Tekenen der tijden - Deel 3 - Slot

Tekenen der tijden

Deel 3 - Slot

De Heere Jezus noemt diverse tekenen die verband houden met Zijn wederkomst. De vraag is: welke tekenen zijn dat en zien we die nu vandaag al? Het antwoord is uitermate belangrijk om te bepalen in welk tijdsgewricht we ons momenteel bevinden en of we de Heere al dan niet op korte termijn kunnen verwachten.

In de twee vorige artikelen hebben we gezien wat de Bijbel verstaat onder begrippen als ‘eindtijd’ en ‘tekenen der tijden’. De eindtijd wijst op de periode waarover de Heere Jezus o.a. in Mattheüs 24 spreekt: de voleinding van de wereld (Gr. aioon, lett.: eeuw). Het is in die periode dat de wederkomst zal plaatsvinden en waarin tekenen te zien zijn, die voldoende zijn voor (gelovige) mensen om het juiste tijdstip te herkennen en te onderkennen.

Tekenen van de tijden
Het woord ‘tijden’ komt van het Griekse ‘kairos’. Dit is niet het gewone woord voor tijd (chronos), maar duidt meer op tijdstip, moment, periode. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt in de combi ‘tijden en gelegenheden’ (chronos en kairos), zoals in Handelingen 1:7 en 1 Thessalonicenzen 5:1.
In dit verband spreekt de Bijbel in Efeze 1:10 over ‘de bedeling van de volheid der tijden (kairos)’, waarin alles wat in de hemelen is en op aarde onder één Hoofd wordt samengevat. In het verborgene is God daar al mee bezig middels de uitroeping en formering van de Gemeente, het Lichaam van Christus. In de ‘openbaarheid’ zal dat in de toekomst plaatsvinden als alle tijden (kairos) worden vervuld.
De apostel Petrus schrijft aan de vreemdelingen in de verstrooiing (= Israëlieten): “U wordt immers door de kracht van God bewaakt door het geloof tot de zaligheid, die gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd” (1 Petr 1:5). Die laatste tijd (kairos) wijst blijkens vers 7 op de ‘openbaring (Gr. apokalyps) van Jezus Christus’. In die periode van Zijn (weder)komst op aarde worden de meeste profetieën definitief vervuld.
Het is de bedeling (of meer letterlijk: huishouding, van het Griekse oikonomia) van de volheid of vervulling van de tijdstippen. In die bedeling gaat de Heere God het profetisch Woord vervullen, namelijk datgene “waarover God gesproken heeft bij monde van Zijn heilige profeten door de eeuwen heen” (Hand. 3:21).
Die periode wordt ook weergegeven met het woord ‘komst’ of ‘toekomst’(St. Vert.), hetgeen de vertaling is van het Griekse parousia, letterlijk: aanwezigheid, tegenwoordigheid.
Paulus gebruikt dit woord voor zijn eigen situatie in Filippenzen 2, vers 12: “Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid (par-ousia), maar nu veelmeer in mijn afwezigheid (ap-ousia), werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven…”
Als de Bijbel dus spreekt over de parousia van de Heere, dan wijst dat op Zijn (zichtbare) aanwezigheid op aarde. Waar Hij nu nog afwezig is, want in de hemel (verborgen), daar zal Hij straks aanwezig (openbaar) zijn.
Zoals in het vorige artikel al opgemerkt, zullen er met betrekking tot die komst c.q. aanwezigheid allerlei zaken plaatsvinden, waardoor het mogelijk is de juiste tijd(stippen) te onderkennen.

  • Parousia
    Het woord parousia komt 24 keer voor in de grondtekst. In de HSV en de NBG-´51 vertaling wordt het meestal vertaald met ´komst´. De Statenvertaling geeft het woord meestal met ´toekomst´ weer.
    Het is opvallend, dat het woord niet voor komt in de zgn. late brieven van Paulus, waaronder de brieven die hij schreef tijdens zijn gevangenschap in Rome (Hand. 28). Daarin openbaart hij het geheimenis m.b.t. het Lichaam van Christus. Dat is het werk waarmee de Heere God bezig is in deze ‘tussen-tijd’ (ruwweg: de tijd waarin Gods handelen met Israël als volk stil ligt). In de Evangeliën en de overige brieven van Paulus en de andere schrijvers, waarin Gods handelen met Israël (nog) een prominente plaats inneemt, komt het woord dus wel voor. Het woord parousia was overigens in vroeger tijd een bekend woord. De Duitse theoloog Adolf Deissmann (1866-1937), vooral bekend van zijn toonaangevende werk over de Griekse taal zoals die gebruikt wordt in het Nieuwe Testament, merkt over het gebruik van ´parousia´ in het klassieke Grieks op: “Vanaf de Ptolemeïsche periode tot in de tweede eeuw na Chr. (ongeveer 500 jaar lang) komen we dit woord in het Oosten tegen als een technische uitdrukking voor de komst of het bezoek van de koning of de keizer” Alle voorbeelden die Deissmann noemt, spreken niet alleen maar van een komen, maar ook van een officieel bezoek, een aanwezigheid van de koning of keizer. Bij de gelegenheid van dergelijke bezoeken werden speciale 'parousiamunten' geslagen en 'parousiabelastingen' geheven. 

(Zie A. Deissmann, Light from the Ancient East, bladzijde 368-373).

‘Opname van de Gemeente’
Deze uitdrukking als zodanig komt in de Bijbel niet voor, maar wordt gebruikt om de gebeurtenis aan te duiden waarover o.a. gesproken wordt in 1 Thessalonicenzen 4. Op grond hiervan leeft bij een bepaald deel van de christenen de gedachte dat de Gemeente, het Lichaam van Christus, van de aarde wordt weggerukt (opgenomen in de wolken – vs.17) de Heere tegemoet in de lucht. En nu zijn er - kort gezegd - drie varianten die onder de gelovigen genoemd worden:
De ‘opname’ vindt plaats: 

  1. Vóór de 70ste jaarweek (vgl. Daniël 9:24-27), d.i. de laatste periode van 7 jaren in de geschiedenis van het huidige Israël.
  2. Halverwege die jaarweek, na 3 ½ jaar dus.
  3. Aan het einde van die week

De eerste optie is vooral in zgn. maranathakringen populair en ook de meest gewenste. Hieraan gekoppeld wordt ook gezegd dat deze ‘plotselinge wegvoering’ elk moment kan plaatsvinden. Vorig jaar was er ophef over de datum 23 september (zie AMEN 134, pag. 4 artikel ‘Laat je niet van de wijs brengen’).
Onlangs werd 23 april genoemd, o.a. door David Meade, een christelijke numeroloog. “Begin april 2018 zal de verdwijning van de Kerk (alle ware christenen wereldwijd, ook wel bekend als de Opname) plaatsvinden,” schreef hij eerder dit jaar (zie bronverwijzing op de AMEN-site). Maar dat is ‘m dus ook niet geworden, kunnen wij inmiddels vaststellen. 

Goed, terug naar de Bijbel. Los van de vraag welke (groep van) gelovigen Paulus bedoelt in 1 Thessalonicenzen 4, richten we ons nu alleen op het tijdstip van deze gebeurtenis (voor een uitvoerige behandeling van deze kwestie verwijs ik graag naar het boek Christus’ wederkomst in de Tessalonicenzenbrieven – Everread Uitgevers, 128 pag.).
Daartoe gaan we eerst naar de 2e brief aan de Thessalonicenzen. Daarin gaat het vooral over de wederkomst van Christus en de Dag des Heeren, waaraan het boek Openbaring is gewijd (Openb. 1:10). De apostel schrijft in hoofdstuk 2: “En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn. Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is…” (vs. 1-3).
De NBG-‘51 vertaling spreekt i.p.v. de ‘dag van Christus’ over de ‘dag des Heeren’. Dat ligt aan verschillen in de oorspronkelijke manuscripten. De ‘dag des Heeren’ lijkt het meest voor de hand liggend, aangezien die dag eerder al in 1 Thessalonicenzen 5:2 zo werd genoemd. Het is de Dag van Jahweh, die in Oudtestamentische profetieën op vele plaatsen aan de orde komt.
In ieder geval hebben Paulus’ woorden hier, blijkens vers 1, betrekking op de “komst van onze Heer Jezus Christus en onze vereniging met Hem.”
Die vereniging met Hem wordt in één adem genoemd met Zijn komst (parousia), terwijl even daarvóór in hoofdstuk 1:7 gesproken wordt over “de openbaring (apokalyps) van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht”. En dat alles dus in combinatie met (het aanbreken van) de Dag des Heeren.
Onder de gelovigen in Thessalonica was onrust ontstaan doordat door sommigen gezegd werd dat in die tijd de dag des HEREN aanbrak. Nu was er destijds wel sprake van veel verdrukkingen en dergelijke, maar dat behoorde niet tot die dag, want vóór het aanbreken van de dag des HEREN moeten er verschillende dingen plaatsvinden.
Paulus waarschuwt daarom: “Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook” (vs. 3). Uiteraard is zo´n waarschuwing ook in onze tijd op z´n plaats. De stille kracht achter die misleiding is Gods tegenstander, de satan. Hij wordt ook genoemd duivel, van het Griekse diabolos. Dat betekent letterlijk: degene die door elkaar gooit. Hij brengt dus verwarring.
De satan zet alle zeilen bij om tot zijn verleidersdoel te komen, om de boel in de war te brengen, ook daar in Thessalonica:

  • hij gebruikt uitingen van (valse) geest
  • hij gebruikt een valse prediking
  • hij gebruikt een valse brief

Wanneer vindt de komst van de Heere en de vereniging met Hem plaats?
Het is interessant en vooral leerzaam om te zien hoe Paulus het in 2 Thessalonicenzen 2 formuleert. Hoewel, we zeggen zo gemakkelijk dat Paulus formuleert, maar het is goed te bedenken, dat ook deze apostel evenals alle andere bijbelschrijvers, geïnspireerd is door de Geest van God. “Heel de Schrift is door God ingegeven…” lezen we in 2 Timotheüs 3:16. Letterlijk: door God ingeblazen. Hij is dus de Auteur en dat geeft de Bijbel z´n grote waarde en autoriteit als het Woord van God!
Vers 1 begint met “En…”. Daarmee sluit Paulus dus aan op het voorgaande, waar hij sprak over de openbaring van de Heere Jezus, over Zijn komst in vlammend vuur, het oordeel dat zou
aanbreken, etc. Dingen dus die verband houden met de dag des Heeren. Dan gaat hij iets zeggen “met betrekking tot de komst (parousia) van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem.”
In het Grieks staat hier voor het woord ´vereniging´ episunagogè, hetgeen ook met ´samenvergadering´ of ´toevergadering´ (St. Vert.) kan worden vertaald. Ongetwijfeld doelt Paulus hier op datgene wat hij in de 1 Thessalonicenzen 4 al zei: "Want als wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal ook God op dezelfde wijze hen die in Jezus ontslapen zijn, terugbrengen met Hem." De gelovigen zouden samen weggevoerd worden, naar een ontmoeting met de Heere (NBG-’51 vertaling e.a. hebben: de Heere tegemoet) in de lucht. En zo zullen wij altijd met de Heere zijn. Inderdaad, een samen-vergadering. Samen met andere gelovigen en samen met de Heer.
Welnu, met betrekking tot die komst én die samen-vergadering (in die volgorde!) waarschuwt Paulus hen zich niet te laten misleiden alsof die dag al aangebroken zou zijn. Het valt hier dus kennelijk allemaal samen: Christus´ komst c.q. de openbaring van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht, de vereniging met Hem en het aanbreken van de Dag des Heeren. 

En vóórdat die dag aanbreekt moeten er eerst nog een paar dingen gebeuren:

  • Eerst moet de afval komen (2 Thess. 2:3)
  • Eerst moet de mens van de wetteloosheid zich openbaren, de zoon van het verderf, de tegenstander, die zich ook verheft boven al wat God genoemd of als God vereerd wordt. Die persoon zal zich in de tempel van God zetten, om zichzelf voor te doen als god (2 Thess. 2:4).
  • De komst van die mens van de wetteloosheid zal gepaard gaan met allerlei kracht, tekenen en wonderen van de leugen (2 Thess. 2:9).
  • De Heere Zelf zal deze mens verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst… (2 Thess. 2:8).

Deze dingen moeten dus eerst plaatsvinden, vóórdat de dag des Heeren aanbreekt. Paulus had daar al eerder over gesproken: “Herinnert u zich niet, dat ik u deze dingen zei, toen ik nog bij u was? (2 Thess. 2:5).
De komst van die mens van de wetteloosheid, etc., heeft alles te maken met de laatste periode van Israëls geschiedenis, die in Daniël 9 wordt voorgesteld als 70 jaarweken. De laatste jaarweek is daarvan de voleinding en daarin speelt ook de Grote Verdrukking, waarover de Heere Jezus in Mattheüs 24 spreekt, een rol.

Kortom, als we 1 en 2 Thessalonicenzen naast elkaar leggen, Schrift met Schrift vergelijken, dan zien we dat de vereniging met Hem c.q. de ‘opname’ of ‘wegrukking’ (1 Thess. 4) samenvalt met de openbaring van de Heere Jezus van de hemel (2 Thess. 1) en het aanbreken van de dag des Heren (2 Thess. 2). En dat is een ander scenario dan wat we links en recht vernemen, namelijk dat - zoals men zegt - op elk moment, dus ook vóórdat de Grote Verdrukking begint, plotseling de gelovigen in Christus van de aarde worden opgenomen in de hemel.
En waarop baseert men dan dat het nu ieder ogenblik kan gebeuren? Op het feit dat de ‘tekenen der tijden’ dat duidelijk aangeven.

Echter, bij nadere bestudering van Gods Woord blijkt juist uit het ontbreken van die tekenen dat de wederkomst van Christus, en alles wat daarbij hoort, nog niet aanstaande is!

Althans, dat het niet een kwestie van dagen, weken of maanden is. Pas als die tekenen zich daadwerkelijk aandienen en gezien (kunnen) worden, is het tijd om op te letten. En dat gaat zeker gebeuren, want Gods Woord is betrouwbaar. Op Gods tijd en op de wijze zoals Hij heeft voorzegd, zal het (profetisch) Woord worden vervuld. Dan zal de komst van Christus, waar we soms zo naar kunnen verlangen, werkelijkheid worden!

Jezus komt in heerlijkheid
Zijn sjaloom wordt werkelijkheid
Alle dingen maakt Hij nieuw
Hij is de Heer van ons leven
(Opwekking 71)

Meer artikelen in de serie "Tekenen der tijden":

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'