Satan - Deel 3: De overdekkende cherub

Satan

Deel 3: De overdekkende cherub

De satan komt in de Bijbel veelvuldig aan de orde als tegenspeler van God. Hij staat tegenover God en wordt zelf als 'god' aangeduid, bijvoorbeeld in 2 Korintiërs 4:4 waar Paulus hem de 'god dezer eeuw' noemt, de god van deze aioon. Satan is een belangrijk wezen met veel macht en autoriteit. Zijn invloed in de wereld en het mensdom is aanzienlijk. Hij is de overste van allerlei machten en krachten, de kosmokraten van deze aioon, oftewel: de "wereldbeheersers dezer duisternis" (Efe. 6:12).

Ezechiël 28 Vorst-Koning

We slaan voorlopig Jesaja 14 over en handelen eerst over Ezechiël 28. Wij geloven dat met de overdekkende cherub de satan wordt aangeduid, al moge het ook gezegd worden van en tot de 'koning van Tyrus'.

P | Q | 1-2-. De vorst van Tyrus. Opdracht tot hem te spreken.
     R | -2-6. Beschrijving. Het type: een mens (vs 2,9).
   &   &S | -7-10. Ondergang van deze vorst.
P | Q | 11, 12. De koning van Tyrus. Opdracht om tot hem te spreken.
   &R 13-16 Beschrijving. Het anti-type: satan.
   &   &S | 17-19 Ondergang van deze koning.

Uit deze structuur blijkt, dat hier sprake is van twee verschillende personen. Eerst is er sprake van de vorst en dan van de koning van Tyrus.
In het Hebreeuws staan twee verschillende woorden ('nagied' en 'mèlek'). Het eerste woord komt het eerst voor in 1 Samuël 9:16. Saul werd gezalfd ten 'vorst' over Israël. Zo bijv. ook 10:1, 1 Kronieken 9:11, 20; 13:1. De Statenvertaling gebruikt voor 'vorst' ook wel 'voorganger'. Dat is iemand die voorgaat, een leider. Een 'vorst' is een voorste, een eerste. In 2 Kronieken 32:21 vinden we een tekst die het verschil tussen 'vorst' en 'koning' aangeeft. Daar lezen we: "Toen zond de HERE een engel die alle krijgshelden, vorsten en oversten in de legerplaats van de koning van Assur verdelgde". De vorsten blijken zo ondergeordend te zijn aan de koning. Al waren Saul en David ook 'voorgangers' of 'vorsten', boven hen stond de HERE , de Koning van Israël (1 Sam. 8:7). Wel heten ook zij koningen, maar van Gods zijde waren zij slechts vorsten, leiders. We zullen dat verschil tussen vorst en koning ook in Ezechiël 28 in het oog moeten houden.

De vorst

De verzen 1-11 handelen over de vorst van Tyrus. Hier staat duidelijk dat de vorst van Tyrus een mens is geweest, geen God. Wel verhief zijn hart zich; hij waande zich een god, omdat hij zo wijs en verstandig meende te zijn en zoveel vermogen van goud en zilver en schatten had verkregen, maar hij zou ter groeve nederdalen door in de strijd te sneuvelen. Zijn stad Tyrus werd, na 13 jaar belegerd te zijn, door Nebukadnezar verwoest. Later werd het op een eilandje gebouwde nieuwe Tyrus door Alexander de Grote ook verwoest (Ez. 26 en 27).

De koning

De verzen 12-19 spreken over de koning van Tyrus. Hierin worden ons heel andere dingen gezegd. We wijzen om te beginnen op een aantal markante punten.

  • Ten eerste wordt gezegd, dat deze koning geschapen is, vs. 13.
  • Ten tweede, dat hij een overdekkende cherub was, vs. 14.
  • Ten derde, dat hij op Gods heilige berg was, vs. 14.
  • Ten vierde, dat hij onberispelijk was in zijn wegen vanaf zijn schepping, vs. 15.
  • Ten vijfde, dat hij op de aarde geworpen wordt, vs. 17.
  • Ten zesde, dat hij tot as wordt op de aarde, vs. 18.

Vers 2 zegt dat de vorst van Tyrus een mens is. Dat nemen we letterlijk. Vers 14 en 16 zeggen, dat de koning van Tyrus een cherub is. Waarom dit dan ook niet letterlijk aanvaarden? Vers 2 zegt dat de vorst zit in het hart der zeeën. "Hart der zeeën" is een Hebreeuwse uitdrukking voor: 'midden in het water, geheel door water omgeven' (zie Spr. 30:19). Vóór de val van de oude stad hadden de Tyriërs het grootste deel van hun schatten overgebracht naar een eilandje dat een kleine kilometer van de kust lag. Daar werd het nieuwe Tyrus gebouwd, in het hart der zeeën. Van de cherub staat dat hij in Eden, Gods hof, was.

De verzegelaar

De koning van Tyrus is volgens ons: satan. Hij heet in Jesaja 14 de 'koning van Babel'. Dit zijn geen beperkingen van zijn koningschap, maar tonen de uitgebreidheid aan. Hij is de werkelijke koning. De aardse koningen zijn vorsten die onder hem staan. Hij beheerst ze en door hen leidt hij de volken. Dat de Bijbel hem hier koning van Tyrus noemt en in Jesaja 14 koning van Babel, bewijst, dat ze tot de diepere achtergrond der dingen doordringt en hem overal herkent. En tevens, dat zijn regering uitgaat van de centra van de landen.
Deze koning van Tyrus was ooit anders. Hij was 'volmaakt van gestalte' (vs. 12). De Oude Vertaling zegt: 'verzegelaar der som'. In het Hebreeuws staat: zegel van het bestek. Het woord voor 'gestalte' is in Ezechiël 43:11 vertaald door 'model' (SV 'patroon' – vs. 10). Wij kunnen hierbij denken aan de 'toenmalige wereld' van 2 Petrus 3:6, de wereld die er was vóór Adam geschapen werd. Van die wereld was de overdekkende cherub het eind- en sluitstuk, het kroonstuk.
Ze vond in hem haar schoonste sieraad. Een zegel is een sierlijk ingesneden voorwerp, iets waarmee men de dingen waarde geeft, iets waardoor men gezag heeft, iets waarin de naamletters van iemand vervat zijn. Dit alles was satan in die toenmalige wereld. Ze had in hem haar eindpunt, hij had het gezag er over, hij droeg de tekenen van Gods vertegenwoordiging, hij gaf waarde aan de dingen. Het hele model culmineerde in hem. Hij was dan ook vol van wijsheid en volmaakt in schoonheid.
De plaats waar hij was, wordt ook aangegeven. Hij was in Eden, Gods Hof. Dit was niet het Eden waarin Adam gesteld werd. Deze had een hof in Eden, Genesis 2:8. Uit Eden ging een rivier uit om de hof te besproeien, vers 10. Het Eden van Ezechiël 28 waarin later de hof van Eden geplaatst werd, was een gebied vol van kostelijk gesteente; er worden er negen genoemd, vers 13.

De overdekkende cherub

Satan was daar een gezalfde, overdekkende cherub. In Genesis 3 komen voor het eerst de cherubs voor. God stelde cherubs tegen het oosten van de hof van Eden, Genesis 3:24. Deze cherubs, zeiden we reeds, staan tegenover de nachash, de slang. Dit wordt nu begrijpelijk: de latere slang was eenmaal de overdekkende cherub. Hij was boven de andere.
Die andere zijn de vier dieren van Ezechiël 1:5. Dat blijkt uit hoofdstuk 10:1, 4. 'Dieren' moet zijn: 'levende (wezens)'. Het zijn wonderlijke wezens: elk had vier aangezichten, ook vier vleugels. Hun voeten glinsterden als de kleur van glad koper, vers 7. Hier vindt men de reden waarom de slang de glanzende heet. Hun aangezichten hadden de gelijkenis van dat van een mens, van een leeuw, van een os en van een arend. Zie ook 10:14. Het zijn dezelfde als de vier dieren van Openbaring 4:6, 7. Hier worden ze gezien met zes vleugels, vers 8. Ze riepen steeds: "Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, Die was en Die is en Die komen zal." Dit vereenzelvigt hen naar ons inzicht met de serafs van Jesaja 6, de brandenden. Eén der serafs vloog tot Jesaja en had een gloeiende kool in zijn hand. In Ezechiël lezen we ook dat er vuur bij hen is (10:6, 7). Hieruit blijkt dat we ze wel voor identiek kunnen houden.
De cherubs zijn de troondragers Gods
"En over de hoofden van deze vier dieren was de gelijkenis van een uitspansel. En boven het uitspansel hetwelk was boven hun hoofden, was de gelijkenis van eens troon en op de gelijkenis van de troon was de gedaante van een mens daarboven zijnde dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid des HEREN" (Ez. 1:22-28 SV).
"Daarna zag ik en zie, boven het uitspansel hetwelk was over het hoofd der cherubs, was de gedaante van de gelijkenis van een troon en Hij verscheen daarop" (Ez. 10:1 SV).
Men ziet dat de cherubs de troon dragen. Om nu in het beeld te blijven, kan men satan, als de overdekkende cherub, de figuurlijke baldakijn van de troon noemen, de symbolische troonhemel. Hij overdekte de troondragers en stond nog hoger dan de cherubs. Echter hij was dienaar, hij zat niet op de troon. Hij was wel het sluit- en pronkstuk der oorspronkelijke schepping, maar niet de ontwerper en uitvoerder van het model c.q. patroon. Hij was geen Schepper. De afstand tussen Deze en satan was die welke er is tussen meester en dienaar, tussen God en schepsel. Hij was wel een hoog schepsel, maar niet de Allerhoogste. Hij was echter wel het hoogste der toen bekende schepselen.
Deze overdekkende cherub was gezalfd, hij bekleedde een bepaald ambt. In Israël werden profeten, priesters en koningen gezalfd. Hiermee werden ze ambtsdragers. Ook de overdekkende cherub is tot ambtsdrager aangewezen. God had hem daarvoor aangesteld. In vers 18 is sprake van zijn 'heiligdommen'. Dit wijst er op, dat hij ook een priesterlijke bediening had: hij stond tussen God en het schepsel in en moest hen tot God leiden. Waar hij zo‘n hoge plaats innam, mogen we in hem zeker ook wel een koning zien. Satan is dus, zo gezien, tot priester-koning der voorwereld gezalfd.
Hij vertoefde toen op Gods heilige berg (Hebr.: Gods berg der heiligheid, vs. 14). Deze naam komt slechts hier voor. Een andere gelijkende naam is: de 'berg Mijner heiligheid'. Dit is Sion. Zie Psalm 2:6, 48:2, Daniël 9:16. Als we het goed zien, is vroeger de berg waarop later Sion gebouwd is, Gods heilige berg geweest en de zetel van de overdekkende cherub en zeker ook van de andere cherubs. Daar wandelde hij in het midden van de vurige stenen, d.w.z. er was een en al blinkend en schitterend edelgesteente.
God heeft satan volmaakt geschapen, althans wat zijn gestalte betreft. Hij was onberispelijk in zijn wegen van de dag dat hij geschapen werd, vers 15.

Satans zonde

Zijn hart verhief zich in trots over zijn schoonheid. Zijn wijsheid werd bedorven vanwege zijn luister, vers 17. Hij werd hoogmoedig (vgl. 1 Tim. 3:6) en wilde aan God gelijk worden, zoals we uit Jesaja 14:14 leren. Toen kwam er ongerechtigheid in hem en begon hij te zondigen, vers 15 en 16.
De woorden "door uw uitgebreide handel" kunnen verwarrend werken. De vertaling is hier niet duidelijk. Het Hebreeuwse woord heeft twee betekenissen: koophandel en lastering. Het laatste betekent dan: 'als een koopman overal met laster te koop lopen'. Hierin vindt de naam duivel: 'lasteraar', zijn oorsprong. Het gevolg is geweest dat deze laster, zeker omtrent God, bij anderen wortel heeft geschoten en er andere wezens meegetrokken zijn. Zij zijn de lasteraar gevolgd. Dat maakte hem nog hoogmoediger. Nu hij trawanten kreeg, wilde hij gaarne van zijn macht gebruik maken en de baas over hen blijven en begon hij te onderdrukken: geweld is onderdrukking, knevelarij gepaard gaande met wreedheid, valsheid, enz. Satans hoogmoed had uitwerking op anderen. Dit weerkaatste op hem en zo ontstond in zijn binnenste de gedachte aan geweld. We kunnen vers 16 dus ook zo lezen: "Door de veelheid van uw lastering is uw binnenste met geweld (hier: lust tot onderdrukking) vervuld en gij hebt gezondigd".
We zien hier een soortgelijk proces als in de mens: als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde (Jak. 1:15). Vers 18 kan men, in overeenstemming hiermee, aldus lezen: "Vanwege de veelheid van uw lastering hebt gij uw heiligdommen (= de heilige plaats waar hij woonde) ontheiligd".

Het oordeel van satan

Wat er verder staat in vers 17, 18 en 19 is toekomstig. Satan is nog niet op de aarde geworpen, dat gebeurt eerst in Openbaring 12:9, als Michaël tegen hem strijdt. Hij is nog niet tot een schouwspel voor koningen gemaakt. Dat gebeurt bij het begin van de 1000 jaren als hij in de afgrond gaat. Hij is nog niet tot as op de aarde gemaakt, vers 18. Dat gebeurt eerst na in alle eeuwigheden (d.i. gedurende de aionen) gepijnigd te zijn. Niemand onder de volken is nog over hem ontzet, vers 19. Hij is er nog steeds, zodat nu niet geldt: "Verdwenen zijt gij – voor altijd". Dit alles is dus ook nu nog profetie. De voltooide tijden mogen gebruikt of bedoeld zijn om de daarmee de gewisheid van de profetie aan te geven, vervuld is ze nog niet.
In Ezechiël 28:11-19 vinden we veel van satans levensloop. Hij werd volkomen geschapen, maar verviel tot hoogmoed. Dit stak anderen ook aan. Dit maakte hem weer tot geweldenaar en groter zondaar. Zijn lot is om eenmaal verworpen, ja zelfs verbrand te worden en tot een smaad en ontzetting te worden voor de volken.
We kunnen er nog wat aan toevoegen. Satan komt niet alleen in de vuurpoel, maar wordt door een inwendig vuur verteerd: "Vuur deed Ik oplaaien uit uw midden (beter: uit uw binnenste) – dat verteerde u" (vs. 18). Ook hier weer de voltooide tijd vanwege de zekerheid en het reeds nu ingegaan zijnde oordeel: dat van de inwendige gloed die hem verteert.

Wie dit alles onbevangen leest, zal tot de slotsom komen, dat dit wijst op een geestelijk wezen dat 'cherub' wordt genoemd. Wie deze cherub is, staat er niet rechtstreeks bij. Het is naar ons inzicht af te leiden uit Genesis 3 en verder uit de woorden, dat hij was in Eden Gods hof en dat hij er was vóór de mens geschapen werd. Dan blijft er geen andere conclusie over dan dat Ezechiël 28 (een ook Jesaja 14) handelt over de satan.

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

De sabbat

Onder christenen leven soms de volgende vragen: Is de zondag de sabbat van nu? Is het de bedoeling dat christenen de sabbat - van vrijdagavond tot zaterdagavond - vieren?

De Bijbel geeft de nodige informatie over de sabbat, die zich als zevende dag onderscheidt van de voorgaande zes door rust. Het is een dag aan de Heere toegewijd. Paulus schrijft dat deze dag voor het lichaam van Christus geen aanleiding mag zijn om elkaar te veroordelen "inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten" (Kol. 2:16).

De sabbat verwijst ook naar de grote toekomstige sabbat in Gods plan; geen periode van vierentwintig uur, maar één van duizend jaar. Israël en de volkeren mogen dan leven in vrede en rust.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'De sabbat'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'