Ga heen, onderwijs en doop…

Ga heen, onderwijs en doop…

Veel gelovigen zetten zich in voor de wereld, de mensen dichtbij en veraf. Fanatiek, bewogen en gedreven door het ‘zendingsbevel’ dat de Heere Jezus aan ons zou hebben gegeven, vervullen zij ‘de Grote Opdracht, zoals men dit zendingsbevel ook wel noemt.

Die zgn. Grote Opdracht staat opgetekend in Mattheüs 28 en in diverse vertalingen heeft men het kopje ‘zendingsbevel’ er boven gezet. In de HSV zijn de vertalers dichterbij huis gebleven en luidt het opschrift: “De opdracht aan de discipelen”.

Mattheüs 28:16-20 zegt:
16 En de elf discipelen zijn naar Galilea gegaan, naar de berg waar Jezus hen ontboden had.
17 En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden.
18 En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
19 Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.
20 En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.

Het bekende, zeg maar beroemde, zendingsbevel. Menig christen hanteert de tekst van vers 19 als zijn of haar drijfveer om op de een of andere manier zendingswerk te doen, het evangelie te verspreiden of diaconaal aan de slag te gaan. Ook is deze tekst vaak terug te vinden in de beginselen van vele zendingsorganisaties wereldwijd. Mooi natuurlijk, dat deze geloofsgenoten dat doen. Maar is dat wel de bedoeling van deze tekst? Met andere woorden: Spreekt de Heere Jezus hier ons, gelovigen uit de heidenen anno nu, aan? Ik bedoel maar, de Heere Jezus was net gestorven en weer opgestaan, maar de complete periode van Handelingen, inclusief Zijn hemelvaart, de uitstorting van de Heilige Geest, de bekendmaking van het geheimenis van het lichaam van Christus –de gemeente– en de activiteiten van Petrus en Paulus moesten nog plaatsvinden.
Het is dan ook goed om deze tekst in de juiste context te plaatsen en te analyseren om zodat wij, gelovigen anno 2019, daar een juist zicht op hebben of krijgen.

We hanteren hier de bekende (studie)vragen:

  • Wie sprak hier?
  • Tot wie werd er gesproken?
  • Wat werd er gezegd?
  • Wanneer werd het uitgesproken?
  • Waarom werd het gezegd?

Nadat we deze vragen hebben beantwoord, gaan we op zoek in Gods Woord of er op andere plaatsen nog wordt gesproken over een ‘opdracht’ aan ons, gelovigen uit de heidenen, om het Woord van God te verspreiden onder de volken.

Wie sprak hier?
Zo op het oog geen ingewikkelde vraag. Het was uiteraard de Heere Jezus, de toen inmiddels gestorven en opgestane Heer. Maar er is meer. Wie was de Hij nu écht? Welke functie, rol of opdracht had de Heere in die tijd?
Naast dat de Hij de Zoon van God is, is Hij ook ‘rabbi’, oftewel meester, onderwijzer. In Mattheüs 23:8 staat: “... want Eén is uw Meester, namelijk Christus ... “ en in Johannes 3:2 lezen we: “... Rabbi, wij weten dat U van God gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God niet met hem is.“
Zoals Hij Zelf al vanaf Zijn twaalfde levensjaar onderwezen werd in de tempel, zo onderwees Hij ook Zijn discipelen, Zijn leerlingen. De Heere Jezus deed in Zijn functie als rabbi simpelweg aan kennisoverdracht. Maar niet zoals men dat in de Joodse traditie gewoon was te doen, want die overlevering was doorspekt met zelfgemaakte regels en rituelen. De Heere Jezus bracht de boodschap, de Thora, weer terug naar de essentie van de door God aan het volk Israël gegeven leefregels. De Heere Jezus was er niet om de wet af te schaffen, maar om deze te vervullen. Men moest niet leven naar de letter van de wet, maar naar de geest ervan. Hij illustreerde dit in Zijn leven vele malen, denk maar aan de genezing op de sabbat of de diverse twistgesprekken met de farizeeërs.
De Heere Jezus was op en top een Jood en moedigde Zijn volgelingen aan om net zo te leven als Hij. Naast dat de Twaalf Zijn leerlingen waren, waren zij ook de prototypen van Zijn volgelingen.

Tot wie werd er gesproken?
De Heere Jezus sprak deze woorden tot zijn –toen nog maar– elf discipelen. We lezen nergens in de tekst en ook in de context niet, dat Hij deze uitspraak ook tot anderen dan deze elf heeft gedaan. Ook kunnen we nergens lezen dat alles wat de Heere Jezus tegen Zijn discipelen zei zomaar voor iedereen geldt. We kunnen uit de tekst ook niet opmaken dat de discipelen deze ‘opdracht’ ook weer moesten doorgeven, maar dat kan natuurlijk wel onderdeel geweest zijn van het ‘alles wat Ik u geboden heb’. Uiteraard kunnen en mogen we er lering uit trekken, maar een ‘opdracht’ voor ons is het niet. Vergeet niet dat de Heere Jezus Zich tijdens Zijn leven op aarde voornamelijk richtte tot Israël. In Mattheüs 15:24 staat: “... Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël.” 
In de tijd na het sterven en opstaan van de Heere Jezus zien we ook nergens in het Woord dat die boodschap nu anders is. Wat dat betreft mogen we er van uitgaan dat de doelgroep van Mattheüs 28 dezelfde als die van Mattheüs 10, waar Hij de Twaalf uitzond. Weliswaar met een andere boodschap, maar de toehoorders, de ontvangers van de boodschap, waren (op Judas na) toch dezelfde mannen.

Wat werd er nu eigenlijk gezegd?
We spitsen toe op de kern van de boodschap die de Heere Jezus aan Zijn discipelen meegaf en die ook de kern vormt van dit artikel: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen” (Matt. 28:19).
Als je dit zo leest, lijkt het erop, dat hier een opdracht wordt gegeven om
a. heen te gaan,
b. al de volken te onderwijzen,
c. hen te dopen en
d. hun alles te leren wat Jezus geboden heeft.
Dat is nogal wat. Elf mannen die in hun korte, aardse leven dit allemaal moeten gaan doen. Wat staat er nu werkelijk? Zoals we in AMEN vaker doen, gaan we naar de grondtekst. De vier genoemde delen van de zin zullen we ieder afzonderlijk beschouwen.

heen te gaan
In de oorspronkelijke (Griekse) grondtekst staat ‘poreuthentes’, een woord dat letterlijk betekent: ‘eenmaal-gegaan-zijnde’ of in eenvoudiger Nederlands: ‘eenmaal op weg’.
Het ‘heengaan’ op zich is dus geen opdracht, maar de vaststelling van een situatie. Jezus zou in hedendaagse taal gezegd kunnen hebben: “Als jullie eenmaal van hier zijn heengegaan, dan geef ik jullie de volgende opdracht mee.”
In het Engels is dit mooi vertaald met ‘Go ye therefore...’ (KJV) en in het Duits met ‘Indem ihr nun hingeht...’ (KWNT). Jammer, dat in het Nederlands deze cruciale betekenis minder duidelijk over komt. De opdracht is dus niet het ‘heengaan’ op zich, maar wat ze tijdens dat heengaan moeten gaan doen.

al de volken te onderwijzen
Bij volken (Gr. ethnos) worden in deze context alle volken bedoeld, zowel het volk Israël alsook de niet-Joodse volken. Neemt de Heere Jezus hier alvast een voorschot op Handelingen 28:28? Israël zelf was immers hard bezig zich niets aan te trekken van de boodschap die de Heere Jezus bracht. De discipelen zouden dáár echt geen spectaculaire successen meer gaan boeken. Als we alle ‘bekeerden’ in het boek Handelingen optellen, blijven we steken op een enige duizenden zielen. Best wel veel, maar bij lange na niet het gehele volk Israël in die tijd.
Het woord ‘onderwijzen’ is ‘matheteusate’. Eigenlijk is dit woord niet goed te vertalen, omdat het puur genomen het werkwoord ‘discipelen’ betreft. Een werkwoord dat wij niet kennen. Daarom kan dit ook vertaald worden met ‘maak hen tot discipelen’. Een discipel is een leerling, dus ‘onderwijzen’ is ook een vertaling die recht doet aan de bedoeling van de tekst.

hen te dopen
Dit dopen is niets anders dan het ‘baptizontes’, de doop die door het volk Israël al langer werd uitgevoerd. Deze doop, de onderdompeling in – bij voorkeur stromend – water (of anders in een ‘mikvah’, een doopbad) werd gebruikt om proselieten toe te laten tot het volk Israël, en ook als symbool van afwassing van zonden, zoals Johannes de Doper die al bediende. Een puur Joods ritueel derhalve en daarom alleen in die context van betekenis en waarde. Dit dopen door de leerlingen is dus niets anders dan de voortzetting van een binnen Israël al jaren lang uitgeoefende praktijk en heeft niets te maken met het ritueel dat vele christelijke geloofsgemeenschappen vandaag de dag praktiseren.
Dit dopen had nog niets te maken met het dopen met heilige geest. De Heilige Geest was immers nog niet uitgestort!
Het dopen is hiermee een onlosmakelijk deel van het ‘onderwijzen’, net zoals het leren van wat Jezus geboden heeft.

hun alles te leren wat Jezus geboden heeft
Het woord ‘leren’ is in de grondtekst ‘didaskontes’, waar wij het woord ‘didactiek’ in kunnen herkennen. Naast het dopen is dit het andere deel van de opdracht die Jezus aan Zijn leerlingen meegaf.
Naast de doop als toelating tot de gemeenschap (i.c. als proseliet toegevoegd aan het volk Israël, dan wel als teken van afwassing der zonden), krijgt deze mens nu de ‘entello’, de opdracht tot het inrichten van zijn of haar leven als ‘kind van God’. De geboden, zoals de Heere Jezus die gepredikt heeft aan Zijn leerlingen, namelijk de bekering tot God en (voor de Joden) het onderhouden van de wet – maar dan wel naar de geest van de wet en niet naar de letter! – moet nu gaan ‘landen’ bij deze mensen. Dit geldt niet alleen voor de Jood die tot inkeer is gekomen, maar ook voor de gelovige ‘uit de volken’ die de blijde boodschap omarmd heeft.
Maar nog steeds is de rode draad het verkondigen van het Koninkrijk dat nabij is. Het Koninkrijk dat de kroon zal zijn op en de toekomst van Israël als gelovig volk.

Wanneer werd het uitgesproken?
In de voorgaande paragrafen werd hier al een voorschot op genomen. De tijd waarin deze uitspraken werden gedaan, was nog tijdens de bediening van de Heere Jezus op aarde. Nog steeds was het de van Zijn Vader gekregen opdracht om het volk Israël terug te brengen naar God. Er zijn verschillen van (theologisch) inzicht betreffende de tijd van het ontstaan van de eerste gemeenten, maar in ieder geval is men het er wel over eens dat het toch wel duidelijk is dat de Bijbelse verslaglegging van het evangelie van het Koninkrijk minstens doorloopt tot aan Handelingen 2. Daar mogen we dan ook uit afleiden dat Mattheüs 28 onderdeel uitmaakt van deze periode.
Hemelvaart lag nog in het verschiet en de beloofde Heilige Geest was nog niet uitgestort.

Waarom werd het gezegd?
We hebben hier al naar verwezen: Het koninkrijk van God op aarde zou spoedig hersteld worden! Het was nabij, zoals de Heere Jezus Zelf vele malen gezegd heeft. Lees bijvoorbeeld in Mattheüs 4, vers 23: “Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” En de verwachting was dat de oprichting van dit koninkrijk nog binnen de generatie van Zijn discipelen zou plaatsvinden. De Heere zegt in Lukas 21 vers 31: “Zo ook u, wanneer u deze dingen zult zien geschieden, weet dan dat het Koninkrijk van God nabij is.”
Nog steeds stond de opdracht van God aan het volk Israël overeind om ‘volk van God’ te zijn. Om zich te houden aan de verordeningen om zo Gods grootheid zichtbaar te maken voor de wereld. Een uitverkoren volk. Het hele Oude Testament staat er vol van, maar ook bij monde van de Heere Jezus Zelf kunnen we horen: “Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft” (Joh. 15:16).
Nog steeds was het Gods wens dat Israël zou terugkeren naar Hem. Hoe oneindig geduldig is Hij! Wat een liefde toonde Hij nog steeds voor Zijn volk!
De discipelen mochten dus uitgaan om de volksgenoten en anderen die zich tot die blijde boodschap voelden aangetrokken, zowel in het land Israël als ook in de diaspora, te vertellen van het evangelie van het Koninkrijk! Ze mochten daar de kracht van de Heilige Geest ook voor ontvangen. Naast deze belofte in Mattheüs 28 is deze ook nog eens opgetekend in Handelingen 1, vers 8: “...maar u zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde.”

En wij dan?
En wat moeten wij hier dan mee? Zijn wij dan ‘gevrijwaard’ van deze ‘opdracht’? Zoals we hebben mogen constateren is deze uitspraak, dit ‘zendingsbevel’, niet aan ons gericht, maar aan de discipelen die de Heere Jezus in Zijn laatste dagen om Zich heen had. In die zin mogen wij het naast ons neerleggen. Niet alleen als ‘bevel’, maar zelfs de gehele uitspraak.
Neemt niet weg dat we wel een boodschap hebben voor de wereld! Immers, wat kunnen wij anders doen dan getuigen van wat God voor ons heeft gedaan? Waar het hart vol van is, daar loopt toch immers de mond van over? Als we écht de Heere Jezus als onze persoonlijke verlosser hebben aangenomen en Hem als onze Heer erkennen, en als we ons écht bewust zijn van de overweldigende genade die ons ten deel gevallen is, dan kúnnen we toch niet anders dan dit rondbazuinen in de hele wereld?
En ja, de ‘Grote Opdracht’ blijft staan en zal in de toekomst, als God de draad van Israëls geschiedenis weer opneemt, alsnog worden vervuld, nl. in de ‘voleinding der eeuw’ (vgl. Matt. 24:14). Dan wordt het Koninkrijk opnieuw verkondigd en ook op aarde gevestigd.

Ten slotte
Wat ons betreft, wij mogen met alle vrijmoedigheid de Heere dienen, en de boodschap van Gods genade verkondigen en onderwijzen.
“Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek” (Rom. 1:16).
“En spreek onder elkaar met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zing voor de Heere en loof Hem in uw hart” (Efe. 5:19).
“Hem verkondigen wij, terwijl we ieder mens terechtwijzen, en ieder mens onderwijzen in alle wijsheid, opdat wij ieder mens volmaakt zouden stellen in Christus Jezus” (Kol. 1:28).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'