Openbaring - In de geest op zondag?!

Openbaring

In de geest op zondag?!

In brede christelijk kring wordt de zondag aangeduid als de dag des Heeren. Die dag is in de plaats gekomen van de Oudtestamentische sabbat en wordt dan ook als rustdag beschouwd. Johannes, schrijver van het boek Openbaring, zou op die (zon)dag in de geest geweest zijn en visioenen hebben ontvangen. Klopt dat?

In de geest
In de nieuwste uitgave van het Nederlands Bijbelgenootschap, de Bijbel in Gewone Taal, heeft men het maar gewoon aan de oorspronkelijke tekst toegevoegd: “Op een zondag, de dag van de Heer, kreeg ik een bijzondere droom”.
In Openbaring 1:10 staat volgens de Herziene Statenvertaling (HSV): "Ik was in de geest op de dag des Heeren en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin…" De HSV heeft hier met 'dag des Heeren' vertaald. Waarschijnlijk hebben zij ook gedacht dat het op zondag was, de dag des Heeren. In alle andere teksten vertaalde men namelijk met 'dag van de Heere', daarmee aangevend dat de profetische Dag bedoeld wordt, waarover ook in het Oude Testament wordt gesproken (zie bijv. Jes. 2:12, Amos 5:18 en Hand. 2:20, 1 Thess.5:2). Verderop in dit artikel meer daarover.
In de verzen 9 en 10 wordt hetzelfde Griekse woord gebruikt: ginomai, zijn of worden.

  • Vers 9  : Johannes was/werd op (lett.: in) het eiland Patmos om het woord van God en het getuigenis van Jezus;
  • Vers 10: Johannes was/werd in de geest op (lett.: in) de dag des Heeren.

Vers 11 completeert dit alles met: "Wat u ziet, schrijf dat op een boekrol...".

Viermaal was Johannes "in (de) geest":

  • 1:10   Hij was in de geest op (beter: in) de dag des Heeren;
  • 4:2     hij raakte in geestvervoering en zag de troon in de hemel;
  • 17:3   hij werd in de geest gebracht naar een woestijn en zag daar een vrouw zitten op een scharlakenrood beest;
  • 21:10 hij wordt in de geest weggevoerd en ziet het heilige Jeruzalem.

Als Johannes naar een woestijn of berg moet worden gebracht, wordt hij weggevoerd in de geest, maar ook wanneer hij wordt verplaatst in de tijd (naar de dag des Heeren of naar de toekomstige hemelse situatie), raakte hij in geestvervoering.

Ezechiël
Wat Johannes in deze teksten vertelt, heeft Ezechiël ook meegemaakt. Ezechiëls getuigenis daarvan geeft ons ook enige uitleg: "Toen hief de Geest mij op en bracht mij bij de Oostpoort van het huis van de HEERE, die naar het oosten gekeerd is. En zie, bij de ingang van de poort waren vijfentwintig mannen, en in hun midden zag ik Jaäzanja, de zoon van Azzur, met Pelatja, de zoon van Benaja, leiders van het volk" (hs. 11:1);
"Daarop hief de Geest mij op en bracht mij in een visioen door de Geest van God bij de ballingen in Chaldea. Toen steeg het visioen dat ik gezien had, op, bij mij vandaan..." (hs. 11:24);
"De hand van de HEERE was op mij, en de HEERE bracht mij in de geest naar buiten en zette mij neer, midden in een vallei. Die lag vol beenderen" (hs. 37:1).
In Ezechiël 40:2 zien we een nauwe parallel met Openbaring 21:10: "...in visioenen van God bracht Hij mij naar het land van Israël. Hij zette mij op een zeer hoge berg, met daarop aan de zuidzijde iets als het bouwsel van een stad".
Ezechiël werd niet alleen in een visioen van de ene plek naar de andere meegenomen, maar werd ook meegenomen in de nog toekomstige tijd, evenals Johannes.
Ezechiël 8:1-3 lijkt het meest op het eerste hoofdstuk van Openbaring: "Het gebeurde in het zesde jaar, in de zesde maand, op de vijfde van de maand, toen ik in mijn huis zat en de oudsten van Juda vóór mij zaten, dat daar de hand van de Heere HEERE op mij viel. Ik zag, en zie, een gedaante met een uiterlijk als van vuur: vanaf datgene wat eruitzag als Zijn heupen naar beneden toe, was vuur, en het deel vanaf Zijn heupen naar boven was als een glanzend uiterlijk, als de schittering van edelmetaal. Hij strekte iets uit met de vorm van een hand en pakte mij bij mijn hoofdhaar. Toen hief de Geest mij op tussen de aarde en de hemel en in visioenen van God bracht Hij mij naar Jeruzalem, naar de ingang van de poort van de binnenste voorhof die naar het noorden gekeerd is, waar zich de zetel van het afgodsbeeld van de na-ijver bevond, dat na-ijver oproept".
De beschrijving van het wonderbare Wezen dat aan Ezechiël verscheen, lijkt zeer veel op de beschrijving van de Heere in Zijn verschijning aan Johannes. Het visioen is de inleiding op de openbaring van duistere afval en zich terugtrekkende heerlijkheid van God. Zo is het ook in het boek van Openbaring.

De dag van de HEERE
Het is duidelijk wat Johannes bedoelt als hij schrijft dat hij in geestvervoering kwam in de dag van de Heere. Het betekent in ieder geval niet dat hij zich in een zeer geestelijke gemoedstoestand bevond op een zondag. Een dergelijke verklaring is nauwelijks serieus te nemen.
De uitdrukking ‘ik was (of: werd)’ in vers 9 is letterlijk. Johannes was op lijfelijk op of in Patmos aanwezig. Vers 10 zegt, dat hij in de geest op of in de dag van de Heere was; dat is dus niet lijfelijk maar in geest.
Vele gelovigen verwijzen naar Openbaring 1:10 als reden waarom zij de eerste dag van de week, de zondag, dikwijls de ‘dag van de Heere’ noemen. In plaats van de zevende dag, de sabbat voor het Joodse volk, is het de christelijke rustdag die aan de Heere gewijd is. De benaming ‘zondag’ heeft overigens een heidense herkomst, net zoals ook de term ‘dag van de Heere’ een heidense oorsprong kan hebben. De zon werd namelijk ook gezien als ‘heer’. In het Hebreeuws is dit Baäl. De Syriërs noemden de zon ‘Adonis’ (vergelijk het Hebreeuwse Adonai, Heere). Het heidense Rome noemde de eerste dag van de week Dies Dominica (dag van de heer), de dag die zij aan de zon wijdden. Andere dagen waren vernoemd naar planeten of (af)goden (zie  ‘Benamingen voor de dagen van de week’ onderaan dit artikel).

’s Heeren dag
In het boek Openbaring gaat het om iets veel belangrijkers dan de dagen van de week. Het houdt zich geheel bezig met de Dag van de HEERE (= Jahweh). Dat Johannes in geestvervoering was op een zondag, is nietszeggend. Dat Johannes in geestvervoering was op de (profetische) Dag van de is veelzeggend. Zelfs de vertaling van het Griekse ‘en’ (in) met ‘op’ is het gevolg van de traditionele (lees: zondagse) kijk op dit vers! Het moet dus niet zijn ‘op’, maar ‘in’ de dag des Heeren.
Het Grieks zegt hier letterlijk: ‘s Heeren dag - kuriake hemera. Het Grieks kent ook: dag des Heeren - hemera tou kuriou. De Hebreeuwse taal staat de eerste constructie (‘s Heeren dag) niet toe en kent alleen ‘dag van de HEERE’ - Yom Jahweh.
Dat het Grieks hier heeft 'des Heeren dag' wil niet zeggen dat het om een andere dag gaat dan de bijbels meer bekende 'dag des Heeren'. Openbaring 1:10 bedoelt gewoon ‘de dag des Heeren’, de Dag van Jahweh, waarover in het Oude Testament veelvuldig wordt geschreven.
Het is interessant om te kijken of er andere, soortgelijke uitdrukkingen als ‘kuriake hemera’, ‘des Heeren dag’, in de Bijbel te vinden zijn. En die zijn er, bijvoorbeeld in 1 Korinthe 4:3. Hier staat in onze vertaling: ‘menselijk oordeel’ (NBG-’51: menselijk gericht). Hier vinden we in het Grieks de uitdrukking: ‘anthropines hemeras’. Dit is letterlijk: des mensen dag, oftewel: de dag van de mens. Dit wil zeggen: de dag waarin de mens het voor het zeggen heeft, vandaar ‘oordeel’ of ‘gericht’.
In 2 Petrus 3:12 wordt gesproken over de ‘theou hemeras’, vertaald: Gods dag, oftewel: de dag van God.
Er is dus geen enkele aanleiding om ‘s Heeren dag in Openbaring 1:10 anders op te vatten dan de dag van de Heere. De reden waarom een andere woordvolgorde gebruikt is, zal te maken hebben met de nadruk die hierbij gelegd wordt op het feit dat die dag de Heere toebehoort.
Johannes leefde (net als wij nog steeds) in de ‘menselijk dag’. Dat is de periode waarin de mens wikt en oordeelt. De dag die als het ware aan de mensen toebehoort. Straks, en daar gaat het over in het laatste Bijbelboek, zal die dag ten einde lopen en komt de dag die aan de Heere toebehoort, ‘s Heeren dag dus.
Op (of: in) die dag beschikt en oordeelt de HEERE, Jahweh. Zacharia spreekt over die dag in hoofdstuk 14 en zegt: “Op die dag zal de HEERE de Enige zijn en Zijn Naam de enige” (vs. 9).

Profetie
Openbaring 1:10 neemt ons mee naar een dag in de toekomst, wanneer de Heere en niet de mens, de rechter zal zijn. Het Oude Testament spreekt over de Yom Jahweh óf Yom le-Jahweh, achtereenvolgens: dag van de HEERE of dag voor de HEERE.
Jesaja 13:6 geeft een beeld van die dag des HEEREN: "Weeklaag, want de dag van de HEERE is nabij; als een verwoesting van de Almachtige komt hij". In vers 9-13 komen we dichter bij de beeldende taal van Openbaring: "Zie, de dag van de HEERE komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om van het land een woestenij te maken en zijn zondaars eruit weg te vagen. Ja, de sterren aan de hemel en hun sterrenbeelden zullen hun licht niet laten schijnen, de zon zal verduisterd worden wanneer zij opkomt, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. Ik zal de wereld haar slechtheid vergelden, en de goddelozen hun ongerechtigheid. Ik zal de trots van de hoogmoedigen doen ophouden, en de hooghartigheid van de geweldplegers zal Ik vernederen. Ik zal stervelingen schaarser maken dan zuiver goud en mensen zeldzamer dan het fijne goud van Ofir. Daarom zal Ik de hemel doen sidderen, en de aarde zal lostrillen van haar plaats om de verbolgenheid van de HEERE van de legermachten, en om de dag van Zijn brandende toorn".

De profetie van Joël is geheel gewijd aan die dag. "Ach, die dag! Ja, de dag van de HEERE is nabij, en hij zal komen als een verwoesting van de Almachtige" (1:15). Joël 2:1, 2 en 11 toont hoe verschrikkelijk die dag zal zijn; hs. 3:14 verbindt die dag met de oogst en het oordeel over de volkeren.
Obadja spreekt er in vers 15 en 16 over als een dag van vergelding voor de volkeren in woorden die vergelijkbaar zijn met Openbaring 18:6-8.
Zacharia 14:1-11 vertelt ons dat op de dag van de HEERE de volkeren vergaderd zullen zijn tegen Jeruzalem, dat Hij zal uittrekken en dat Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg, dat Hij Koning zal zijn over geheel de aarde, en dat Jeruzalem veilig gelegen zal zijn.

Als in Openbaring 1 Johannes wordt weggevoerd in de geest, naar de toekomstige dag van de HEERE om de visioenen te zien en ze op te schrijven in een boek, moet het hele boek dat hij schrijft - ook de hoofdstukken 1, 2 en 3 - toekomstig zijn voor wat betreft hun uitleg. Er is geen gedeelte van de profetie of het visioen dat zich niet in die dag des Heeren bevindt. Die dag is de periode waaraan elk ander tijdstip moet worden gerelateerd. Wanneer Johannes zegt 'het is nu' of 'het zal komen', zegt hij dat vanuit het standpunt van zijn visioen, de dag van de HEERE en niet vanuit de situatie in bijvoorbeeld het jaar 96 na Christus. Hij is zeg maar over de (huidige) tijd heen getild en kreeg te zien wat er allemaal in die Dag van de HEERE zou gebeuren. Daarbij ziet hij nu eens in de hemel wat daar gebeurt, en dan weer op de aarde wat daar plaatsvindt. Met deze (ver)gezichten wordt hetgeen door de profeten eertijds is gezegd, aangevuld en uitgewerkt.
We doen er, zoals Petrus zegt, goed aan acht te geven op het profetisch Woord als op een lamp die schijnt in een duistere plaats (2 Petr. 1:19). We gaan dan ontdekken dat alles wat er nog moet gebeuren reeds is voorzegt en dat de Almachtige alles in Zijn hand heeft en houdt. Dat geeft de gelovige vertrouwen en rust. En dat niet alleen op zondag!

Benamingen voor de dagen van de week
Lang geleden hadden de Romeinen van de Grieken overgenomen om de dagen van de week allemaal een naam te geven naar een hemellichaam. De zon en de maan maar er zijn dan nog 5 dagen over en die werden op hun beurt naar 5 planeten genoemd. En deze planeten waren weer naar de goden vernoemd! De Germanen hebben toen weer 4 van deze namen vertaald/veranderd naar hun eigen goden. Uiteindelijk kwam dit eruit:

  • Zondag is in het Latijn dies Solis, naar de godin Sól: dag van de zon. In het overgrote deel van de christelijke wereld wordt deze dag gevierd als de 'dag des Heren' (Latijn: dies Domenicus, waarvan Frans: dimanche; Italiaans: domenica). De dag wordt algemeen als geluksdag beschouwd.
  • Maandag komt van Latijnse dies lunae, dit betekent: 'dag van de maan'.
  • Dinsdag is vernoemd naar een Germaanse god, genaamd Thingsus. Hij was de god van de volksvergaderingens vernoemd naar een Germaanse god, genaamd Thingsus. Hij was de god van de volksvergaderingen, die vroeger mogelijk op die dag werden gehouden. De vertaling van dinsdag uit het Latijn is 'dies Martis'. Dit stond dan weer voor de dag van Mars, de oorlogsgod. Denk aan de Franse benaming voor deze dag: mardi.
  • Woensdag is vernoemd naar de Germaanse oppergod Wodan. Bij de Romeinen werd deze dag ‘dies Mercuri’ genoemd. Dit was dan de dag van Mercurius, de god van de handel en winst. In het Frans: mercredi. Als de zondag als eerste dag van de week wordt gezien, is woensdag de middelste dag van de week en hij heet in het Duits dan ook Mittwoch.
  • Donderdag is genoemd naar de Germaanse god Donar ook wel de god van de donder genoemd. De Scandinavische naam voor Donar, Thor, vinden we terug in de Engelse benaming: thursday. Donar werd als identiek beschouwd met de Romeinse god van het onweer Jupiter. In het Romeins werd donderdag dan ook dies Iovis, dag van Jupiter, genoemd.
  • Vrijdag werd genoemd naar Freya, de godin van vruchtbaarheid, liefde en wellust. De Romeinse tegenhanger van Freya was de godin Venus. Deze dag heette dan ook in het Romeins dies Veneris, de dag van Venus.
  • Zaterdag, in het Latijn dies Saturni, is de dag van Saturnus', de god van de landbouw. ‘Zater’ komt dus eigenlijk van Saturnus. De Franse naam samedi is afgeleid van vulgair Latijn sabbati dies (dag van de sabbat). De Duitse naam is Samstag, samengesteld uit een op het Hebreeuwse woord sjabbat teruggaand leenwoord, en Tag (dag). Ook wordt deze dag wel Sonnabend genoemd, vooravond van de zondag. 

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'