De lichamelijke opstanding

De lichamelijke opstanding

De Heere Jezus is op de derde dag lichamelijk uit de dood verrezen. In een tijd waarin velen de opstanding als een louter geestelijke zaak zien, is het goed te bedenken dat de Bijbel wel degelijk over een lichamelijke opstanding spreekt.

De Heere Jezus wandelde in een lichaam op aarde, te midden van het volk Israël. Aan het einde van Zijn ‘loopbaan’ werd Hij gekruisigd: Zijn lichaam werd op het hout gebracht. Toen Hij gestorven was, heeft men Zijn lichaam genomen en in het graf van Jozef van Arimathea gelegd. Direct na de sabbat wilden enige vrouwen naar het graf gaan om het dode lichaam van de Heere te zalven, maar… zij vonden Hem niet. Hij was -lichamelijk- opgestaan!
Later verscheen Hij aan Zijn discipelen en zij herkenden Hem in Zijn lichaam. Hij sprak met hen, Hij at met hen… en tenslotte waren zij aanwezig bij Zijn afscheid toen Hij -lichamelijk- ten hemel voer (Hand. 1).

De lichamelijke opstanding van Christus is een feit en biedt daarom ook voor ons perspectief!

Geen ontbinding
Allereerst moeten we vaststellen, dat de dood en opstanding van de Heere Jezus heel bijzonder was. Niet alleen door de rijke, geestelijke betekenis ervan, maar ook lichamelijk gezien. Zijn vlees heeft namelijk geen ontbinding gezien. Petrus haalt in Handelingen 2:25 e.v. (profetische) woorden van David aan uit Psalm 16, en zegt van Christus, dat “…Zijn ziel niet is verlaten in het graf, en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien” (vs. 31).
Normaal gesproken sterft een mens en gaat zijn lichaam vervolgens tot ontbinding over, zodat er na verloop van tijd niets meer van terug te vinden is. Bij de Heere Jezus ging het dus anders. Ook in deze zin is Zijn sterven en opstaan exclusief. Zijn lichaam bleef intact en werd op de derde dag opgewekt. Toch heeft er iets plaatsgevonden, want Zijn lichaam was niet meer hetzelfde, het bleek nu een ‘opstandingslichaam’ te zijn. Een lichaam, dat uit de dood is opgewekt om ook nooit meer te sterven. Zijn lichaam is dus eigenlijk compleet vernieuwd. Niet meer “gelijk aan het zondige vlees” (Rom. 8:3), vernederd, maar verheerlijkt: het oude is voorbijgegaan en zie, het nieuwe is gekomen.

Verschijningen
In Zijn opstandingslichaam is de Heere Jezus aan Zijn discipelen verschenen. Opvallend is daarbij het punt van de herkenning. Enerzijds wordt Hij aanvankelijk niet herkend, bijvoorbeeld door Maria Magdalena en de Emmaüsgangers, anderzijds komen zij later allen tot ontdekking, dat Hij hun Heere is. Het feit, dat de Heer lichamelijk is opgestaan moge blijken uit de vele getuigen, die Hem met eigen ogen gezien hebben (zie 1 Kor. 15:5-6).

In Lukas 24 lezen we het verslag van één van Zijn verschijningen. De discipelen spraken met elkaar over wat er allemaal gebeurd was. Midden in het gesprek verscheen de levende Heer plotseling in hun midden. Waarschijnlijk was Hij daar zomaar, terwijl de deur gesloten was (vgl. Joh. 20:19). Hieruit blijkt, dat Zijn opstandingslichaam niet meer afhankelijk was van de materie, waaruit de oude schepping bestaat.
De discipelen schrokken en meenden een geest te aanschouwen. Het is belangrijk acht te geven op de reactie van de Heere Jezus: “Waarom bent u in verwarring en waarom komen zulke overwegingen op in uw hart? Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb” (vs. 38-39).
Zij zagen dus Zijn lichamelijke gestalte en konden die ook aanraken. Zijn lichaam was dus een realiteit!

Natuurlijk lichaam / Geestelijk lichaam
In 1 Korinthe 15 wijdt Paulus een heel hoofdstuk aan de opstanding en komt daarbij ook terecht bij de betekenis daarvan voor ons lichaam. Hij omschrijft het lichaam, dat wij nu bezitten, als een natuurlijk, stoffelijk lichaam; het opstandingslichaam noemt hij een geestelijk lichaam.
Als de apostel spreekt over een geestelijk lichaam, betekent dat dus niet een geestverschijning of zo, maar een zichtbaar, tastbaar lichaam, dat behoort tot de geestelijke wereld.
Het opstandingslichaam heeft kennelijk ‘vlees en beenderen’, en kan daarom niet worden aangemerkt als een ‘geest’.
Het natuurlijke lichaam hoort bij de oude mens, Adam, terwijl het geestelijke lichaam hoort bij de nieuwe Mens, Christus. En Paulus zegt daarover: “En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen” (vs. 49).
Het geestelijk lichaam behoort dus tot de sfeer van de nieuwe schepping en is daarom ‘niet met handen gemaakt’ (zie 2 Kor. 5:1 en vgl. met Hebr. 9:11).

Paulus zegt van het natuurlijke lichaam, dat het ‘gezaaid’ wordt. Veelal denkt men hierbij aan de begrafenis: ‘we zaaien het lichaam in de aarde’. Toch moeten wij bedenken, dat het zaaien niet eerst plaatsvindt bij de dood, maar al vóór de geboorte! We kunnen dit o.a. opmaken uit vs. 42-43 waar het zaaien in vergankelijkheid staat tegenover het opgewekt worden in onvergankelijkheid.
Met andere woorden: wat gezaaid wordt (het natuurlijke lichaam) is tijdelijk, daarom sterft het na verloop van tijd; wat opgewekt wordt (het geestelijk lichaam) is blijvend, en sterft dus niet meer.

Verschil
In vers 39 e.v. wijst Paulus op de verschillen die er zijn. Er zijn verschillende zaden, dus ook verschillende lichamen. Elk zaadje is verschillend van de ander en dat geldt dus ook voor elk lichaam. Er zijn ook verschillende ‘soorten’ zaden en dus ook verschillende ‘groepen’ van lichamen. Paulus besluit zijn analyse in vers 42 met: “Zo zal ook de opstanding van de doden zijn.” Er zal dus onderling verschil zijn, alsook niveauverschil: er zullen hemelse en aardse lichamen zijn. Hemelse lichamen zijn geschikt om in de hemel(en) te verblijven; aardse lichamen zijn juist bedoeld om op aarde te functioneren. Uiteraard heeft dit te maken met het plan van God, waarin de verschillende (groepen van) gelovigen allemaal hun eigen, bestemde plaats hebben.
Israël is het volk, dat God Zich op aarde heeft afgezonderd om te wonen in Zijn land, te midden van de overige volkeren. In de opstanding verandert daar niets aan. Israël is en blijft het aardse volk van God.
De Gemeente, het Lichaam van Christus, heeft in het bestemmingsplan van God een plaats gekregen ver boven de hemelen, en deelt in Christus’ positie ter rechterhand Gods (Efe. 1:22,23).

Verheerlijkt
Ieder geestelijk lichaam zal naar soort en functie openbaar worden, waarbij de gelijkvormigheid aan Christus’ verheerlijkte lichaam het uitgangspunt is. In Romeinen 8 zegt Paulus, dat de geroepenen bestemd zijn “… om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn…” (vs. 29).
In Filippenzen 3 komt dat woord ‘gelijkvormig’ terug. De apostel bemoedigt de gelovigen en zegt, dat wij “…de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam…” (vs. 20-21).
Het vernederd lichaam is het lichaam der zonde, dat wij nu (nog) bezitten. De zonde in ons strijdt tegen de geestelijke dingen. We worden daardoor zo vaak bepaald bij onze zwakheden en tekortkomingen. Het toekomstige lichaam zal van die vernedering verlost zijn en alleen maar heerlijkheid uitstralen. Dan kan de gelovige ook volledig beantwoorden aan het doel, namelijk om een afdruk te zijn van Gods wezen met alle heerlijkheid van dien. Nooit zal er meer enige onwelgevallige gedachte zijn of misdaad. Nooit zal de begeerte ons nog kunnen misleiden. Nooit zal de tegenstander nog vat op ons kunnen krijgen. Gods Geest is het leven, dat al onze vernieuwde aderen doorstroomt en ons voortdurend verkwikt.
Waar het lichaam nu nog een wezenlijk onderdeel is van de oude mens en dus ook van de oude schepping is het dus ook onderworpen aan het ‘lijden van de tegenwoordige tijd’ (Rom. 8:18). Daarom is ook een gelovige niet gevrijwaard van ziekte en pijn. Het lichaam is in de verlossing inbegrepen, maar de praktische uitwerking daarvan wordt eerst in de opstanding ervaren. Daarom is de opstanding zo’n machtige hoop, zo’n heerlijk vooruitzicht.
Hoeveel kinderen van God zijn er niet, die soms jarenlang tobben met hun gezondheid, altijd maar pijn hebben of moeite. Wat een troost te weten dat dit niet blijvend is, maar dat er een andere tijd zal aanbreken: verlost en bevrijd zullen wij bij de Heere zijn en Hem dienen op volmaakte wijze.

Eerst het natuurlijke, daarna het geestelijke
Om de volle zegen van de lichamelijke opstanding te kunnen ervaren moet er een verandering plaatsvinden. Die verandering is noodzakelijk, want "vlees en bloed" (= aanduiding van de oude mens, inclusief het lichaam) oftewel "het vergankelijke" beërft het Koninkrijk, de onvergankelijkheid, niet.
Om in het "Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde" (zie Kol. 1:13) te worden overgebracht, moesten wij eerst nieuw, onvergankelijk leven ontvangen. Dat leven hebben wij ontvangen door de Geest, die in ons woont. Het oude is voorbijgegaan en zie, het nieuwe is gekomen!
Voor ons lichaam geldt hetzelfde. Eerst moet het natuurlijke lichaam worden afgelegd om vervolgens het geestelijke lichaam aan te doen. En met dat lichaam, dat in alle delen vol is van Geest, kunnen wij de eeuwigheid doorbrengen. Dat is het lichaam, waarin geen zonde, ziekte, etc. meer is. Dat lichaam is vervuld met de Geest der heerlijkheid. Zoals nu het bloed alle delen (ook de kleinste) van ons natuurlijke lichaam van leven voorziet, zo is de Geest het ‘bloed’ van het opstandingslichaam. Nu woont de Geest in ons lichaam (´tempel´); het toekomstige lichaam is zelf een geestelijk lichaam.
Wat een heerlijke ervaring zal het zijn om op zo'n volmaakte wijze straks te delen in de heerlijkheid van God. Zodanig, dat zelfs ons verloste en verheerlijkte lichaam vanzelf doet wat God behaagt.

In de verzen 42 en 43 laat Paulus het verschil zien tussen het natuurlijke lichaam en het toekomstige. Hij noemt drie tegenstellingen:

1. Er wordt gezaaid in vergankelijkheid, en opgewekt in onvergankelijkheid
Gelet op de tijd is het toekomstige lichaam ‘onvergankelijk’. Het zal dus niet meer ophouden te bestaan. In ons natuurlijke lichaam speelt zich een proces van afbraak af. Hoewel onze lichaamscellen iedere zeven jaar vernieuwd worden, gaat het toch ‘bergafwaarts’ met ons lichaam: we worden ouder, grijzer, zwakker, etc. Hoewel onze uiterlijke mens vervalt, wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd (2 Kor. 4:16). Voor het opstandingslichaam speelt de tijd geen rol meer. Het is boven de tijd en de materie verheven en kent een heel andere samenstelling. In Lukas 24 zien we, dat de Heere Jezus vis eet. Hoewel dus kennelijk het opstandingslichaam kan eten, betekent dat niet, dat we van voedsel afhankelijk zijn. De Bijbel zegt veel, maar niet alles. Hoe alles precies in z’n werk gaat moeten we afwachten. Eén ding is duidelijk: het toekomstige lichaam bestaat niet slechts een paar jaren, maar ‘gaat de eeuwigheid mee’.

2. Er wordt gezaaid in oneer, en opgewekt in heerlijkheid
Gelet op de uiterlijke glans is het toekomstige lichaam één en al ‘heerlijkheid’. Het zal volledig beantwoorden aan het doel, dat God met het menselijk lichaam heeft, namelijk een uitdrukking te zijn van Zijn beeld, en dat is Christus.
In Mattheüs 17 mogen wij een blik werpen op de verheerlijkte gestalte van de Zoon des mensen: “…Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht”. Het geestelijk lichaam zal een uitdrukking zijn van de geestelijke vernieuwing, die in ons heeft plaatsgevonden. Het zal geen kenmerken van vernedering meer in zich hebben, maar volledig vernieuwd zijn. Geen onreine gedachten meer of zondige daden. Elke gedachte en handeling zal in overeenstemming zijn met de heiligheid van God en daarom Hem verheerlijken.

3. Er wordt gezaaid in zwakheid, en opgewekt in kracht
Gelet op het wezen is het toekomstige lichaam ‘kracht’. Het zal niet meer beïnvloed worden door het verval en de broosheid van het leven. Het heeft de kracht van Gods Geest in zichzelf en die kracht is onuitputtelijk. Waar ons lichaam nu nog moe wordt en beperkte mogelijkheden heeft, daar zullen straks geen grenzen zijn. We zullen de volmaakte vrijheid kennen in ons doen en laten.

Hoop
Zo zien we, dat de opstanding een geweldig perspectief biedt. We zijn als mens geschapen met een lichaam. Het lichaam is wezenlijk onderdeel van de mens. Daarom is de lichamelijke opstanding niet alleen logisch, maar ook noodzakelijk. Paulus zegt, dat wij leven “…in de verwachting van…de verlossing van ons lichaam” (Rom. 8:23). En in die hoop zijn wij behouden…
De Heere Jezus Christus is ons voorgegaan. Hij bevindt Zich reeds in Zijn verheerlijkt lichaam in de hemel. Zijn opstanding waarborgt ook onze opstanding.
Nu zijn we reeds met Hem levend gemaakt en opgewekt uit de dood, maar het is nog een verborgen realiteit. Als wij ons (oude) lichaam hebben afgelegd, zal de laatste stap in Gods verlossingsplan werkelijkheid worden: wij zullen daadwerkelijk opstaan in een vernieuwd, verheerlijkt lichaam, en zo onze plaats in Gods heerlijkheid innemen. Gods Woord is de waarheid, en daarom zijn wij te allen tijde vol goed moed. We zijn als gelovigen bevoorrechte mensen! Wij mogen altijd weten: het beste komt nog!

Die hoop moet al ons leed verzachten:
Komt, reisgenoten, ‘t hoofd omhoog!
Voor hen, die ‘t heil des Heeren wachten,
Zijn bergen vlak en zeeën droog.
O zaligheid, niet af te meten!
O vreugd’ die alle smart verbant.
Daar is de vreemd’lingschap vergeten;
En wij, wij zijn in ‘t Vaderland!
(Joh. de Heer 342)

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'