (zie artikel in AMEN 55, pag. 35-36): "Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil, in de dagen der toekomst."

Gods grenslijn

De slotverzen van Handelingen 28 vormen de grote grenslijn tussen de (vroegere) brieven van Paulus over zijn bediening van het nieuwe verbond en de verzoening en de de (latere) brieven over de openbaring van de verborgenheid. De brieven die Paulus schreef gedurende de Handelingen, zagen uit naar de wederkomst van Christus en de oprichting van het duizendjarig Messiaanse koninkrijk. Deze brieven sluiten het gelovig overblijfsel van Israël in en de gelovig geworden heidenen. Paulus laat zien dat de prediking richting het volk van Israël in de Handelingen wel geen resultaat had, maar dat de gelovig geworden Joden en heidenen met elkaar een gemeente vormen van eerstgeborenen: "een gemeente van eerstelingen". De gelovig geworden heidenen waren gezegend tezamen met de gelovige Abraham (Gal. 3:7-9). Zij waren als wilde olijftakken geënt op de olijfboom en hadden zo deel aan de saprijke wortel (Rom. 11:17). Zo kwam de zegen van Israël ook tot de heidenen. Maar toen de olijfboom in Handelingen 28:23-28 werd omgehakt, kwam aan dit alles een eind.
Op het moment dat Paulus Jesaja 6:9,10 aanhaalt, wordt Israël Lo-Ammi (Niet-Mijn Volk) en aan Israëls bijbelse geschiedenis kwam een (voorlopig) eind. De geschiedschrijving in de Bijbel eindigt in Handelingen 28 en gaat bijbels gezien pas weer verder met hetgeen opgetekend staat in de profeten en in het bijbelboek Openbaring, wanneer de tussenliggende periode ten einde zal zijn. Het koninkrijk der hemelen dat in de Handelingen nabij was, verdween en alles wat dispensationeel met dit koninkrijk verbonden was, werd uitgesteld.
Het is daarom belangrijk om onderscheid te maken in de zeven brieven die de apostel in de Handelingen schreef en de zeven brieven die Paulus ná Handelingen 28:28 schreef tijdens en na zijn gevangenschap in Rome.

De brieven vóór Hand. 28

  • Galaten
  • 1 Tessalonicenzen
  • 2 Tessalonicenzen
  • Hebreeën
  • 1 Korinthe
  • 2 Korinthe
  • Romeinen

De brieven ná Hand. 28

  • Efeze
  • Kolossenzen
  • Filemon
  • Filippenzen
  • 1 Timotheüs
  • Titus
  • 2 Timotheüs

Op de eerste set brieven heeft Israël als natie zijn invloed. Millennium-achtige voorstellingen zijn hier al in overvloed aanwezig. Menselijkerwijs gesproken zou de bekering van het volk Israël de wederkomst van Christus en de oprichting van het Koninkrijk tot gevolg hebben gehad, binnen de levenstermijn van diegenen aan wie de apostel schreef. Na Handelingen 28 was dit niet meer het geval. Er was geen natie Israël meer. Het Koninkrijk was geheel afwezig en opgeschort.
Jeruzalem was verwoest. En de heidenen als zodanig waren uitgesloten van het burgerschap Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte en als de Heer enig evangelie voor hen had, dan moest het wel een evangelie zijn van soevereine genade. Dit vormt de basis van de eerste gevangenschapsbrief, de Efeze-brief, over de openbaring van die genade (Efe. 3:8-9).

Bijzondere zegen

Bedieningen (c.q. bedelingen) eindigen nooit abrupt. Altijd vindt er een zekere overlap plaats. Het boek Handelingen der apostelen toont de geschiedenis van deze overgangsperiode. En de brieven geschreven vóór Handelingen 28 bevatten daarom veel overgankelijke dingen en een aparte dispensationele Abrahamitische positie, die een andere is dan de positie van de gelovige van vandaag in Christus.
Israël heeft altijd de hoofdplaats ingenomen in het dispensationeel handelen van God ten opzichte van de volkeren. Israël zal die plaats ook in de toekomst weer gaan innemen. Alle profetische delen van het Oude Testament zijn geheel met het nationaal bestaan van Israël verbonden. Vanuit de bestudering van deze dingen komen wij tot de conclusie dat wij de grote grenslijn in de Schrift niet moeten zoeken in Mattheüs 1 bij de geboorte van Christus, of in Handelingen 2 op de pinksterdag, maar in Handelingen 28:23-28, waar Israël Lo-Ammi wordt en verdwijnt als staat en natie. Wij als gelovigen van vandaag hebben niets te maken met de Mozaïsche Wet als zodanig. De meeste christenen zullen dit beamen. Net zo mogen wij niet en kunnen wij niet de grenslijn, die de Heilige Geest heeft getrokken in Handelingen 28, naast ons neerleggen zonder dat wij een hopeloze verwarring veroorzaken. Als wij dit doen, dan falen wij om de bijzondere zegeningen en verantwoordelijkheden die de onze zijn naar hun waarde te schatten en te waarderen.
De Joden in de dagen van de Here Jezus en de Handelingen faalden in het geloven en het aanvaarden van de prediking van het Koninkrijk vanwege de overlevering der vaderen. Laten wij niet in dezelfde fout vervallen t.a.v. het evangelie der genade over de openbaring van de verborgenheid, doordat onze ogen verblind zijn door hetgeen wij aan overleveringen, gebruiken en dogma's van onze vaderen hebben ontvangen. Want dan zal ons hetzelfde overkomen als Israël. Dan zijn wij ziende blind en horende doof. Dan gaat alles wat Paulus ons over de verborgenheid van het Lichaam van Christus openbaart aan ons hart, ogen en oren voorbij (Efe. 1:17-19). Wij hopen en bidden dat de bestudering van deze dingen tot resultaat mag hebben de eer en de verheerlijking van God.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'