Goede werken: doen of laten?

Goede werken: doen of laten?

In vroegere tijden heeft men in de kerk gesteld dat goede werken in combinatie met een
onvoorwaardelijk geloof een bijdrage zou leveren aan de redding c.q. het behoud van de
gelovige. De Reformatie bracht een ander inzicht naar voren. Wat zegt de Bijbel?

Gered uit genade
In de eeuwen vóór de Reformatie heeft men in de kerk gesteld dat goede werken in combinatie met een onvoorwaardelijk geloof een bijdrage zou leveren aan de redding c.q. het behoud van de gelovige. Daarbij kon men door slechte werken juist de genade van God verliezen. Vanaf de Reformatie is er echter weer een ander licht op de voorwaarden tot behoud gekomen. Luther kwam tot het inzicht dat de gelovige niet door eigen inspanning wordt gered, maar op grond van de onvoorwaardelijke gift van rechtvaardiging die te vinden is in Jezus Christus. Het kleine, onvolkomen geloof van de gelovige mag inhaken op het volkomen geloof van Christus, waardoor hij deel krijgt aan Gods genade, waardoor hij onvergankelijk, toekomstig leven ontvangt. Aan deze gift – leidend tot behoud – hoeft de gelovige zelf niets bij te dragen of toe te voegen.
De boodschap, die vanaf de Reformatie weer mag klinken, kent een stevig fundament in de Bijbel. Wij zouden hier talloze teksten kunnen aanhalen die het behoud op basis van een onvoorwaardelijke gift van God door Jezus Christus onderbouwen. Wij beperken ons tot een drietal teksten:

  • 1 “Wij (…) weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof van Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd” (Gal. 2:15-16).

In dit vers zien wij dat geen mens zichzelf kan rechtvaardigen, zodat hij tot God kan komen. De mens kan slechts de rechtvaardigheid bereiken doordat hij in Christus Jezus gaat geloven, waarbij hij deel krijgt aan het geloof van Christus Jezus. Het is door Zijn geloof dat de gelovige gerechtvaardigd wordt en niet door eigen geloof of inspanning (vanuit de wet).

  • 2 “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.” (Efe. 2:8-9)

Hier zien wij dat de gelovige gered is op basis van een onvoorwaardelijke gift van God (genade). Er komt geen eigen werk of inspanning bij kijken. Het is daarom ook geen prestatie waarop de gelovige trots kan zijn of waardoor hij zich beter kan voelen dan bijvoorbeeld de ongelovige.

  • 3 “…maakte Hij ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben, maar vanwege Zijn barmhartigheid (…) opdat wij, gerechtvaardigd door Zijn genade, erfgenamen zouden worden, overeenkomstig de hoop van het eeuwige leven” (Titus 3:5-7).

Hier lezen we dat de gelovige niet gered is op grond van werken waarmee hij zichzelf rechtvaardigt, maar vanwege medelijden van God. Vanuit dit medelijden geeft God de gelovige door Jezus Christus de onvoorwaardelijke gift van rechtvaardiging, waardoor de gelovige met Christus mee-erft en eeuwig leven ontvangt.

Samengevat kunnen wij stellen dat geen mens zichzelf voor God kan rechtvaardigen op basis van werken. Wij hoeven dan ook geen (goede) werken te doen om behouden te worden of om te voorkomen dat wij ons behoud kwijt raken. Sterker nog: wij zijn hiertoe zelfs niet eens in staat.

Oproep tot het doen van goede werken
Waar de gelovigen aan de ene kant in de Bijbel wordt verteld dat zij geen enkele bijdrage kunnen en hoeven leveren aan hun behoud (zie ook Gal. 3:10), daar worden zij aan de andere kant toch opgeroepen om goede werken te doen. Notabene in het net hiervoor aangehaalde Efeze 2 staat direct na de woorden “niet uit werken” dat de gelovigen geschapen (ertoe bestemd) zijn om “goede werken” te doen (Efe. 2:10). En dit is niet de enige tekst. Er zijn vele teksten die de gelovigen oproepen om goede werken te doen. Het is opvallend dat juist ook Paulus – notabene de apostel van de genade – vaak wijst op het belang van goede werken. In de volgende passages vinden we direct of indirect een oproep tot het doen van goede werken: Rom. 13:3, 2 Kor. 9:8 en 2 Thes. 2:17, Efe. 2:10, Filip. 1:6, Kol. 1:10, 1 Tim. 2:10, 3:1, 5:10, 5:25, 6:18, 2 Tim. 2:7, 2:21, 3:17, 3:8, 3:14 en Tit. 2:7, 2:14, 3:1, 3:8 en 3:14 (en evt. Hebr. 10:24 en 13:21).

Hieronder geven we een paar van die passages weer:
“Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus” (Filip. 1:6).
God is in de gelovige een goed werk begonnen en gaat hiermee door tot de dag dat Jezus Christus daar is.

“…zodat u wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God…” (Kol. 1:10)
Het is de bedoeling dat de gelovige met God leeft, Hem ter wille is en tot nut is door goede werken.

  • “Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust” (2 Tim. 3:16-17).

Het bestuderen van de Bijbel hoort er uiteindelijk toe te leiden dat de gelovige toegerust is om goede werken te doen.

  • “Dit is een betrouwbaar woord en ik wil dat u deze dingen sterk benadrukt, opdat zij die in God geloven, ervoor zouden zorgen dat zij anderen voorgaan in het doen van goede werken. Deze dingen zijn goed en nuttig voor de mensen” (Titus 3:8).

Wij kunnen dus stellen dat waar de Bijbel ons enerzijds leert dat de gelovigen geen werken hoeven te doen om behouden te worden er anderzijds wel een opdracht gegeven wordt om goede werken te doen. Hoe zit dit nu?

Onjuiste aannames
Sommigen stellen dat het doen van goede werken geen taak is voor de gelovigen hier op aarde, maar dat het behoort tot het leven en de toekomst die de gelovigen in de hemel wacht. Echter, wie de betreffende teksten over goede werken leest, kan er niet omheen dat eigenlijk al deze teksten betrekking hebben op het leven van de gelovige in het hier en nu. Neem bijvoorbeeld Titus 3, vers 1: “Dit is een betrouwbaar woord: als iemand verlangen heeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffelijk werk.”
Het gaat hier duidelijk om het goede werk van opziener binnen een plaatselijke gemeente. En zie bijvoorbeeld ook 1 Timotheüs 5:9 waar het gaat over oudere weduwen: “…een goed getuigenis heeft wat betreft goede werken: of zij kinderen heeft opgevoed, of zij vreemdelingen heeft geherbergd, of zij de voeten van heiligen heeft gewassen, of zij verdrukten heeft bijgestaan, of zij zich toegelegd heeft op elk goed werk.” Hier worden concrete goede werken genoemd die alles te maken hebben met het aardse leven.

Anderen stellen dat je als gelovigen niet bewust hoeft te streven naar het doen van goede werken, omdat God het in je hart geeft en dat het dan vanzelf gebeurt. Het is zeker zo dat de kracht van heilige geest een prominente rol speelt bij het doen van goede werken. Toch is het ook een keuze van de gelovige om wel of geen goede werken te doen. Zo wordt er in een aantal teksten ten aanzien van goede werken in de gebiedende wijs gesproken of wordt het doen van goede werken als een opdracht beschreven: “Betoon uzelf in alles een voorbeeld van goede werken” (Tit. 3:7) en “En ook de onzen moeten leren anderen voor te gaan in het doen van goede werken, om in de noodzakelijke levensbehoeften te voorzien, opdat zij niet onvruchtbaar zijn” (Titus 3:14).

Om een en ander nog wat concreter te maken hier een voorbeeld: Het schrijven van dit artikel kwam bij mij niet voort uit een plotselinge opwelling of ingeving. Het was gepland wanneer ik dit zou gaan doen en het was ook een keuze van mijzelf om het te gaan doen. Het kwam ook voort uit de verantwoordelijkheid die ik wil nemen om – zo mogelijk – aan iedere editie van AMEN een bijdrage te leveren. Ik moest mij er uiteindelijk zelfs enigszins toe zetten om daadwerkelijk te gaan schrijven. De keuze om ooit te gaan schrijven kwam daarentegen niet uit enige dwang voort, maar uit de wens om geestelijke zaken met anderen te delen. Daarbij geloof ik dat ik in het schrijven door heilige geest wijsheid en inzicht krijg om – ondanks mijn eigen beperkingen – iets duidelijk te maken van Gods boodschap aan ons mensen.

Wij zouden dus kunnen stellen dat de gelovigen ertoe opgeroepen worden om tijdens hun leven hier op aarde goede werken te doen. Daarbij krijgt de gelovige kracht van God om deze goede werken te doen. De vraag blijft echter hoe het doen van goede werken zich verhoudt tot het uit genade behouden zijn.

Werken tot behoud tegenover werken vanuit behoud
Het is een verkeerde voorstelling van zaken dat het begrip ‘goede werken’ altijd als voorwaarde gekoppeld is aan behoud. Sterker nog, als Paulus het heeft over het doen van werken om behouden te worden, dan heeft hij het nooit over ‘goede werken’, maar over ‘werken’, ‘werken van de wet’, ‘werken van het vlees’ of ‘werken van rechtvaardigheid’. In Paulus’ optiek zijn werken met als doel om daardoor behouden te worden zinloos. De gelovige kan slechts op grond van genade behouden worden.

Als Paulus het heeft over het doen van ‘goede werken’ dan doelt hij daarmee op werken die gedaan worden op grond van het reeds in Christus ontvangen behoud. Dit behoud vormt een aan alle gelovigen uit genade geschonken, onwrikbaar fundament. Op dit fundament van behoud mogen de gelovigen met goede werken bouwen. Hoe men ook bouwt op dit fundament, het doet niet af aan het verkregen behoud, dat geen werk van mensenhanden is, maar een onverwoestbaar werk van God (vgl. 1 Kor. 3). Het doen van goede werken heeft niet als oogmerk om behoud te verdienen of juist niet kwijt te raken. Nee, het is een voortbouwen op het vanuit genade ontvangen behoud. Dit is waarschijnlijk ook wat Paulus bedoelt als hij in Efeze 2:10 schrijft dat God de goede werken die de gelovige mag doen tevoren heeft bereid zodat wij erin zouden wandelen. Deze toch wat lastige zinssnede kunnen wij opvatten als dat God voor de noodzakelijke voorzieningen heeft gezorgd zodat de gelovigen goede werken kunnen doen. Deze noodzakelijke voorzieningen kunnen wij opvatten als het verkregen behoud in Christus Jezus en de ontvangen kracht van heilige geest.

Gezindheid, redelijkheid, kracht en doel
Nog even terug naar het feit dat wij geheel en al uit genade gered zijn zonder enige toevoeging van onszelf in verleden, heden en toekomst. Dit horend zouden wij ons af kunnen afvragen dat als wij geen goede werken hoeven te doen om behouden te worden of te blijven, wij er dan niet gewoon op los kunnen leven? Paulus ondervangt deze verkeerde gedacht in Romeinen 6 op duidelijke wijze. Daar stelt hij dat het niet bij de nieuwe staat van de gelovige past om op basis van de verkregen genade er maar op los te zondigen. De gelovige behoort nu door Jezus Christus God toe en dient derhalve vanuit een andere gezindheid te leven dan vanuit die van de zonde.
Daarnaast is het ook niet meer dan redelijk dat de gelovige zich er voor inzet om iets goeds te doen met de hem geschonken genade (Rom. 12:1). Wij zouden kunnen stellen dat de gelovige in juridische zin geen verplichting heeft om goede werken te doen, maar dit in morele zin wel heeft. Er is geen veroordeling meer voor hen die in Christus Jezus zijn (Rom. 8:1). De gelovige kan echter zijn eigen geestelijk leven wel verwaarlozen door er geen onderhoud op te plegen, waarbij hij tegelijkertijd ook het evangelie schade kan toebrengen.

Wij moeten ons overigens wel afvragen vanuit welke kracht en intentie de gelovige zijn goede werken doet. Is dit vanuit eigen kracht en tot streling van het eigen ego? Als dat zo is, dan zijn wij als de farizeeër uit Lukas 18. Hij beroemde zich in zijn gebed tot God over zijn superioriteit ten opzichte van de tollenaar die naast hem aan het bidden was. Ook gaf hij hoog op over zijn eigen geweldige daden. Het is beter om zoals de tollenaar te zijn. Hij smeekte God om hem genadig te zijn. Het besef dat wij als gelovigen slechts door genade gered worden en dat de bijstand door Gods heilige geest onontbeerlijk voor ons is, maakt uiteindelijk het verschil tussen werken (naar het vlees) en goede werken (naar de geest).

Het is ook nog goed om even stil te staan bij het doel van goede werken. Wij kunnen dit tweeledig zien. Enerzijds heeft het een aards doel. Ondanks dat gelovigen geestelijk hemelburgers zijn, zijn zij nog steeds mensen van vlees en bloed die op aarde leven. Vanuit die positie mogen de gelovigen in doen en laten lichtende sterren zijn voor de mensen om hen heen (Filip. 2:14-16). Anderzijds heeft het doen van goede werken een hemels doel. Het leven (wandelen) overeenkomstig de roeping waarmee wij als gelovigen geroepen zijn (Efe. 4:1) geeft niet alleen een getuigenis op aarde, maar ook in de hemel, zo kunnen wij lezen in Efeze 3:10: “…opdat nu door de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelvuldige wijsheid van God bekendgemaakt zou worden…” Daadwerkelijk leven uit Gods genade geeft uiteindelijk getuigenis van Gods genade.

Waar zijn wij naar op weg?
Tot slot is het de vraag wat wij verwachten van het doen van goede werken. Menen wij daarmee anderen en de wereld te kunnen redden of Gods Koninkrijk op aarde te kunnen stichten? Wij moeten ons realiseren dat waar onze goede werken onszelf niet kunnen redden, deze zeker niet anderen of de wereld om ons heen kunnen redden. Er is maar één goed werk dat de mensheid en de wereld kan redden, en dat is het verlossingswerk van Jezus Christus. Hij zal eens het koningschap over de aarde op Zich nemen, waarna Hij Gods heerschappij over de aarde zal brengen (Hebr. 10:13 en Openb. 11:15). Tot het zover is, leven wij hier op aarde als vreemdelingen, die op weg zijn naar een beter Vaderland. Maar wij mogen onderweg daar naartoe wel in onze handel en wandel getuigen van de genade die ons in Christus ten deel gevallen is.

  • “Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken” (Titus 2:14).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'