Tongen of talen?

Tongen of talen?

Moeten we, volgens de Bijbel onderscheid maken tussen spreken in tongen en spreken in talen? Werd er bij het pinkstergebeuren anders dan in vreemde talen gesproken? Sprak Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs over het uitstoten van ongearticuleerde klanken of van een reeks woorden zonder redelijke samenhang?

Betekenis

Een schriftuurlijk antwoord op dergelijke vragen is van belang voor het praktische leven, want sommigen beweren, dat men door een bijzondere geestesdoop in ´tongen´ kan spreken, namelijk allerlei klanken uiten, die gewoonlijk niets uitstaande hebben met een (bekende) mensentaal. We moeten Gods geschreven Woord zelf laten spreken, en vooreerst de betekenis van de term ´glôssa´ leren kennen, zoals deze gebruikt wordt op verschillende plaatsen in de Schrift.

De grondbetekenis van ´glôssa´ is zonder twijfel ´tong´, namelijk de lichamelijke tong. Dit blijkt bijvoorbeeld uit Markus 7:33 "raakte zijn tong aan" en Jakobus 3:5 "Zo is ook de tong een klein lid". De overeenstemmende Hebreeuwse term ´lâsjôn´ heeft dezelfde grondbetekenis.1 In overdrachtelijke zin wordt glôssa bijvoorbeeld gebruikt in Handelngen 2:3 "tongen als van vuur" (waar het verschijnsel dat op vuur geleek, min of meer de vorm had van tongen) en in Handelingen 2:26 "Daarom is ….. mijn tong verblijd" (een vrije aanhaling van Ps. 16:9, waar men leest "juicht mijn ziel"). Meestal duidt glôssa echter een taal aan, zoals dit ook het geval is met lâsjôn.

In verband met ons onderwerp, halen we (volgens de NBG-´51 vertaling, verder aangeduid als NBG) de volgende teksten aan, waar steeds ´glôssa´ gebruikt wordt:

  • Mark. 16:17 "in nieuwe tongen zullen zij spreken".
  • Hand. 2:4 "en begonnen met andere tongen te spreken".
  • Hand. 2:11 "wij horen hen in onze eigen taal".
  • 1 Kor. 12:10 "en de ander allerlei tongen, en weer een ander vertolking van tongen".
  • 1 Kor. 12:28 "verscheidenheid van tongen".
  • 1 Kor. 12:30 "Spreken soms allen in tongen?"
  • 1 Kor. 13:1 "Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak".
  • 1 Kor. 13:8 "tongen, zij zullen verstommen".
  • 1 Kor. 14:2 "Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstaat het".
  • 1 Kor. 14:4 "Wie in een tong spreekt, sticht zichzelf".

(Zie ook Hand. 10:46; 19:6; 1 Kor. 14:5, 6, 9, 13, 14, 18, 19, 22, 23, 26, 27,39).
De lezer kan nagaan dat de NBG de term ´glôssa´ alleen in Handelingen 2:11 door ´taal´ heeft vertaald, terwijl de Statenvertaling (verder aangeduid als SV) steeds ´taal´ schrijft. We zullen hierna onderzoeken of er een goede reden bestaat om het woord ´tong´ te gebruiken in dergelijke teksten. De term ´glôssa´ wordt ook, volgens de stijlfiguur metonymia, gebruikt voor mensen of volken, die een bepaalde taal spreken. Zo in Romeinen 14:11 en Filippenzen 2:11 (een aanhaling van Jes. 45:23), waar de NBG ten onrechte ´tong´ schrijft.
Zie verder in Openbaring 5:9; 7:9; 10:11; 11:9; 13:7; 14:6 en 17:15.

Tong of taal?

Nu willen wij nagaan of er een goede reden is om te veronderstellen, dat ´glôssa´ in het boek Handelingen soms een andere betekenis heeft dan ´taal´. Zoals gezegd, schrijft de SV in Handelingen 2:4 (zoals ook op al de andere plaatsen waar ´glôssa´ de letterlijke tong niet aanduidt): ´talen´. De NBG, die steeds ´tongen´ vertaalt, is wel verplicht ´taal´ te schrijven in Handelingen 2:11, want al de aanwezigen hoorden de apostelen in hun eigen taal spreken.
De Griekse tekst van Handelingen 2:6 "een ieder hoorde hen in hun eigen taal spreken" gebruikt het woord ´dialektos´, dat we ook in Handelingen 21:40; 22:2 en 26:14: "(Hebreeuwse) taal" vinden. Het verschil tussen dialektos en glôssa bestaat alleen hierin, dat de eerste term de nadruk legt op het spreken. Het gaat over de gesproken taal. In Handelingen 2:4 is het woord ´ander´ de vertaling van ´heteros´, namelijk: andersoortig. Dit woord is zeer wel passend waar het gaat over verschillende talen, namelijk degene waarover in vers 11 wordt gesproken. Het is niet goed in te zien waarom men in Handelngen 2:4 zou moeten denken aan iets anders dan aan goed gearticuleerde talen.
Weliswaar hebben sommigen op het werkwoord ´apophtheggomai´ gewezen, door ´uitspreken´ vertaald. Waar dit woord bij de heidenen soms gebruikt werd in verband met de wartaal van de priesteressen (Pythia) van Apollo te Delphi, van de waarzeggende Sibyllen, enz., heeft men gemeend, dat ook de christenen, in geestvervoering (zoals de Israëlieten in 1 Sam. 10:5, 6; 19:20-24 en 1 Kon. 18:29), allerlei onsamenhangende klanken hebben uitgestoten. Doch dan maakt men geen verschil tussen de extatische heidenen en de door Gods Geest gedreven gelovigen. Feitelijk heeft het werkwoord ´apophtheggomai´ eenvoudig de betekenis van luid of met klem spreken. Hetzelfde woord vindt men in Handelngen 2:14 voor het spreken van Petrus en in Handelingen 26:25 voor Paulus, waar hij juist zegt: "Ik spreek geen wartaal, maar nuchtere waarheid" (eigenlijk: ´Ik ben niet gek, maar ik spreek (met klem) woorden van waarheid en van gezond verstand´).
Het blijkt dus, dat we in Handelingen 2:4 moeten denken aan verschillende bestaande talen, die gesproken werden in de landen die verder worden opgenoemd. Ook in Handelingen 10:46 en 19:6 is dit het geval.
Men heeft echter beweerd, dat Handelingen 2 niet getrouw kan weergeven wat er werkelijk, geschiedkundig, gebeurd is. Men zegt dat dit schriftdeel soms doet denken aan talen en soms aan extatische ´tongen´. Dit laatste zou blijken uit het spotten van vers 13, want werkelijke talen zouden geen aanleiding kunnen geven tot spot. Doch men vergeet dan, dat in de verzen 5 tot 12 wordt gesproken over Joden, die hoorden spreken in hun eigen taal en die niet gespot hebben, doch buiten zichzelf waren van verwondering; terwijl alleen vers 13 spreekt over "anderen" (Gr. heteros) namelijk andersoortigen, die blijkbaar geen van die talen verstonden en bijgevolg begonnen te spotten. Indien men goed let op de gebruikte woorden, vervalt dit argument dus.
Sommige critici zeggen ook, dat er geen sprake kan geweest zijn van verschillende talen, omdat er alleen Joden waren, volgens vers 5. Weliswaar moeten we uit Handelingen 2:14-37 besluiten dat ze allen de toen gebruikte Griekse taal (koinè) kenden, daar ze Petrus verstonden toen deze zich tot hen richtte, doch daarbij konden ze zeer goed ook de eigen taal gebruiken waarin zij geboren waren (vs. 8). Uit het voorgaande blijkt, dat men aan een ´spreekwonder´ moet denken toen de apostelen de talen konden spreken van de verschillende plaatsen waar de aanwezige Joden geboren waren. Er was geen ´hoorwonder´ in de zin, dat de aanwezigen hun eigen moedertaal zouden gehoord hebben door te luisteren naar een veronderstelde wartaal.

1 Korintiërs

We kunnen nu overgaan tot de eerste brief aan de Korinthiërs. Waarom gebruikt de NBG hier ook steeds ´tong´? Waarschijnlijk omdat de vertalers van mening waren, dat Paulus spreekt over het uitstorten van ongearticuleerde klanken of onsamenhangende woorden, zoals bij de heidenen. Deze veronderstelde wartaal wordt dan door de term ´tong´ aangeduid. We moeten dus onderzoeken of de apostel werkelijk heeft gesproken over iets anders dan werkelijke talen

. 1 - Hierboven hebben we reeds aangetoond, dat er in het boek Handelingen geen goede reden kan gevonden worden om te denken dan iets anders dan aan werkelijke talen. Daarbij moeten we niet vergeten dat de Here zelf heeft gezegd (i.v.m. het toen nabij zijnde Koninkrijk), dat de gelovigen met "nieuwe talen" zouden spreken (Mark. 16:17). Deze schriftplaats, waar ´glôssa´ voor het eerst gebruikt wordt in de zin van taal, geeft ons reeds een nuttige aanwijzing, namelijk door het gebruik van het meervoud. Veronderstel dat ´glôssa´ zou wijzen op onsamenhangende klanken of woorden, die men door het woord ´tong´ zou kunnen aanduiden, dan zou men moeilijk kunnen spreken van verscheidene ´tongen´.
Een taal vormt een door regels bepaalde eenheid, samengesteld uit betekenisvolle woorden en zinsneden en daarom verschilt de ene taal van de andere. Doch een reeks onsamenhangende klanken of woorden vormt geen dergelijke eenheid, en er bestaat dan ook geen werkelijk verschil tussen dergelijke groepen klanken of woorden. Mogelijk zou er nog een zeker onderscheid kunnen bestaan tussen de tongen van verschillende personen, doch dit is zeer zeker niet het geval tussen de klanken of woorden die een bepaalde persoon zon uitstoten. Het zou steeds dezelfde wartaal zijn. Men kan dus niet zeggen, dat hij in verschillende tongen zou spreken. Welnu, Paulus verwijst naar het spreken van meerdere ´glôssai´ door een en dezelfde persoon, bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 12:10; 14:5, 6, 18.

2 - Een tweede aanwijzing vinden we in het gebruik van het woord ´hermèneia´, dat voorkomt in 1 Korintiërs 12:10 en 14:26, waar de NBG respectievelijk vertolking en uitlegging vertaalt. Doch de werkelijke betekenis is veeleer ´vertaling´, zoals blijkt uit het gebruik van het werkwoord ´hermèneuô´ in Johannes 1:39 ("vertaald"); 1:43 ("vertaald"); 9:7 ("vertaald"); Hebreeën 7:2 ("uitlegging", doch ook hier betreft het de vertaling van de naam Melchizèdek: koning der gerechtigheid). Voor ´uitleggen´ gebruikt de Griekse tekst het werkwoord ´diermèneuô´ (zie Luk. 24:27; Hand. 9:36, waar de Hebreeuwse term Tabitha ´hinde´ betekent, Grieks: dorcas)2.
Hetgeen in (vreemde) talen werd uitgesproken, moest niet alleen vertaald, doch de betekenis ervan moest ook uitgelegd worden. Daarom wordt ´diermèneuô´ gebruikt in 1 Korintiers 12:30; 14:5, 12, 27, en het naamwoord ´diermèneutès´ (uitlegger) in 1 Korintiers 14:28. Het is duidelijk, dat men kan vertalen (en daarbij ook uitleggen) hetgeen in een bepaalde taal wordt gesproken, doch bij een ´tong´ kan men niet van ´vertalen´ spreken. Alleen uitleggen zou hier de gepaste term geweest zijn.

3 - Een derde aanwijzing is, dat 1 Korintiërs 13:1 in het algemeen spreekt over talen der mensen en der engelen. Welnu, de menselijke talen zijn geen wartalen. Dit vers leert ons daarbij, dat er ook engelen-talen bestaan, en we zullen verder gebruik maken van deze mededeling. Zie ook 2 Korintiers 12:4 en Openbaring 14: 2, 3 voor dergelijke talen.

4 - Een vierde aanwijzing geeft ons 1 Korintiërs 13:8, waar we lezen dat de talen "zullen verstommen". Het Griekse werkwoord ´pauomai´ betekent: ophouden (zie b.v. Luk. 5:4). Wanneer zullen de talen ophouden? Als het “volmaakte" zal gekomen zijn (vs. 10). Wat is dit volmaakte (Gr. teleion)? Nadat de Here, op het einde (telos) van de tegenwoordige aioon zal teruggekomen zijn in heerlijkheid (Mat. 24:14; Luk. 21:9; 1 Petr. 4:7), zal Hij zijn Koninkrijk op aarde oprichten. In het begin zullen de gelovigen de talen der volken kunnen spreken (Mark. 16:17), doch wanneer allen tot het geloof in Christus zullen gekomen zijn en alles volkomen zal hersteld zijn, zodat ook de symbolische instellingen van de Wet kunnen ontbeerd worden (Heb. 9:10), dan zal er klaarblijkelijk slechts één enkele taal gesproken worden, zodat alle mensen op aarde elkaar zullen kunnen verstaan. Dan zullen ook de profetieën op aarde afgedaan en de gebrekkige kennis veranderd zijn in volkomen kennis (1 Kor. 13:8-12).

5 - We komen nu tot de vijfde aanwijzing, die we in 1 Korintiërs 14:2 vinden. Hij, die in de gemeente van Korinthe in een taal sprak, sprak niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstond het. In zekere zin was er dus een verschil met hetgeen er op Pinksteren gebeurde, waar namelijk gesproken werd tot mensen in een taal, die ze konden verstaan. In Korinthe werd tot God gesproken in een taal die niemand (Gr. oudeis) verstond. Het was geen taal der mensen. Mogelijk een taal der engelen (1 Kor. 13:1). Voor de aanwezigen waren het slechts klanken, geen verstaanbare volzinnen, en zo werden ze dan ook niet gesticht. Tenzij de spreker daarna uitlegde wat hij tot God had gezegd (1 Kor. 14:13). Ongelovigen konden menen dat het een wartaal was (vs. 23).

6 - De zesde aanwijzing schijnt op het eerste gezicht tegen onze stelling te pleiten. Paulus zegt in 1 Korintiers 14:14 "Want indien ik bid in een glôssa, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar". Ook het volgende vers kan de indruk geven, dat hij het bidden in een glôssa, er geen sprake is van een verstaanbare taal, doch slechts van onsamenhangende klanken of woorden. Toch menen we dat dit de bedoeling niet was van de apostel. Welke betekenis moeten we hier hechten aan het woord "verstand", dat we in de verzen 14, 15 en 19 vinden? De Griekse tekst gebruikt hier ´nous´, een term, die menigmaal door denken vertaald wordt (Rom. 1:28; 12:2; Efe. 4:17, 23; Kol. 2:18; 1 Tim. 6:5; 2 Tim. 3:8; Titus 1:5). In Romeinen 1:28 lezen we over het "verwerpelijk denken" van hen, die met hun verstand (Gr. nous) de eeuwige kracht en goddelijkheid van God niet hebben doorzien uit Gods werken (vs. 20). In Romeinen 7:23 en 26 spreekt Paulus over zijn verstand (nous), dat hem er toe voert het goede te wensen. Op verstandelijke, redelijk denkende wijze had hij ingezien, dat het logisch is het goede te doen. In Efeziërs 4:17 zegt de apostel, dat de heidenen wandelen in de ijdelheid van hun denken (nous) , verduisterd in hun verstand (dianoia).
Als we dan lezen in 1 Korintiërs 14:14 "Want indien ik bid in een taal, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar", kunnen we begrijpen, dat bij het bidden van zijn geest, er geen bewust alledaags denken, geen gewone redenering, mee gepaard zou gegaan zijn. Doch dit wil niet zeggen, dat hier sprake is van onsamenhangende klanken. Het zou een spontaan gebed geweest zijn, waarin Paulus - door Gods Geest gedreven - zich in een onbekende taal zou uitdrukken. Het gewone denken, waaruit zijn spreken en schrijven is voortgekomen, zou dan afwezig zijn geweest en dus onvruchtbaar in de zin, dat het geen vrucht zou gedragen hebben bij de toehoorders. Daarom verkiest hij het bidden en lofzingen, waar beide geest en verstand (of ´het denken´) mee gemoeid zijn (vs. 15). Dat wil zeggen, dat hij de voorkeur geeft aan het bidden en loven in een taal, die door de toehoorders wordt verstaan en waarmee hij zijn bewust denken kan uitdrukken. Op die wijze richt hij zich beide tot God en tot de mensen, die onderwezen worden. In 1 Korintiërs 14:16 staat eigenlijk "indien gij een zegen uitspreekt in geest". Ook hier zal Paulus bedoelen een loven van God, door middel van een onbekende taal, door Gods Geest geleid en zonder het gewone denken van de bidder.

7 - Een zevende aanwijzing geeft 1 Korintiërs 14:18, waar de apostel zegt, dat hij mèèr dan de anderen in talen spreekt. Zoals reeds opgemerkt, wijst het gebruik van het meervoud op bepaalde talen, en niet op onbepaalde tongen. Klaarblijkelijk kon hij in meerdere talen spreken. Van groot belang is het gebruik van de term ´logos´ (rede, woord, volzin) in 1 Korintiers 14:9 en 19. Het is nodig die term goed te onderscheiden van ´rèma´, ook door ´woord´ vertaald. In verband met de mens is de algemene betekenis van ´logos´ de (natuurlijke) gave van het spreken, namelijk het (met de mond) uitdrukken van de gedachte, door goed gearticuleerde klanken (die woorden vormen). Daarentegen heeft ´rèma´ de betekenis van een taalkundig woord, samengesteld uit letters.

8 - Een achtste aanwijzing is deze. De oude Grieken hebben de term ´logos´ steeds gebruikt voor een duidelijke, verstandige uitdrukking, nooit voor een wartaal, ja zelfs niet voor de poëzie.3 Men kan dus inzien, dat de "duizenden woorden" van 1 Korintiërs 14:19 geen taalkundige woorden zijn (die misschien geen redelijk onderling verband zouden hebben), doch zinvolle redenen of gezegden, alhoewel ze in een onbekende taal zouden uitgesproken worden. In 1 Korintiërs 14:9 wordt ´logos´ in de SV weergegeven door ´rede´ en in de NBG door ´volzin´. De woorden duidelijk of verstaanbaar zijn de vertaling van ´eusémos´, dat letterlijk betekent: ´betekenisvol´. Waar ´logos´ op zichzelf steeds een duidelijke, verstandige rede aanduidt, moet men uit dit vers niet afleiden, dat er ook een ´logos´ zou kunnen bestaan, die niet betekenisvol zou zijn. De bedoeling is, dat een ´logos´, uitgesproken in een onbekende taal, zonder betekenis is voor hen die deze taal niet verstaan. Er is dus ook hier geen sprake van een onduidelijke of onverstaanbare tong of wartaal.

9 - Een negende aanwijzing geeft ons de verwijzing naar Jesaja 28:11 in 1 Korintiërs 14:21. In tegenstelling tot de andere verzen van deze brief, gebruikt de NBG hier het woord ´taal´. Dit moest wel, want het woord ´lâsjôn´ in Jesaja 28:11 verwijst naar de taal der Assyriërs. Maar waarom in de naburige verzen dan ´tong´ gebruiken? De verwijzing naar Jesaja kan alleen waarde hebben indien in beide gevallen ´glôssa´ dezelfde betekenis heeft, namelijk die van een normale taal.

10 - Tenslotte denke men ook aan 1 Korintiërs 14:5. Paulus wenste wel, dat allen in talen zouden spreken, maar liever nog dat ze zouden profeteren. Neem aan dat ´talen´ hier ´tongen´ zou betekenen, namelijk onsamenhangende klanken of woorden zoals bij de heidenen, die in geestvervoering waren. In 1 Korintiërs 12:2 had hij de "broeders" eraan herinnerd, dat ze niet meer blindelings tot de afgoden werden heengedreven en dat – door de Geest Gods sprekend – ze Jezus als Here konden erkennen. Hij wijst dus op het verschil tussen de heidenen (met hun ´tongen´), door de afgoden gedreven en de christenen, die door de Heilige Geest spraken. En dit juist vóór hij over de genadegaven begint te handelen, waaronder ook die van "allerlei talen". Hoe zou Paulus dan in 1 Korintiërs 14:5 kunnen wensen dat ze nog een heidense wartaal zouden spreken? Indien het spreken van talen een genadegave was, dan moest het voorzeker volkomen verschillen van hetgeen de heidenen deden.

Spreken in talen

De tien bovenstaande aanwijzingen, afzonderlijk beschouwd, zijn misschien niet voldoende om iemand te overtuigen, doch waar ze alle in dezelfde richting wijzen, kunnen ze een goede grond leveren om door het geloof zekerheid te geven. Voor wat ons betreft is het duidelijk, dat er in Handelingen 2 en 1 Korintiërs sprake is van dezelfde genadegave, namelijk het spreken in vreemde of onbekende talen, hetzij tot mensen, hetzij tot God. We denken dus steeds aan talen als het woord ´glôssa´ gebruikt wordt en niet aan tongen in de zin van ongearticuleerde klanken of onsamenhangende woorden, die min of meer zouden overeenstemmen met de glôssolalie van de heidenen. Een jong kind van God kan er misschien door anderen toe geleid worden in ´tongen´ te willen spreken, doch een "man" (1 Kor. 13:11) zou zeker dit kinderlijke moeten afleggen. Niet alleen omdat het spreken in tongen niets te stellen heeft met Gods Geest en een vermeende geestesdoop, doch omdat zelfs de werkelijke genadegave van het spreken in talen door Paulus aan het einde wordt geplaatst van deze reeks gaven, en omdat deze zichtbare of hoorbare genadegaven tijdelijk hebben opgehouden de regel te zijn in het tegenwoordige tussentijd, evenzeer als de gave der genezing. Wat er echter in het tegenwoordige tijdperk wel kan gebeuren, is iets dat min of meer gelijkt op hetgeen Paulus zegt in 1 Korintiërs 14 :14. Iemand kan namelijk in zijn eigen taal bidden, doch zó onder de indruk komen van zijn gemeenschap met de Here, dat hij niet meer op zeer duidelijke wijze spreekt, en er zelfs toe komt nagenoeg geen klanken meer te uiten. Dit kan een gezonde geestvervoering zijn, waar men de nabijheid van de Here op indrukwekkende wijze ondervindt. Doch, nogmaals, dan is er geen sprake van een wartaal, al is het gesprokene niet goed verstaanbaar.

Voetnoten
1. Dat dit Hebreeuwse woord dezelfde betekenis heeft als het Griekse, blijkt uit het feit dat 1 Kor. 14:21 (waar "heteroglôssa" gebruikt wordt in de betekenis van "andersoortige taal"), een aanhaling is van Jes. 28:11 (waar "lâsjôn" dezelfde betekenis "taal" heeft). In plaats van "die onverstaanbare taal spreken en in een vreemde tongval", leze men "met belachelijke lippen (sâphâr, namelijk "spraak"), met een andere taal (lâsjôn) zal spreken".

2 Zie hierover het Theologisches Wörterbuch zum N.T. van Kittel, deel II. In de Griekse literatuur werd deze term dikwijls gebruikt in de zin van vertalen of overzetten van de ene taal in een andere (blz. 659), terwijl ´diermèneutès´ veeleer iemand aanduidde, die de orakels uitlegde. Dit laatste woord stemt dan ook niet overeen met de ´methurgemân´ der Joodse synagogen, die het Hebreeuws van de Schrift vertaalde in de gebruikelijke landstaal (blz. 661, 662).

3 Hier ook verwijzen we naar het Theologisches Wörterbuch zum N.T. en in het bijzonder naar bladzijden 76 en 77 van deel IV.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'