Het hoofdgeld en verzoening voor het leven

Het hoofdgeld en verzoening voor het leven

Was je in Israël twintig jaar of ouder dan moest je het hoofdgeld betalen. Je hoorde er dan helemaal bij: je werd gerekend tot Gods uitverkoren volk, waarmee de Heere God nog steeds grote plannen heeft.

Hefoffer
De betaling van het hoofdgeld was een voortvloeisel uit de woorden van Exodus 30:12 en 13. Tussen twee haakjes: in tegenstelling tot andere vertalingen komt het woord ‘hoofdgeld’ alleen voor in de NBG-’51 vertaling (verder: NBG), zie 2 Koningen 12:4 en Mattheüs 17:24. In de laatste tekst staat het Griekse woord ‘didrachmen’, hetgeen betekent: twee drachmen, een zilveren munt ter waarde van een halve sikkel (Hebr. shekel - Foto: halve shekel uit het jaar 70 na Chr.).

In Exodus 30:12 en 13 wordt gesproken over ‘het losgeld voor zijn leven’ en over een ‘hefoffer’ om verzoening voor het leven te doen (Exod. 30:15).
Als argument staat erbij: “opdat er bij hun telling geen plaag over hen komt.”
Dat was dus op voorhand de sanctie die de Heere God instelde. De kosten waren een halve sikkel per persoon en dan wordt de heilige sikkel bedoeld: “de sikkel van het heiligdom” (vs. 13). Daarnaast was er ook nog een koninklijke sikkel die een andere waarde had.
Dit wordt ook wel ‘de tempelheffing’ genoemd en dat ligt in lijn met wat er in Exodus 30:16 staat: “U moet het geld ter verzoening van de Israëlieten nemen en het bestemmen voor de dienst van de tent van ontmoeting.” Met deze ‘tent van ontmoeting’ wordt de Tabernakel bedoeld en die was gebouwd en gebruikt in de woestijn omdat het inderdaad een tent was die gemakkelijk opgezet en afgebroken kon worden en meegenomen naar de volgende pleisterplaats. Later, in het land, werd de tempel gebouwd, een vast gebouw in Jeruzalem.

Het Nieuwe Testament
Dit offer gaat al die eeuwen gewoon door en ook in het Nieuwe Testament lezen we er over in Mattheüs 17.
De mensen die dit bedrag bij het volk moesten innen, vragen aan Petrus: “Betaalt uw Meester de twee drachmen niet?” (vs. 24-27). Ze gingen er gemakshalve maar vanuit, dat die Profeet uit Nazareth de heffing niet betaalde. Maar Petrus wist kennelijk beter en beantwoordt de vraag met een ‘jawel’. Als hij even later in het huis komt waar de Heere Jezus is, weet Hij natuurlijk al wat er heeft plaatsgevonden, zo lezen we in vers 25.
Jezus stelt aan Petrus de vraag: “Wat denkt u, Simon? De koningen van de aarde, van wie ontvangen zij tol of belasting, van hun zonen of van vreemden?”
Het antwoord van (Simon) Petrus is: “Van vreemden.” Dat antwoord is kennelijk juist, en de Heere Jezus zegt: “Dan zijn de zonen dus vrijgesteld. Maar om hun geen aanstoot geven: ga naar zee, werp een vishaak uit, en pak de eerste vis die bovenkomt. Doe zijn bek open en u zult een stater vinden. Neem die en geef hem aan hen voor mij en voor u.” Zo’n antwoord kan natuurlijk alleen maar van de Heere Jezus komen. Geen ergernis oproepen bij de belastinginners, gewoon betalen wat voorgeschreven is, zoals ook later in Mattheüs 22:17-22 ter sprake komt. Daar proberen de Farizeeën Hem te strikken met een -naar hun idee- hele slimme vraag. En het was natuurlijk ook lastig, want de keizer waar het hier om gaat is natuurlijk een Romein, een buitenlandse onderdrukker.
Maar ook hier is het antwoord: “Geef dan aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is.” 
Petrus is ongetwijfeld gaan vissen en heeft de ‘stater’ gevonden in de bek van de eerste de beste vis. Een stater (Foto: Zilveren stater met afbeelding van keizer Augustus) is een muntstuk en had de waarde van vier drachmen; die waarde komt overeen met een hele sikkel en dat is goed voor het hoofdgeld voor twee personen: “Neem die en geef hem aan hen voor Mij en voor u” (Matt. 17:27). Zo ga je dus om met aardse omstandigheden.

Penning
Uit de gebeurtenis die in Mattheüs 20:2 beschreven is, blijkt dat de arbeiders per dag en salaris kregen van één penning. Ze waren het hierover eens geworden volgens vers 13, er was dus over onderhandeld. Als dergelijke dingen zo beschreven worden, geldt dat voor de hele Bijbel, ook in overdrachtelijke zin. De beschreven gebeurtenis van Mattheüs 20 is ten slotte een gelijkenis.
In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan uit Lukas 10 is ook sprake van een betaling. De Samaritaan die zo liefdevol van zijn rijdier afstapt om het slachtoffer te helpen, geeft volgens Lukas 10:35 twee penningen aan de herbergier met de opmerking erbij: “Zorg voor hem, en wat u verder aan kosten maakt, zal ik u geven als ik terug kom.” Hij gaat dus weg en is van plan terug te komen. Hij geeft de waarde van twee daglonen en komt inderdaad na twee dagen weer terug, oftewel: op de derde dag!
Dat zegt ons wel wat, want deze weldoener is natuurlijk een prachtig type van Christus Jezus, Die Zijn hemelse positie opgaf om op de aarde te redden wat er te redden was. De Samaritaan had barmhartigheid bewezen aan iemand die ten dode was opgeschreven. Hij had zijn leven gered en in de heilige stad Jeruzalem in veiligheid gebracht en goed verzorgd achtergelaten.
Als ik dat lees, ben ik steeds weer ontroerd, omdat ik me realiseer dat ook ik van de Man die opging naar Jeruzalem barmhartigheid heb ontvangen. Ook ik was van huis uit ten dode opgeschreven, maar werd gered en in veiligheid gebracht, en alles werd voor me betaald.

De vaderlandse dichter Jan Luyken (Johannes Luiken; 1649-1712) had dit ook begrepen, want hij schreef rond 1700 in het gedicht ‘De Samaritaan’: 

Hy is de Liefde zelfs, en heeft ons zo gedaan,
Als zyne Menschheid op der aarde quam gegaan,
Daar wy, half dood, ontbloot, getystert en geslaagen,
In eigen onmacht aan den weg geworpen lagen,
En in die stand des doods, het Oog van alle ding,
Maar af, en hulpeloos, voorby ons heene ging.
Zyn liefde heeft ons doen barmhertig opgenomen,
Op dat wy weder tot gezondheid zouden komen …

Mooi oud taalgebruik en hij slaat de spijker op de kop. Trouwens, die Samaritaan betaalde met zijn twee penningen tegelijkertijd ook het hoofdgeld want twee penningen hebben dezelfde waarde als de halve sikkel die in Exodus 30 wordt genoemd.
Voor de man die in handen van de rovers was gevallen betekende het: Ik hoor erbij, want er is voor mij betaald. Ik hoor bij de getelden van Gods uitverkoren volk. Een enorme verandering in zijn leven. De vertelling begint namelijk met te melden dat hij van Jeruzalem naar Jericho ging, of, zoals de NBG zegt: hij daalde af. Hij verliet de stad van de vrede en ging naar de (vervloekte) stad die niet had mogen worden herbouwd. Hij ziet daarbij de dood in de ogen, maar wordt wonderbaarlijk gered en in veiligheid gebracht door nota bene een Samaritaan (Want Joden hebben geen omgang met Samaritanen – Joh. 4:9). Alle kosten worden voor hem betaald, zelfs voor de toekomst, met de belofte: “wat u verder aan kosten maakt, zal ik u geven als ik terugkom” (Luk. 10:35).

Verzoening voor het leven?
Zo begrijpen we (beter) wat er staat in Exodus 30:15-16: “De rijke mag niet meer en de arme niet minder geven dan een halve sikkel, als u het hefoffer voor de HEERE geeft om voor uw leven verzoening te doen. U moet het geld ter verzoening van de Israëlieten nemen en het bestemmen voor de dienst van de tent van ontmoeting. Het moet een herinnering voor de Israëlieten zijn voor het aangezicht van de HEERE, om voor uw leven verzoening te doen.”
Het was typisch voor Israël wat hier beschreven werd, maar als het over verzoening gaat dan wordt daar met betrekking tot de Gemeente, het Lichaam van Christus, ook wel het een en ander over geschreven.
Het Griekse woord voor verzoening is ‘katalasso’ (letterlijk: veranderen naar) en dat wordt diverse keren gebruikt in het Nieuwe Testament. Maar zodra het over het Lichaam van Christus gaat, in de zeven laatste brieven van Paulus, gebruikt hij zogezegd de overtreffende trap van verzoenen: ‘apokatalasso’. Je vindt dat voorvoegsel ‘apo’ niet in alle vertalingen terug, maar in de NBG e.a. is het wel aangegeven met de toevoeging van het woord weder, zoals in Kolossenzen 1:20.
Het Griekse voorvoegsel ‘apo’ betekent: ‘weg van’ of ‘vanaf’. We worden, zeg maar, van de oude mens weg verzoend en veranderd naar een nieuwe mens.
Wederverzoenen heeft iets van een ‘totale verandering’ in zich. En dan gaat het over de nieuwe mens in Christus, waarover uitsluitend in de laatste zeven brieven geschreven wordt (zie bijv. Efe. 2:15; 4:24 en Kol. 3:10).
Die ‘verzoening voor het leven’, zoals beschreven in Exodus 30, krijgt hierdoor wel een hele bijzondere betekenis voor ons in deze genadeperiode. Wij zijn verzoend door het zoenbloed van onze Verzoener, Christus Jezus. Hij heeft alles voor ons betaald, we hebben er zelf geen niets aan bijgedragen. We zijn veranderd in nieuwe mensen, met Hem levend gemaakt, opgewekt en in de hemel gezet (Efe. 2:5-6); wij hebben nu de status van hemelburger (Fil. 3:20).
Dat is in voorgaande perioden nimmer aan de orde geweest, een geweldig geheim, dat nu door de Geest via Paulus is geopenbaard in Gods Woord. En dat mogen wij gewoon geloven, al lijkt het nog zo ongelofelijk. De Heere God zegt het Zelf en Zijn Woord is de waarheid! AMEN. 

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'