Wat is waarheid? - Deel 3

Wat is waarheid?

Deel 3

De voorgaande artikelen gingen over de waarheid in het algemeen en over het Woord van de waarheid. In dit derde artikel gaat het om de wandel in de waarheid.
We hebben gezien dat het 'rechtsnijden van het Woord van de waarheid' (2 Tim. 2:15) in direct verband staat met het blijven in of raken uit de waarheid. Paulus schrijft in vers 17 en 18 over Hymeneüs en Filetus, die van de waarheid waren afgeraakt met hun bewering dat de opstanding reeds had plaatsgevonden, waarmee zij het geloof van sommigen afbraken. Kort gezegd: deze broeders verkondigden iets dat wel in Gods plan lag, maar dat niet op het juiste moment verkondigd werd. Gevolg: ze waren buiten de waarheid terechtgekomen.

Onze plaats in Christus
Ga je verloren als je uit de waarheid raakt? Voor een antwoord hierop kijken we eerst naar de uitgangspunten van deze dingen. Wanneer het gaat over 'afwijken van de waarheid', gaat het om beweging. Met andere woorden: het gaat niet over onze vaste positie in Christus, maar over wandelen in het geloof; het praktische (geloofs)leven van de gelovige dus.
Ten aanzien van de positie is horen en geloven wat het Woord van de waarheid zegt voldoende om ons in Christus te plaatsen. Zie waar Paulus mee begint in (bijvoorbeeld) de Efezebrief. Het eerste gedeelte over de rijk gezegende positie van Christus en daarmee die van de gelovige in Christus, besluit hij met: "In Hem bent ook u, nadat u het Woord van de waarheid, namelijk het Evangelie van uw zaligheid, gehoord hebt; in Hem bent u ook, toen u tot geloof kwam, verzegeld met de Heilige Geest van de belofte ..." (Efe. 1:13). Het tot geloof komen, plaatst je in Hem. Dat is positie en roeping!
Deze roeping van God heeft je op een volmaakte plek gezet: in de gemeente, het lichaam van Christus. Het lichaam van Christus is (letterlijk) 'de volheid van de alles in allen Vervullende' (Efe. 1:22 en 23). Moeilijke woorden. Waarschijnlijk moeten we hier denken aan de volmaaktheid van deze positie, die ons bepaalt bij het einddoel van God.
In Efeze 2 schrijft Paulus wat er met ons gebeurde toen we het Woord van de waarheid aanvaardden als het evangelie van ons behoud: "Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt - uit genade bent u zalig geworden - en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus ..." (vs. 4-6).
Dit zullen we ons destijds als jonggelovigen niet direct gerealiseerd hebben, maar dat maakt het niet minder waar! Naarmate we meer oog krijgen (vgl. Efe. 1:18 e.v.) voor wat God met ons deed en hoe rijk Hij ons gezegend heeft, komen we meer en meer tot de ontdekking dat we niets meer te wensen hebben.
Het 'zalig worden' staat hier in de voltooid verleden tijd; de taalkundige tijd van de werkwoorden 'mede levend maken', 'mede opwekken' en 'mede zetten' geeft aan dat dit mede levend maken, opwekken en zetten in het verleden gebeurd is en dat de daardoor ontstane situatie voor altijd zal bestaan! Hier wordt de zogenaamde aorist gebruikt. Aorist betekent letterlijk: zonder grens, zonder horizon. Het duidt op iets wat in het verleden gedaan is en waarvan de gevolgen grenzeloos zijn en dus ook tot op de dag van vandaag werkzaam zijn. Hier in Efeze 2 onderstreept Paulus daarmee de rijkdom van Gods genade!

Onze wandel in de Heer
Dát we deze geweldige plaats in Christus hebben gekregen, neemt niet weg dat we nog steeds in deze wereld leven; een wereld vol zorgen en ellende, met mooie en minder mooie dingen. Het is zoals Paulus in Filippenzen 3:12 zegt: "Niet dat ik het al verkregen heb of al volmaakt ben ...".
Ondanks onze positie in de hemel (ons hemels burgerschap) hebben we hier op aarde een leven te leiden (niet zelden: te lijden). Wat het aardse leven betreft, is het de bedoeling om in de waarheid te wandelen. En daarbij komt het op geloof aan, op volharding, gebed, leven in verwachting, etc. We zijn onderweg. Daarom duidt dit niet op positie! Positie heeft te maken met zitten, niet met wandel, omdat het daar volmaakt is. Hier - in de wereld - hebben we nog een wandel te volbrengen.

We hebben met twee dingen te maken: de positie in Christus en de wandel in de Heer. Paulus brengt deze twee samen: "Zo roep ik, de gevangene in de Heere, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is ..." (Efe. 4:1). Hier komt overigens iets heel belangrijks naar voren: het evenwicht tussen wandel en positie. Dat betekent dat je goed zult moeten weten wat je positie is in Christus. En hoewel de positie in Christus vaststaat, groeien wij in het zicht daarop. Wat belangrijk dat iemand die tot geloof is gekomen eerst te horen krijgt wat zijn positie is: 'God heeft je met alle geestelijke zegen gezegend; Hij heeft je bij Zich in de hemel gezet; Hij heeft je overgezet uit de macht van de duisternis in het koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde!'
Let op: roeping / positie is het belangrijkste en telt voor God het zwaarst! Ook wanneer wij het spoor niet houden, is God er altijd. Hij ziet ons in Zijn genade in Christus en zegt wanneer het fout gaat: 'Geeft niet, we beginnen gewoon opnieuw. Het is immers Mijn werk. En als je het niet redt, dan is er in ieder geval die veilige plek waarin Ik je geplaatst hebt'.

Antwoord
Hier hebben we het antwoord op de vraag of je verloren gaat als je uit het spoor raakt. Het antwoord daarop is: Nee! Het gaat bij het afwijken van de waarheid immers niet om het verliezen van je positie, maar om het kwijtraken van de koers! Denk nogmaals aan wat hierover is opgemerkt met betrekking tot Efeze 2:4-6. Waar wij door welke omstandigheid ook falen in onze wandel, daar blijft onze plaats in Christus een zekerheid.
Dit zien we overigens ook met betrekking tot Hymeneüs. In 1 Timotheüs 1:19 en 20 lezen we: "En behoud het geloof en een goed geweten. Sommigen hebben dit verworpen en hebben in het geloof schipbreuk geleden. Tot hen behoren Hymeneüs en Alexander, die ik aan de satan overgegeven heb, opdat zij zouden leren niet meer te lasteren". Het geloof van Hymeneüs had schipbreuk geleden. In de eerste Korinthebrief gaat het over een man die in vreselijke zonde leeft en van hem zegt Paulus: Wij geven hem over "aan de satan, tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden zal worden op de dag van de Heere Jezus" (1 Kor. 5:5). Er was voor deze man sprake van behoud, maar z'n natuurlijke lichaam kon niet meer gebruikt worden in de dienst van de Heer. Iets dergelijks zal gegolden hebben voor Hymeneüs.
Sommige gelovigen stranden helaas in hun leven en verlaten God c.q. Gods weg. Wat geweldig dat dan toch geldt dat God de positie in Christus grenzeloos zeker gesteld heeft.

De wandel heeft dus met geloof te maken. Over onze wandel lezen we in de eerste plaats in de brieven die God voor óns bestemd heeft, maar ook in de overige schriften worden we bemoedigd door het getuigenis van andere gelovigen door hun wandel met God. Vandaar dat er staat dat heel de Schrift door God is ingegeven en nuttig is om "te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust" (2 Tim. 3:16 en 17)!

In het juiste spoor blijven
In de Filippenzenbrief ligt de nadruk op de wandel en de gezindheid. In hoofdstuk 3 schrijft Paulus: "Wees met elkaar mijn navolgers, broeders, en houd het oog gericht op hen die zó wandelen, zoals u ons tot een voorbeeld hebt. Want velen - ik heb dikwijls met u over hen gesproken en zeg het nu ook onder tranen - wandelen als vijanden van het kruis van Christus. Hun einde is het verderf, hun god is de buik en hun eer is in hun schande; zij bedenken aardse dingen" (vs. 17-19). Degenen die Paulus omschrijft als "vijanden van het kruis van Christus" zijn het spoor bijster. De apostel denkt met groot verdriet - "onder tranen" - aan hen. Mensen die gered zijn door het verlossingswerk van de Heere Jezus, doen alsof zij nooit gered zijn. Als het om hun wandel gaat, loopt dat in feite uit op het verderf. De wandel van een gelovige kan richting het verderf gaan; gelukkig is zijn positie verzekerd in Christus! Een dergelijke wandel, waarin een gelovige wandelt alsof hij nooit gered is, slechts leeft voor zijn buik, aardsgezind is en z'n eer stelt in zijn schande, is op z'n zachtst gezegd niet Gods idee van de wandel van iemand die Hem toebehoort. Een gelovige die met Christus is opgewekt, moet juist de dingen zoeken die boven zijn, waar Christus is (Kol. 3:1).

Een dergelijk afdwalen van de waarheid heeft doorgaans te maken met (het gebrek aan) de omgang met het Woord. Waarschijnlijk zult u het herkennen dat daar waar u niet of te weinig de tijd neemt om persoonlijk de Bijbel te lezen, dit in de dagelijkse wandel maar al te zeer merkbaar is. Je geeft Gods Woord als het ware geen kans om z'n positieve uitwerking op je denken te hebben.
Psalm 18:2 begint met: "Ik heb U hartelijk lief, HEERE ...". Dit liefhebben staat in een direct verband met het Woord: "Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn Woord in acht nemen ..." (Joh. 14:23). 'Hem liefhebben' betekent: Zijn Woord in acht nemen. Zie wat dit betreft onder meer Psalm 119:57, waar staat: "De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd dat ik Uw woorden in acht zal nemen". Eigenlijk is het allemaal heel logisch: als je de Heer werkelijk liefhebt, bewaar je Zijn Woord, waardoor je niet afwijkt van de waarheid.
Davids bede in Psalm 25:4b en 5a is: "... leer mij Uw paden. Leid mij in Uw waarheid ...". Daar kunnen we Psalm 27:11 aan toevoegen: "HEERE, leer mij Uw weg, leid mij op een geëffend pad ...". Wat is dan die weg? Zie Psalm 18: "Gods weg is volmaakt, het Woord van de HEERE is gelouterd ..." (vs. 31a). In dit psalmvers wordt de eerste zinsnede uitgelegd in de tweede:

Gods weg → het Woord van de HEEREN
is                 → is
volmaakt    → gelouterd

"Gods weg" is "het Woord van de HEERE". Uiteindelijk wijst dit naar de Zoon Zelf! Hij is de weg die God gaat; Hij is de weg tot de Vader. In dat besef mogen we in het juiste spoor wandelen en elkaar aanmoedigen: "Laten wij dan, die geestelijk volwassen zijn, deze gezindheid hebben; en als u iets anders gezind bent, ook dat zal God u openbaren. Maar tot zover wij gekomen zijn, laten wij naar dezelfde regel wandelen, laten wij eensgezind zijn!" (Fil. 3:15 en 16). Daarbij moeten we "gefundeerd en vast" blijven en ons niet laten "afbrengen van de hoop van het evangelie" (Kol. 1:23).

De prijs van de boven roeping van God
Wanneer we het leven en de bediening van Paulus bestuderen, komen we er al gauw achter dat hij niet zomaar wandelde, maar rende en jaagde. Denk bijvoorbeeld aan wat hij schrijft over de renbaan en over de krans in 1 Korinthe 9:19-27. Op zich lijkt het allemaal wat tegenstrijdig: we zijn als gelovigen in alles afhankelijk van de genade van God en toch lijkt Paulus in zijn bediening geen genoegen te nemen met een 'rustige' wandel. Integendeel: hij spant zich enorm in. Moest hij dat dan? Nee! Hij is niemand iets verplicht, zo blijkt uit vers 19a: "Want hoewel ik vrij ben van allen ...". Werd zijn positie er beter van? Nee, die ligt immers voor elke gelovige vast in Gods genade. Toch spande Paulus zich in. Hij schrijft in vers 24: "Weet u niet dat zij die in de renbaan lopen, allen wel lopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt? Loop dan zo dat u die verkrijgt". Het gaat hier vooral om de intentie om die eerste prijs te behalen. Er is slechts één die de eerste prijs kan behalen; loop dan zo alsof jij dat bent, zegt Paulus. En wat is die prijs? Een onvergankelijke krans (vs. 25). Zo was het in de Handelingentijd waarin Paulus deze brief schreef. Aan het einde van de wedloop die gelopen moest worden, lag er een onvergankelijke krans klaar.
Nu zou je kunnen denken: ach, dat was een 'vroege brief' van Paulus, voor ons gelden vooral zijn latere brieven, die gericht zijn aan de gemeente, het ene lichaam van Christus. Maar ook in Paulus' late brieven - waar Gods genade in al haar rijkdom naar voren komt - blijkt Paulus die zelfde gezindheid te hebben. En hoewel de loop en de prijs anders zijn, schrijft hij in overeenkomende bewoordingen. Zo staat er in Filippenzen 3: "... maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus" (vs. 14). Letterlijk zegt Paulus hier: "... naar het doelwit jaag ik, op de prijs van de bovenroeping van God in Christus Jezus" (Bron: Vers-voor-vers-vertaling). Christus heeft ons naar 'boven' geroepen; daarom ook moeten we de dingen zoeken die "boven" zijn, waar Christus is (Kol. 3:1 en 2).

Het woord dat Paulus in Filippenzen 3:14 voor ‘prijs’ gebruikt, staat ook in 1 Korinthe 9:24. Het is afgeleid van een woord dat '(scheids)rechter' betekent. De prijs (van de bovenroeping van God) heeft Paulus nog niet. Hij 'jaagt' immers nog. Zolang de loper nog rent, is het moment van de prijsuitreiking nog niet aangebroken.
In 2 Timotheüs 4 vertrouwt Paulus erop dat hij de prijs zal ontvangen. Net als in 1 Korinthe 9:25 is die prijs een "krans": "Ik word immers reeds als een plengoffer uitgegoten en het tijdstip van mijn heengaan is aanstaande. Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden. Verder is voor mij weggelegd de krans (Gr. stephanos) van de rechtvaardigheid die de Heere, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal. En niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad" (vs. 6-8).
Het gaat in het Nieuwe Testament vaker over kransen (zie 1 Kor. 9:25; 1 Thess. 2:19; Jak. 1:12; 1 Pet. 5:4 en Openb. 2:10). De meeste van deze teksten beschrijven dat de betreffende krans wordt ontvangen als aan een bepaalde voorwaarde is voldaan. Dat is ook in 2 Timotheüs 4 het geval. De voorwaarde is het liefhebben van Christus' verschijning (vs. 8).
Betekent dit dat iedere 'maranatha-christen' of elke abonnee van een eindtijdblad zich tot de gelukkigen mag rekenen? Nee, zo eenvoudig ligt het niet. Dan zou je voor een paar euro per jaar klaar zijn.
Eerder is al opgemerkt dat we onze (hoge) positie in Christus volledig te danken hebben aan Gods genade. In feite geldt dat ook voor onze wandel. Waar het enerzijds zo lijkt dat Paulus zich inspant en dergelijke, is het toch God, Die het doet.

Spanningsveld
Deze twee (ogenschijnlijke) tegenpolen - inspanning en genade - komen samen in een tekst als Filippenzen 2:12 en 13: "Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen". Wellicht ten overvloede, maar het gaat hier niet over werken om behouden te worden! Paulus schrijft immers aan gelovigen in Christus Jezus (Fil. 1:1)! Als gelovige heb je je behoud al (Efe. 2:5 en 8) en daarom kun je die bewerken (Fil. 2:12). Maar dan komt vers 13 waar duidelijk staat, dat Gód zowel het willen als het werken in ons werkt! En er staat bij: "... naar Zijn welbehagen". Het welbehagen van God wordt door Zijn Woord uitgewerkt! Leven met het Woord is bepalend voor hoe God Zijn werk in ons kan doen.
In Kolossenzen 1:29 komen we die twee kanten van 'eigen werk' en 'Gods werk' ook tegen. Eerst staat er: "Daarvoor (namelijk voor de verkondiging van Christus, de Hoop van de heerlijkheid - zie vs. 27 en 28) span ik me ook in en strijd ik ...". Hier zien we ten volle Paulus' gezindheid. Maar dan volgen de woorden: "... overeenkomstig Zijn werking, die met kracht in mij werkzaam is".
Dat wat we doen en wat ook werkelijk waarde heeft in Gods plan, kunnen we slechts doen, doordat God ons daarin bereid maakt en gebruikt.
Daar zit een spanningsveld in, dat we in ons leven met God stap voor stap mogen ontdekken. Terugkijkend op je leven, zie je dan vaak beter hoe God je leven leidde. Daarbij mogen we ook naar de toekomst toe van één ding overtuigd zijn en dat is "dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus" (Fil. 1:6). Het gaat hier over het werk van God dat Hij voortzet tot op die dag. Dat is de dag waarover Paulus het heeft in zijn laatste brief, toen hij schreef dat hij de krans van de rechtvaardigheid "op die dag" zou ontvangen uit handen van de rechtvaardige Rechter (2 Tim. 4:8). Nogmaals: de voorwaarde daarvoor is het liefhebben van Zijn verschijning.

Gezonde leer
In het verlengde van wat hiervoor geschreven is over de werking van God in de gelovige lezen we over deze verschijning in Titus 2 zeer belangrijke woorden. Titus 2 laat ons zien wat de "gezonde leer" is, waarvan de kern in de verzen 11-14 staat:

a. "Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen,
    b. en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en         godvruchtig te leven,
        c. terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus.
a. Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid
    b. en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken."

De overeenkomende letters in deze opbouw houden verband met elkaar. Zo maken de punten 'b' duidelijk wat de genade van God uitwerkt. Deze genade leert ons én maakt van de gemeente van Christus een volk, ijverig in goede werken. Het middelpunt (punt 'c') is vers 13. Dit vers correspondeert in de structuur niet met iets anders, maar staat geheel op zichzelf en wijst ons op de verwachting van de zalige hoop en de verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus. Het is de ultieme uitwerking van Gods genade.
Het liefhebben van Zijn verschijning (2 Tim. 4:8) blijkt, als we Titus 2 erbij nemen, het gevolg van de opvoeding door Gods genade te zijn. Deze 'opvoeding' / dit 'leren' heeft te maken met de weg naar volwassenheid. In het gewone leven wil het ene kind zich wel aan die opvoeding onderwerpen en het andere niet. De meeste kinderen groeien ergens tussen deze twee uitersten op. In het geloof is het niet anders. Wil je je wél laten opvoeden door Gods genade of wil je dat niet? De meeste gelovigen zitten daar ergens tussen in.

In dit alles denken we nogmaals aan Paulus' woorden: "Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus" (Fil. 1:6)! Door Zijn genade blijven we op de weg van de waarheid.

Meer artikelen in de serie "Wat is waarheid?":

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

De sabbat

Onder christenen leven soms de volgende vragen: Is de zondag de sabbat van nu? Is het de bedoeling dat christenen de sabbat - van vrijdagavond tot zaterdagavond - vieren?

De Bijbel geeft de nodige informatie over de sabbat, die zich als zevende dag onderscheidt van de voorgaande zes door rust. Het is een dag aan de Heere toegewijd. Paulus schrijft dat deze dag voor het lichaam van Christus geen aanleiding mag zijn om elkaar te veroordelen "inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten" (Kol. 2:16).

De sabbat verwijst ook naar de grote toekomstige sabbat in Gods plan; geen periode van vierentwintig uur, maar één van duizend jaar. Israël en de volkeren mogen dan leven in vrede en rust.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'De sabbat'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'