Zonen van de ongehoorzaamheid

Zonen van de ongehoorzaamheid

Er zijn verschillende manieren om vanuit de Bijbel de mensen in te delen. Zo geeft Paulus in 1 Korinthe 10:32 bijvoorbeeld de volgende driedeling: "Geef geen aanstoot, niet aan de Joden en de Grieken, en ook niet aan de gemeente van God ..." Vooral in het Oude Testament is er vaak sprake van de tweedeling Israël en de volkeren. Een andere tweedeling die veel voorkomt, is die van rechtvaardigen en onrechtvaardigen; dit is meer een geestelijke verdeling.

In lijn daarmee - namelijk: hoe mensen geestelijk gezien tegenover God staan - kunnen we binnen de mensheid ook de volgende onderverdeling ontdekken:

  • de lijn van de godsvrucht, mensen die hun weg gaan met de Heer, gelovigen;
  • mensen, die eigenlijk helemaal niet weten wat er speelt, zich totaal niet druk maken over het geloof, of die nooit ook maar iets gehoord hebben over de God van de Bijbel en
  • de lijn van de wetteloosheid, mensen die verklaarde tegenstanders zijn van God. Zij geloven dus wel degelijk dat er een God is, maar willen Hem bewust niet dienen.

Met name over de laatste groep gaat het in dit artikel. Deze lijn staat onder de directe invloed van Gods tegenstander. Degenen die hiertoe behoren, stellen zich bewust tegen de Heere op; je komt ze overal in de Bijbel tegen.

De gangbare gedachte
Over het algemeen wordt door christenen een verdeling van de mensheid gemaakt in gelovigen en ongelovigen. In heel zwart-witte bewoordingen klinkt het dan: 'Als je gelooft, kom je in de hemel, als je niet gelooft, in de hel'. Of: 'Als je gelooft, ben je niet meer onder Gods toorn, als je niet gelooft nog wel'.
Toch is een dergelijk standpunt wel erg kort door de bocht. Zo lijkt de Bijbel ons namelijk duidelijker te maken dat met name zij die zich actief verzetten tegen God, te maken krijgen met de toorn van God. En dan gaat het ook nog over degenen die leven op het moment van de openbaring van Gods toorn. In dit artikel zullen we diverse teksten naar voren brengen waar dit uit blijkt. Als je de gangbare gedachte aanhangt, dan is er op z'n minst reden om deze iets (lees: behoorlijk) te nuanceren. Bovendien is het zo dat de 'hel' - in de traditionele opvatting van een plaats waar pijniging door vuur plaatsvindt - er op dit moment eenvoudigweg nog niet is - los van de vraag voor wie deze plaats bestemd is.

Over wie komt de toorn van God?
De toorn (Gr. ‘orge’) van God komt op het moment dat Christus Zich openbaart. En deze toorn van God komt over een specifiek omschreven groep mensen: de tegenstanders van God. Zij, die in de lijn van de wetteloosheid staan en feitelijk Gods tegenstander dienen.
De eerste keer dat je dit woord - toorn - in het Nieuwe Testament tegenkomt, is in Mattheüs 3. Het gaat hier over hoe de voorloper van de Heere Jezus - Johannes de doper - in de woestijn van Judea predikte over het nabijgekomen koninkrijk der hemelen (vs. 1 en 2). Hij doopte velen in de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden (vs. 6). Daarna staat er: "Toen hij velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn?". Meer informatie over deze komende toorn staat in vers 11 en 12: "Ik doop u wel met water tot bekering, maar Hij Die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben het niet waard Hem Zijn sandalen na te dragen. Hij zal u dopen met de heilige geest en met vuur. Zijn wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen en Zijn tarwe in de schuur verzamelen en Hij zal het kaf met onuitblusbaar vuur verbranden". Zijn toehoorders worden hier verdeeld in "tarwe" en "kaf"; het één wordt verzameld (gedoopt met de heilige geest), het ander met onuitblusbaar vuur verbrand (gedoopt met vuur). Het is in deze context duidelijk dat met het kaf verwezen wordt naar het "adderengebroed" - "velen van de Farizeeën en Sadduceeën" (vs. 7) - en dat in verband met hen de toorn van God komt.
Bovendien leert dit gedeelte ons ook dat als het om de toorn gaat het duidt op iets dat komen gaat. Vandaar: "komende toorn".
In de tijd van Johannes de doper toen Mattheüs 3 zich afspeelde, was het dus iets dat aanstaande was. Het stond in verband met het nabijgekomen / aanstaande koninkrijk der hemelen. Enige tijd later zegt Johannes de doper: "Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem" (Joh. 3:36). Het is goed om erop te letten dat deze woorden worden uitgesproken binnen de context van het aanbod van eeuwig leven aan het Joodse volk. Van hen bleven velen - ook later - desondanks ongehoorzaam. Vergelijk Handelingen 14: "Maar de Joden die ongehoorzaam waren, wekten in de zielen van de heidenen onrust en verbittering tegen de broeders" (vs. 2; in Ikonium) en Romeinen 15: "... dat ik verlost mag worden van de ongehoorzamen in Judea ..." (vs. 31).

Zonen van de ongehoorzaamheid
De tegenstanders over wie Gods toorn komt, worden in de Bijbel onder meer de 'zonen van de ongehoorzaamheid' genoemd. Daarnaast staan ze in de Bijbel bekend onder termen als 'zonen van deze aioon / eeuw'; een 'boos en overspelig geslacht'; een 'verkeerd en ontaard geslacht'; 'dit geslacht'; zij die de weg van Kaïn gaan; etc.

De term 'zonen van de ongehoorzaamheid' wordt alleen door Paulus - en wel in zijn late brieven - gebruikt. Hij doet dit driemaal: in Efeze 2:2 en 5:6 en in Kolossenzen 3:6. In de Herziene Statenvertaling worden ze als volgt genoemd:

Efeze 2:2 kinderen van de ongehoorzaamheid
Efeze 5:6 kinderen van de ongehoorzaamheid
Kolossenzen 3:6 de ongehoorzamen

In elk van deze gevallen staat er letterlijk 'zonen van de ongehoorzaamheid'. In de twee laatste teksten staat dat de toorn van God over hen komt. Net als in de tijd van Johannes de doper was de toorn van God ook in Paulus' tijd nog steeds iets dat komen zou.
Efeze 2:2 geeft ons iets meer informatie over wie zij zijn en vooral wat hen drijft. Hiervoor neem ik de vertaling van de 'vers-voor-vers-vertaling van de brief aan de Efeziërs' (zie ook blz. 25 in deze AMEN) over: "Ook u, doden zijnde ten opzichte van de overtredingen en de zonden, waarin u ooit wandelde naar de eeuw van deze wereld, naar de overste van de volmacht der lucht, van de nu in de zonen der ongehoorzaamheid inwerkende geest ..." (Efe. 2:1 en 2). Paulus schrijft hier aan de Efeziërs dat zij ooit wandelden in overeenstemming met de eeuw (aioon) waarin de huidige wereld (kosmos) bestaat. We weten vanuit de Bijbel - en veel van het dagelijkse nieuws bevestigt dit! - dat het tijdperk waarin de wereld zich nu bevindt slecht is (Gal. 1:4; "wereld" is in dit vers de vertaling van aioon). Dit slechte komt door "overste van de volmacht der lucht", namelijk: "de nu in de zonen der ongehoorzaamheid inwerkende geest". In de zonen van de ongehoorzaamheid is een geest werkzaam, die grote invloed heeft op de huidige wereld en samenleving. Paulus omschrijft hem in 2 Korinthe 4:4 als de "god van deze eeuw". Het is uiteindelijk niemand anders dan Gods tegenstander, die bekend staat als satan, duivel, draak, oude slang, hij die zich voordoet als engel des lichts, etc.
Dat de Efeziërs ooit in overeenstemming daarmee wandelden zegt iets over hun positie vóór zij God kenden. Tegelijk wil dit niet zeggen dat zij daarom tot de zonen van de ongehoorzaamheid behoorden. Zij wandelden wel met hen mee ...

Dat Paulus - en anderen - vermelden dat Gods toorn over deze zonen van de ongehoorzaamheid komt, laat wel zien dat het niet om zo maar 'ongelovigen' gaat. Nee, het gaat om mensen die bewust Gods tegenstander dienen en Zijn waarheid willen weerstaan. In de volgende AMEN gaan we verder op hen in en zullen we ontdekken dat zij in diverse hoedanigheden gedurende de Bijbelse geschiedenis voorkwamen. Zo hebben ze op allerlei manieren geprobeerd de bloedlijn van Christus te frustreren.
We kunnen ervanuit gaan dat zij ook nu nog altijd werkzaam zijn in het dienen van en op de één of andere wijze betrokken zijn bij de uiteindelijk openbaring van de mens van de wetteloosheid (2 Thess. 2:3).

Toorn en gerechtigheid
In Romeinen 1 schrijft Paulus onder meer over de komende toorn. Hij schrijft de Romeinenbrief als laatste van zijn vroege brieven. Daarmee is het een brief die geschreven is tegen de achtergrond van de verwachting van de openbaring van Christus. Dat moment werd door de gelovigen in de Handelingentijd nog altijd verwacht als iets dat ze persoonlijk zouden meemaken.
In vers 16 schrijft Paulus: "Want ik schaam mij niet voor het evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek". Vooruitkijkend naar de wederkomst van Christus, zouden de gelovigen - eerst de Jood, en de Griek - leven uit geloof: "Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven" (vs. 17). De openbaring van de gerechtigheid van God betekent voor de gelovige léven.
Echter, voor degenen die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken betekent de openbaring van de gerechtigheid van God, dat de toorn van God over hen komt: "Want de toorn van God wordt geopenbaard vanuit de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen, die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken ..." (vs. 18). De woorden "wordt geopenbaard" in dit vers staan in exact dezelfde taalkundige tijd als in vers 17, waarin ze ook voorkomen.

Leggen we Romeinen 1:18 naast Efeze 5:6 en Kolossenzen 3:6 dan kunnen we zeggen dat de "zonen van de ongehoorzaamheid" mensen zijn die "de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken". Gods toorn komt - als Christus Zich openbaart - niet zomaar over elke 'ongelovige', maar over de zonen van de ongehoorzaamheid, de directe tegenstanders van God.

Slot in het volgende nummer (AMEN 135).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'