En vergeef ons onze zonden…

En vergeef ons onze zonden…

De Bijbel zegt in de Evangeliën dat de vergeving die God wil geven afhankelijk is van – de mate – van de vergeving die wij anderen schenken. Dat is nogal wat. En als we dat niet doen? Hoe zit dat precies?

Wie kent ze niet? De Bijbelteksten die je als kind moest leren op catechisatie of bleven hangen na een Bijbelstudie. Herinnert u zich deze nog? “En vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan iedereen die ons iets schuldig is. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze” (Luk. 11:4). Of wat dacht u hiervan: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” (Joh. 3:16) en natuurlijk Psalm 23: De Heere is mijn Herder. We lepelen deze teksten zo op. Vaak zonder er bij na te denken. Maar weten we eigenlijk wel wat er staat? Klopt het allemaal wel? Is het ook voor ons van toepassing?

Het ‘Onze Vader’
In haast iedere kerkdienst, bij vele trouwerijen en begrafenissen en overal ter wereld voor of na de maaltijd, klinkt het ‘Onze Vader’. “Jezus heeft ons zo geleerd”, wordt dan gezegd. Of: “Het ultieme gebed voor als je zelf geen woorden kunt vinden.” Maar is dat wel zo? Laten we die ene regel uit het ‘Onze Vader’ eens nauwkeuriger onder de loep nemen. Zowel in Lukas als Mattheüs kunnen we kennis nemen van dit gebed en de context waarin deze is geplaatst. Naast genoemde passage uit Lukas staat deze ook in Mattheüs 6:12-13a: “En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.”
Een tweetal aspecten van deze tekst wil ik verder gaan belichten. Ten eerste de tekst zelf. Wat betekent het voor de toehoorder? Wat vraagt hij als hij dit gebed uitspreekt? Wat denkt hij te ontvangen? Ten tweede de context van dit gebed. Wie moeten – of mogen – dit allemaal bidden? Voor wie is het bestemd?

De exegese van de vergeving
En vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan iedereen die ons iets schuldig is.”
Zowel de tekst uit Lukas als die uit Mattheüs vertellen hier hetzelfde. De vergeving die God wil geven is afhankelijk van – de mate – van de vergeving die wij anderen schenken. Dus als wij anderen niet vergeven, of op z’n minst de intentie daarvoor hebben, de wil, dan zal God onze zonden ook niet vergeven. Dat is nogal wat. Dat is sneller ‘gebeden’ dan gedaan. Ga er maar aan staan. Je eigen zonden worden je pas vergeven als je eerst de ander die jou iets kwaads heeft aangedaan, je gekrenkt heeft of onjuist behandeld heeft, éérst vergeeft. Als wij de ander niet vergeven, mogen wij dus ook geen vergeving verwachten van God. Klinkt hard, maar zo staat het er wel. Op andere plaatsen in de Schrift wordt dit geïllustreerd door gelijkenissen die Jezus vertelt. Een mooi voorbeeld is de gelijkenis van de onbarmhartige knecht. Een uitleg die Jezus aan Petrus gaf, toen hij hem vroeg hoeveel keer hij zijn broeder moest vergeven. Lees het maar eens na in Mattheüs 18:21-35. In Markus 11 is ook het verslag te vinden van de verdorde vijgenboom en de woekeraars in de tempel. Dit relaas beëindigt de Heere Jezus met: “Daarom zeg Ik u: alles wat u biddend begeert, geloof dat u het ontvangen zult, en het zal u ten deel vallen. En wanneer u staat te bidden, vergeef als u tegen iemand iets hebt, opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, u uw overtredingen vergeeft. Maar als u niet vergeeft, zal uw Vader, Die in de hemelen is, ook uw misdaden niet vergeven” (Mat. 11:24-26). De mens doet er dus verstandig aan om het tweede deel van deze zin uit het gebed maar beter niet uit te spreken, want dat schept nogal wat verplichtingen. Verplichtingen die wij als mens nooit kunnen nakomen en daarmee de vergeving van God voor onze zonden niet zullen ontvangen. God vergeeft dus kennelijk niet ‘zomaar’. Het is een voorwaardelijke vergeving.

De exegese van de verlossing
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.”
Na de spanning van het eerste deel van dit vers volgt er nu een gebed om preventie. We weten maar al te goed dat we zelf zondig zijn. En dat wellicht één van de grootste zonden daar uit bestaat dat we de ander niet kunnen of willen vergeven, domweg omdat wij daar niet de liefde voor hebben. Met dit tweede deel leggen we onze zwakheid dan ook voor aan God. We willen hier eigenlijk mee zeggen: “U weet Vader, hoe zwak ik ben. Geef mij de kracht om Uw wil te doen. Laat mij niet afglijden naar datgene dat mij van U aftrekt. Behoed mij voor verzoekingen die mijn eigen kracht te boven gaan.” Er wordt dus geen verzoek gedaan om de verzoeker weg te doen, of om enig contact met hem te vermijden, maar er wordt gevraagd om kracht en wijsheid om hem te weerstaan, met als doel niet tot zonde over te gaan. Geeft wel enige geruststelling, maar het blijft toch ‘mensenwerk’, ondanks dat die op steun van de Heer kan rekenen. De Heere weet dat en leert dit daarom ook aan Zijn leerlingen. Hij weet immers wat er in onze harten omgaat? Hij kent onze zwakheden en tekortkomingen en komt ons met deze bede om hulp tegemoet.

Voor wie is dit gebed?
De bovenstaande paragrafen lezende, denk je wellicht bij jezelf: “Hoe moet ik dat rijmen met Gods onuitputtelijke genade? Met zijn onvoorwaardelijke aanbod van vergeving?” Als je de tekst op jezelf toepast, dan roept dat inderdaad grote vraagtekens op en begint de onzekerheid (weer) toe te slaan. Ai, hier is de tegenstander weer aan het werk. Twijfel zaaien.
Maar we laten ons niet gek maken. Het gebed dat Jezus als voorbeeld meegaf aan de toehoorders was in de eerste plaats een corrigerende reactie op wat Hij in de voorafgaande en de navolgende verzen van Mattheüs 6 sprak tot zijn toehoorders. Daar gaat het over huichelaars en borstklopperijen. Over omhaal van woorden en protserig vertoon. Het voorbeeld dat Jezus gaf in Zijn gebed, is dat van de eenvoud. “Houd het simpel,” probeert Hij daarmee te zeggen.
Maar wie zijn die toehoorders? Mogen wij ons ook onder hen scharen? Ja en nee.
Ja, omdat de achterliggende gedachte, de beweegreden waaróm Jezus dit gebed gaf, ook voor ons geldt: Gebruik geen omhaal van woorden, doe maar gewoon, wees jezelf en praat met de Vader zoals je met je eigen vader vertrouwelijk omgaat.
Maar ook een nee. Want laten we de situatie eens nader bekijken. Jezus zit daar te midden van een menigte mensen. Ze zijn Hem gevolgd uit heel Galilea, Judea en omstreken (Matt. 4:25). Eenmaal op de berg kwamen Zijn discipelen bij Hem. Het woord discipel hier betekent overigens gewoon ‘leerling’ en dat kunnen er hier best meer geweest zijn dan de twaalf die Jezus had uitgezocht. Na wat zaligsprekingen zegt Jezus: “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is.” Belangrijk om even te onthouden. Daarna gaat Jezus de wet in een praktisch vaatje gieten. In het kort vertelt Hij aan de toehoorders in alledaagse taal hoe ze de wet moeten lezen, interpreteren en toepassen. Het blijven nog steeds Joden, dus geldt de wet voor hen nog steeds. Jezus is niet gekomen om deze af te schaffen. Tot en met Mattheüs 7 gaat Jezus zo door. In hoofdstuk 8 lezen we dat Hij de berg weer afdaalde en dat de grote menigte Hem nog steeds volgde. Een verhaal voor de Joodse toehoorders dus. Dit wordt nog eens onderstreept door wat Jezus enige tijd later zei (Matt. 15:24), toen Hij op het punt stond een uitzondering te maken voor de genezing van een niet-joodse vrouw: “Hij antwoordde en zei: Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël.”
Als dit gebed van Jezus ook voor anderen dan de toenmalige Joden bedoeld was geweest, dan hadden we daar ongetwijfeld in de verdere geschiedenis ook over gehoord. Maar daar wordt met geen woord gerept over het onderhouden van dit gebed, al is dat uiteraard geen reden om het dan zomaar naast ons neer te leggen. Maar we kunnen in ieder geval concluderen dat het gebed bedoeld is voor de Joden uit de tijd van Jezus.

Genade hebben en vergeving vragen?
Laten we onze situatie eens bekijken. Wij leven in de bedeling van de genade (Efe. 3:2). Paulus legt in de brief aan de Romeinen heel duidelijk uit dat wij door het geloof van Christus gerechtvaardigd zijn. God ziet ons in Christus aan. Romeinen 3:21-22: “Maar nu is zonder de wet gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de wet en de profeten is getuigd: namelijk gerechtigheid van God door het geloof in (lett.: van) Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid.” In de ogen van God zijn de Joodse gelovigen in Rome geen zondaars meer, maar gerechtvaardigden! In de brief aan de Efeziërs onderstreept Paulus dit nogmaals. Efeze 1:7-10 vertelt ons: “In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, die Hij ons overvloedig geschonken heeft, in alle wijsheid en bedachtzaamheid, toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij in Zichzelf voorgenomen had, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte, om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.” En even later in Efeze 2:1: “Ook u heeft Hij met Hem levend gemaakt, u die dood was door de overtredingen en de zonden.” Dus ook de gelovigen uit de heidenen – waar wij onszelf toe kunnen rekenen – zijn vrij van de zonden en mogen onszelf gerechtvaardigden noemen!
De oude, zondige mens bestaat niet meer in de ogen van God: “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden.” ( 2 Kor. 5:17).

Wij hebben dus al de vergeving van onze zonden en zijn gerechtvaardigd. Wij zijn immers een nieuwe mens! 

Maar een mens kan toch zondigen? Ja, de oude mens kan nog steeds zondigen. Maar die oude mens is met Christus gekruisigd en de nieuwe mens is met Christus opgestaan.
En in Efeze 2:4-6 lezen we: “Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus.” Wij zijn dus hemelburgers. En in de hemel is geen zonde. Daar is alleen vreugde en blijdschap.

Dankbaarheid
Samengevat kunnen wij zeggen, dat wij een nieuwe schepping zijn in Christus, dat ál onze zonden ons zijn vergeven én dat wij nu gerechtvaardigde mensen, hemelburgers, zijn. Moeten wij dan toch vragen om vergeving? Volstrekt niet! Zal God ons in verzoeking leiden? Evenmin. Of zijn wij nog gebonden aan de boze, van wie God ons moet verlossen? Nee, gelukkig niet! De boze is overwonnen. Die heeft alleen nog maar grip op onze oude mens. Maar wij, wij zijn een nieuwe schepping! Wat ons nog rest is dankbaarheid voor het grote geschenk van de genade. Dankbaarheid voor het offer dat de Heere Jezus in onze plaats heeft gebracht.
Laat ons gebed dan ook zijn: “Dank u dat U ons onze zonden heeft vergeven, ook al vergeven wij die niet altijd aan iedereen die ons iets schuldig is. En dank u dat U ons nooit zult verzoeken en ons verlost hebt van de boze.” Dat is dus geen gebed meer van een zondaar die in een afwachtende houding zich bewust is van zijn ‘mens-zijn’, maar dit is een gebed van een gerechtvaardigde, die zich ten volle bewust is van de grote rijkdom van de genade en zich een hemelburger weet! “Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God” (Efe. 2:19).

Duizenden lezers gingen u voor. Ondersteun AMEN. Word ook abonnee!

Nieuw in de Morgenroodreeks

De Morgenroodboekjes komen uit in de Morgenroodreeks: een serie Bijbelstudieboekjes die sinds 1960 wordt uitgegeven. De in deze reeks verschenen boekjes zijn handzaam en praktisch en helpen je verder om de Bijbel beter te leren kennen.

"Zoon" in het Oude Testament - Een speurtocht naar de Naam van Gods Zoon

In Spreuken 30 wordt een vraag gesteld over God: "Hoe is Zijn Naam en hoe is de Naam van Zijn Zoon ...?" (vs. 4b). Wat bijzonder dat hier - circa 1000 jaar vóór Christus - ervan uitgegaan wordt dat God een Zoon heeft! Naast de vele Oudtestamentische verwijzingen naar de Persoon en het werk van Christus, wordt slechts in Spreuken, de Psalmen en het boek Jesaja naar Hem verwezen met het woord "Zoon". Aan de hand van deze teksten zoeken we naar het antwoord op de dubbele vraag uit het Spreukenboek. Het antwoord vinden we uiteindelijk in het Nieuwe Testament. Dat antwoord is verrassend!

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Zoon'

Levend water

Water is de meest voorkomende vloeistof op aarde, een essentieel onderdeel van de natuur en noodzakelijk voor het (ontstaan van) leven.
In dit boekje gaat het niet zozeer over water als vloeistof, maar vooral over geestelijk water. Dat wil zeggen: water als aanduiding van waarachtig leven, voortkomend uit Gods Geest.
Daarnaast verwijst water ook naar Gods Woord, dat levend en krachtig is. Vandaar de titel van dit boekje: levend water.

Ook als e-book verkrijgbaar!

Meer info & bestellen 'Levend water'

Schatten uit Gods Woord - 4

De serie Schatten uit Gods Woord bevat boeken waarin allerlei Bijbelse onderwerpen worden behandeld. Deze onderwerpen kun je zien als schatten die je opgraaft vanuit Gods Woord. David zegt: "De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal" (Ps. 12:7). Hij schrijft dit om daarmee de betrouwbaarheid van Gods woorden te onderstrepen. Zij staan wat dat betreft lijnrecht tegenover de woorden die trouweloze mensen spreken (zie vs. 2-5). Wat God zegt in Zijn Woord kun je zonder meer aannemen; Hij is immers Zelf de waarheid! Daarom is het zo de moeite waard om de Bijbel te lezen, te overdenken en te leren begrijpen. Daar word je wijs van!

Dit vierde deel bevat 22 hoofdstukken over even zoveel onderwerpen. 

Spreuken 3:13-15 zegt:
"Welzalig is de mens die wijsheid vindt,
de mens die inzicht verkrijgt, want
- haar opbrengst is beter dan de opbrengst van zilver en
- haar inkomen beter dan bewerkt goud,
- zij is kostbaarder dan robijnen.
Al jouw wensen zijn met haar niet te vergelijken".

Meer info & bestellen 'Schatten uit Gods Woord - 4'